ECLI:NL:RBMNE:2020:2972

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
16/241123-19 en 16/236942-19 (gev. ttz) (P) 16/123115-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en TBS met voorwaarden na bedreiging met brandstichting en levensbedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 16/241123-19 en 16/236942-19. De verdachte is beschuldigd van ernstige misdrijven, waaronder bedreiging met brandstichting en bedreiging met een misdrijf tegen het leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 306 dagen en heeft daarnaast een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op verschillende data, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoon van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft, gezien zijn verleden van huiselijk geweld en de risico's op herhaling.

De opgelegde TBS met voorwaarden houdt in dat de verdachte zich moet houden aan diverse voorwaarden, waaronder meewerken aan reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, en het naleven van een contactverbod met bepaalde personen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat zij het niet opportuun achtte om deze straf alsnog ten uitvoer te leggen na de huidige veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/241123-19 en 16/236942-19 (gev. ttz) (P)
16/123115-18 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 28 januari 2020. Op deze terechtzitting heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Zijlstra en van hetgeen verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft op 11 februari 2020 vonnis gewezen in de vorm van een tussenbeslissing. Bij dit vonnis heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropend en terstond voor onbepaalde tijd geschorst. Het vonnis van 11 februari 2020 dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het onderzoek ter terechtzitting is hervat op 28 april 2020 en op 14 juli 2020.
Op laatstgenoemde terechtzitting heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.C. Smits en van hetgeen verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, naar voren hebben gebracht.

2.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 28 januari 2020 gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een (niet gemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS of TBS-maatregel) met dwangverpleging.
Ter zitting van 14 juli 2020 heeft de officier van justitie de vordering aangepast, in die zin dat ter zake van de bij vonnis van 11 februari 2020 onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten is gevorderd:
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder het stellen van voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte gedurende de termijn van de TBS-maatregel, te weten:
  • meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • meewerken aan ambulante begeleiding;
  • meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een contactverbod (met mevrouw [A] ) behoudens voor wat betreft het maken van afspraken in overleg met Samen Veilig;
  • een locatieverbod met elektronische controle;
  • dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening
  • meewerken aan controle middelengebruik
- aan verdachte een maatregel op te leggen strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de TBS met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op de zitting van 14 juli 2020 verzocht aan verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen. Voor wat betreft de voorwaarden heeft de raadsman ingestemd met hetgeen door de reclassering is geadviseerd en door de officier van justitie is gevorderd, met dien verstande dat hij vraagtekens heeft geplaatst bij het contact- en locatieverbod. De raadsman heeft verzocht de TBS met voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Verdachte heeft verklaard zich voor de behandeling te zullen inzetten en zich aan de hem op te leggen voorwaarden te zullen houden.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de keuze van de op te leggen straf en maatregel en het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
In het vonnis van 11 februari 2020 heeft de rechtbank zich al uitgelaten over de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de beoordeling daarvan door de rechtbank.
De persoon van verdachte
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 december 2019 (het ‘strafblad’ van verdachte) blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor huiselijk geweld en dat hij ten tijde van het plegen van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd liep van een veroordeling uit 2018.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de volgende rapporten:
  • een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 23 januari 2020, uitgebracht door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus;
  • een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 17 juni 2020, uitgebracht door M. Shashtawy, GZ-psycholoog.
De rechtbank houdt rekening met de inhoud van het rapport van de deskundige Van Os, zoals weergegeven in het vonnis van 11 februari 2020. De deskundige heeft geadviseerd tot oplegging van een TBS-maatregel met als voorwaarden een contactverbod ten aanzien van [A] , behandeling in een ambulante setting, onthouding van drugs en een langdurig toezicht door de reclassering.
Het rapport van de deskundige Shashtawy is uitgebracht na het wijzen van vonnis op 11 februari 2020. Uit dit rapport volgt dat verdachte vanuit zijn (licht) verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek kwetsbaar is voor manipulatie en moeite heeft met het reguleren van zijn emoties en gedrag. Kwetsing en krenking zorgen voor impulsief agressief gedrag, voornamelijk binnen intieme relaties. Het risico op herhaling van zodanig gedrag, voornamelijk huiselijk geweld, wordt, bij een onveranderde situatie, hoog ingeschat.
De deskundige adviseert ambulante behandeling en begeleiding vanuit een forensisch FACT. Daarnaast is hulp noodzakelijk bij de schuldenproblematiek van verdachte en bij het verkrijgen van een stabiele woonsituatie. Het contact van verdachte met [A] en zijn kinderen zal goed gemonitord en eventueel begeleid moeten worden; een contactverbod met [A] behoort echter ook tot de mogelijkheden. Ten slotte adviseert de deskundige een locatieverbod voor wat betreft de woning van [A] en (urine)controle op middelengebruik. De deskundige acht een klinische behandeling niet noodzakelijk en adviseert bovenstaande behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden. Een milder kader is overwogen, maar is in het verleden onvoldoende gebleken. Middels een TBS met voorwaarden is een langdurig toezicht van de reclassering en een stok achter de deur gegarandeerd als het toch misgaat of als verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt.
De op te leggen straf en maatregel
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is, mede in verband met een juiste normhandhaving, van oordeel dat een zodanige straf passend en geboden is; een lichtere strafrechtelijke afdoening zou de aard en de ernst van voornoemde feiten miskennen. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsman heeft bepleit, zal de rechtbank daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur.
Daarnaast is de rechtbank, zoals ook in het vonnis van 11 februari 2020 is overwogen, van oordeel dat een intensieve behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk is. Dit volgde reeds uit het rapport van de deskundige Van Os en is nadien bevestigd door het rapport van de deskundige Shashtawy. Verdachte heeft ook zelf erkend een intensieve behandeling en begeleiding nodig te hebben en heeft verklaard hiervoor open te staan en zich hiervoor te zullen inzetten.
De rechtbank neemt de adviezen van beide voornoemde deskundigen op de daarvoor in hun rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare.
De rechtbank acht oplegging aan verdachte van een TBS-maatregel noodzakelijk. Een milder kader is in het verleden onvoldoende gebleken. Verdachte heeft een zeer stevig vangnet nodig dat ervoor zorgt dat als hij om welke reden dan ook afhaakt, de behandeling en begeleiding zullen worden ingezet dan wel voortgezet. De rechtbank is met de deskundigen Van Os en Shashtawy, de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat deze maatregel dient te worden opgelegd in de vorm van een TBS met voorwaarden.
De rechtbank heeft kennis genomen van een Reclasseringsadvies van 26 juni 2020, uitgebracht door L.M. Benard, reclasseringswerker van Reclassering Nederland, RN Advies- & Toezichtunit3 Midden-Noord te Lelystad. In dit rapport is negatief geadviseerd over oplegging aan verdachte van een TBS met voorwaarden, aangezien de reclassering te weinig mogelijkheden ziet om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Voor het geval toch een TBS met voorwaarden wordt opgelegd, heeft de reclassering geadviseerd tot het opleggen van een aantal voorwaarden, welke betrekking hebben op:
  • het meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • het meewerken aan een ambulante begeleiding;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een contactverbod;
  • een locatieverbod met elektronische controle;
  • een dagbesteding;
  • het meewerken aan schuldhulpverlening;
  • het meewerken aan controle middelengebruik.
Uit voormelde overwegingen volgt reeds dat de rechtbank het negatieve advies van de reclassering met betrekking tot een TBS met voorwaarden zal passeren. De rechtbank zal daarentegen, nu wél een TBS met voorwaarden zal worden opgelegd, de door de reclassering geformuleerde voorwaarden overnemen en in het kader van deze maatregel aan verdachte opleggen. De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsman op dit punt naar voren is gebracht geen aanleiding om af te wijken van het advies tot het opleggen van een contactverbod en een locatieverbod zoals door de reclassering is geformuleerd.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen, althans gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten bedreiging met brandstichting en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Gelet op de inhoud van de rapporten van de deskundige Van Os en Shashtawy, moet naar het oordeel van de rechtbank er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan indien hij niet behandeld wordt. Daarom en gelet op artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank er geen meerwaarde in om naast een TBS met voorwaarden ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking aan verdachte op te leggen.

