Naar het oordeel van de rechtbank wordt [minderjarige 1] ernstig bedreigd in haar ontwikkeling in de opvoedsituatie bij de moeder en de oma en wel om de volgende redenen.
De moeder houdt al jarenlang ieder contact tussen [minderjarige 1] en de vader consequent af en daarin wordt zij gesteund door de oma. Eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof heeft de moeder simpelweg niet opgevolgd en ook opgelegde dwangsommen kunnen haar niet bewegen om contact tussen [minderjarige 1] en haar vader toe te staan. Als rechtvaardiging voor deze houding voert de moeder aan dat zij zeer negatieve ervaringen heeft met de vader en dat zij [minderjarige 1] daarom tegen hem wil beschermen. De beschuldigingen die zij daarbij tegen de vader uit, worden steeds heftiger naarmate de tijd verstrijkt. Waar zij aanvankelijk de vader afschilderde als een intimiderende en dominante man die haar emotioneel onder druk zou zetten, beschuldigt zij de vader inmiddels van fysieke mishandelingen en meerdere verkrachtingen. De vader zou daarom niet in staat zijn om te zorgen voor [minderjarige 1] . De moeder stelt in haar stukken zelfs dat zij verwacht dat vader [minderjarige 1] zal ombrengen als hij omgang met haar zou hebben. Deze ernstige beschuldigingen worden op geen enkele manier onderbouwd met objectieve informatie. Ook komen de door de moeder en de oma geuite beschuldigingen niet overeen met het beeld van vader zoals dat naar voren komt in het rapport van de Raad. De Raad benoemt namelijk in zijn rapport dat er geen aanwijzingen zijn dat de vader zijn ouderrol niet zou kunnen invullen. Ook vermeldt de Raad dat de vader bereid is om mee te werken aan alle hulpverlening. Op de zitting heeft de vader dat ook bevestigd.
Het in toenemende mate belasteren van de vader, zonder objectiveerbare onderbouwing, en het onthouden van elk contact van [minderjarige 1] met vader, maakt dat de rechtbank zich ernstig zorgen maakt over de emotionele stabiliteit van de moeder en het effect daarvan op [minderjarige 1] . [minderjarige 1] wordt door deze houding niet in staat gesteld om een evenwichtig beeld van haar vader te krijgen. Als daar geen verandering in komt, zal dit negatieve gevolgen hebben voor haar identiteitsontwikkeling. De vader vormt immers (alleen al in biologische zin) een wezenlijk onderdeel van [minderjarige 1] . Uit het raadsrapport blijkt dat de vader door de oma consequent als verwekker wordt omschreven. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat [minderjarige 1] consequent hoort en ervaart dat de vader ‘slecht’ is. Daardoor kan zij, zoals de Raad ook in zijn rapport schrijft, het gevoel krijgen dat zij ook niet goed is.
Wat de rechtbank verder ernstig zorgen baart, is dat [minderjarige 1] nog steeds niet op de hoogte is wie haar vader is. Dit terwijl de moeder en de oma al meerdere keren door verschillende instanties zijn gewezen op het belang van een snelle en duidelijke statusvoorlichting. Ook in zijn rapport van 15 april 2020 en op de zitting van 2 juli 2020 heeft de Raad herhaald dat [minderjarige 1] zo spoedig mogelijk statusvoorlichting moet krijgen. Dit deskundig advies wordt door de moeder en de oma genegeerd en in de wind geslagen. Op de zitting heeft de oma verklaard dat pas als [minderjarige 1] zelf met vragen gaat komen, de moeder en zij haar zullen gaan voorlichten, onder zorgvuldige begeleiding van een psycholoog. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige 1] dat daarmee wordt gewacht totdat zij daar zelf vragen over gaat stellen. Er kan namelijk nog behoorlijk wat tijd verstrijken voordat dat gebeurt. En zoals de Raad schrijft in zijn rapport geldt dat, hoe eerder een kind weet van de andere ouder, hoe makkelijker dit in het levensverhaal van het kind vorm en betekenis kan krijgen. Het onthouden van statusvoorlichting aan [minderjarige 1] kan ernstige gevolgen hebben voor haar identiteitsontwikkeling.
De rechtbank vindt het verder zorgelijk dat de moeder niet aanspreekbaar lijkt te zijn op haar handelen. Zo komt zij niet opdagen op afspraken met de Raad en de GI. Zoals de Raad benoemt in zijn rapport, biedt zij daardoor geen inzicht in wie zij is als opvoeder en neemt zij daardoor onvoldoende haar rol als verantwoordelijk opvoeder. Ook verschijnt de moeder structureel niet op de zittingen, zelfs ondanks dat de rechtbank haar heeft bevolen om persoonlijk te verschijnen. De (evenmin met stukken geobjectiveerde) verklaring die de moeder daarvoor geeft, is dat haar angst voor vader en haar PTSS maakt dat de zittingen te belastend voor haar zijn. Dit maakt dat de rechtbank zich zorgen maakt over de emotionele beschikbaarheid en psychische draagkracht van de moeder als opvoeder van [minderjarige 1] . Het lukt de moeder kennelijk niet haar eigen angsten het hoofd te bieden. Zij lijkt zich daarbij te verschuilen achter de oma, die tijdens de zittingen als woordvoerster naar voren wordt geschoven.
Door deze ontwijkende houding van de moeder bestaat er ook weinig zicht op hoe het werkelijk gaat met [minderjarige 1] . De enige informatie die daarover beschikbaar is, zijn de verklaringen die de moeder en de oma zelf door mensen uit hun netwerk hebben laten opstellen. Weliswaar komen daar geen directe zorgen over het welzijn van [minderjarige 1] uit naar voren, maar deze verklaringen geven wel een eenzijdig beeld van de situatie. De rechtbank maakt zich daarbij niet zozeer zorgen over de basale opvoeding en veiligheid van [minderjarige 1] op dit moment, maar vindt dat de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] met name gelegen is in het feit dat moeder structureel niet in staat is gebleken aan de ontwikkelingsbehoefte van [minderjarige 1] te voldoen, waardoor er op dit moment een ernstige bedreiging van haar ontwikkeling is.