ECLI:NL:RBMNE:2020:2954

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
19/2966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag arrangement B voor overstap naar niet substantieel bezwarende functie

In deze zaak heeft eiser, werkzaam als senior transportgeleider bij de [werkgever], een aanvraag ingediend voor arrangement B op basis van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie. Verweerder, de Minister van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden. Eiser stelde dat zijn gekozen studie HBO Bachelor European Studies zijn kansen op de arbeidsmarkt zou vergroten, maar verweerder betwistte dit en vond de aanvraag niet realistisch. Eiser heeft zijn standpunt in beroep herhaald, maar de rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de studie zijn kansen op de arbeidsmarkt zou verbeteren en dat de aanvraag in feite een nieuwe aanvraag was, waarvoor geen aanleiding was om deze te beoordelen, gezien de afloop van de Tijdelijke regeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2966

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.G. Bakker),
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Haddink).

Inleiding en procesverloop

Eiser is sinds werkzaam bij de [werkgever] , sinds 1 maart 2017 in de functie van senior transportgeleider LBB. Dit is een zogenoemde substantieel bezwarende functie (SB-functie). Op grond van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie (de Tijdelijke regeling) kan verweerder met eiser loopbaanafspraken maken die gericht zijn op de overstap naar een andere functie. Verweerder kan eiser daarbij een arrangement toekennen waarbij, kort samengevat, zijn scholingskosten worden vergoed.
Op 18 december 2018 heeft eiser een aanvraag bij verweerder ingediend om toekenning van dit arrangement.
Bij besluit van 7 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde, mr. I. van der Linden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eiser in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag aan te passen.
Verweerder heeft op 11 juni 2020 een aanvullend besluit genomen. Eiser heeft op
30 juni 2020 een reactie ingediend.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om deze zaak zonder nadere zitting af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Standpunten van partijen
1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het aangevraagde arrangement B ertoe moet leiden dat binnen de gestelde termijn van vier de overstap naar een niet SB-functie binnen of buiten de [werkgever] gemaakt kan worden. Volgens verweerder is het plan van aanpak van eiser niet realistisch, omdat eiser met de beoogde HBO Bachelor European Studies niet de door hem beoogde functies kan uitoefenen. Eiser voldoet daarom niet aan de voorwaarden van arrangement B.
2. Eiser voert in beroep aan dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Hij wijst erop dat de keuze voor arrangement B inhoudt dat iemand zich richt op een baan binnen of buiten de overheid. De keuze voor een studie moet aantoonbaar de kansen op de arbeidsmarkt binnen of buiten de overheid vergroten. Door het volgen van de door eiser gekozen studie, voldoet hij aan deze voorwaarde. Eiser meent daarom dat hij in aanmerking komt voor arrangement B.
3. Verweerder heeft zich op 11 juni 2020 aanvullend op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk is om een nieuwe, meer realistische aanvraag te doen. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat ook de 4-jarige bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid niet realistisch is. Verweerder blijft van mening dat de aanvraag op goede gronden is afgewezen.
4. Eiser heeft zich op 30 juni 2020 aanvullend op het standpunt gesteld dat hij op
31 januari 2020 een gewijzigd plan van aanpak heeft opgesteld. Uit dit plan blijkt is duidelijk dat zijn kansen op de arbeidsmarkt aantoonbaar worden vergroot.

Overwegingen

5. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn plan van aanpak heeft aangegeven dat hij de
vierjarige studie HBO Bachelor European Studies wil gaan volgen. Het doel van eiser is om binnen vier jaar een nieuwe functie als bedrijfsjurist binnen de DV&O te bekleden of uit dienst te treden voor een functie van advocaat internationaal. Tijdens de hoorzitting heeft eiser verklaard dat hij zich niet concreet op deze functies wil richten, maar dat zij als voorbeeld gelden voor de mogelijkheden die de opleiding biedt. Eiser heeft aangevuld dat hij na afloop van de opleiding ook de functie van diplomaat of juridisch medewerker zou kunnen uitoefenen. Verder heeft eiser verklaard dat hij zich voor enkele functies in de toekomst verder dient te specialiseren en/of een vervolgopleiding moet volgen.
6. De rechtbank stelt verder vast dat ter zitting is gebleken dat eiser niet langer de vierjarige studie HBO Bachelor European Studies wil gaan volgen. Hij wenst alleen het eerste jaar van deze studie te volgen, om vervolgens een Bachelor Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit te gaan volgen. Ook in het gewijzigde plan van aanpak, dat eiser na de zitting heeft overgelegd, heeft eiser dit aangegeven.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, omdat niet is gebleken dat de door hem gevraagde studie HBO Bachelor European Studies zijn kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Van belang is dat eiser zijn motivatie voor de vierjarige studie HBO Bachelor European Studies niet duidelijk naar voren heeft gebracht. Eiser heeft niet concreet aangegeven welke functie hij met deze studie wil én kan gaan uitoefenen. Hij heeft met name functies naar voren gebracht, waarvoor een universitaire studie Rechten nodig is.
8. In de beroepsfase is gebleken dat eiser enkel het eerste jaar van de studie HBO Bachelor European Studies wil gaan volgen. Hij wil aansluitend doorstromen naar de studie Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit om uiteindelijk een functie als jurist te kunnen uitoefenen. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de aard van de aanpassing dat nu in feite sprake is van een geheel nieuwe aanvraag. Voor een beoordeling daarvan heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien, aangezien de Tijdelijke regeling op 1 januari 2019 afliep.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 juli 2020 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.