3.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 4 december 2018 (parketnummer 16/123115-18) is aan verdachte (onder meer) een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 20 dagen voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van 4 december 2018 aan verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd. Daartoe is gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten.
De verdediging heeft zich verzet tegen toewijzing van de vordering van de officier van justitie en gevraagd de vordering af te wijzen, althans de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden proeftijd te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten, zoals bewezen verklaard in dit vonnis.
Desondanks zal de vordering van de officier van justitie worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij het, nu aan verdachte een gevangenisstraf van lange duur alsmede een TBS met voorwaarden zal worden opgelegd, niet opportuun acht dat na het beëindigen van de gevangenisstraf en de TBS-maatregel voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.

4.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 57, 180, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1, 2, 3 en 4 laste gelegde feiten bewezen zoals in rubriek 5 van het vonnis van 11 februari 2020 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals in rubriek 6 van het vonnis van 11 februari 2020 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 306 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte (de ter beschikking gestelde). Deze voorwaarden houden in dat de verdachte zich zal houden aan de navolgende voorwaarden / de navolgende voorwaarden zal nakomen:

Vaststellen van zijn identiteit
Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit verleent verdachte medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt hij een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;

Meewerken aan reclasseringstoezicht
Verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht, onder meer inhoudende dat hij:
- zich meldt op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dit nodig is;
- medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit zoals hiervoor omschreven;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de reclassering een actuele foto verstrekt waarop zijn gezicht herkenbaar is of medewerking verleent aan het maken van een dergelijke foto (welke foto nodig is voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid);
- meewerkt aan huisbezoeken;
- de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, indien dat van belang is voor het toezicht;
- meewerkt aan een time-out in een FPK of FPA of andere instelling, indien de reclassering dat nodig acht. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
- niet naar het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal reizen zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;

Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door ForFACT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct na vrijlating en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft bij Kwintes of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na vrijlating en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;

Contactverbod
Verdachte heeft geen enkel contact met mevrouw [A] en met zijn kinderen, behoudens op de wijze zoals (mogelijk) in onderling overleg tussen Samen Veilig, de gezinsvoogdijinstelling van de kinderen en de reclassering wordt afgesproken. Buiten deze afspraken om zoekt verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact met [A] of zijn kinderen;

Locatieverbod
Verdachte bevindt zich niet in [woonplaats] (gemeente Dronten), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod;

Dagbesteding
Verdachte beschikt over een (betaalde) dagbesteding welke is goedgekeurd door de reclassering. Hij verandert niet zonder toestemming van de reclassering van werkgever. Indien verdachte geen dagbesteding heeft, zal hij zich inspannen voor het verkrijgen van een (betaalde) dagbesteding;

Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Indien geïndiceerd door de reclassering houdt verdachte zich aan een (geheel) verbod op alcohol en drugs;
- geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de TBS met voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/123115-18
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en
H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2020.
Mr. Beljaars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.