4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard:
‘Op 14 januari 2020 heb ik de woning aan [adres 2] in [plaatsnaam 1] verlaten. Op 14 januari 2020 te 20:45 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken en dat er enig goed was weggenomen. Ik zag namelijk dat het raam opengebroken was aan de achterzijde.(…)
Bijlage goederen: Diverse kleding (nieuw), weggenomen in witte "retrobag", paspoort, cosmetica, sieraden, geld: 600 EUR, geld: 350 GBP, luidspreker (…).’
[A] heeft het volgende verklaard:
‘Op dinsdag 14 januari 2020 omstreeks 18.00 uur was ik in mijn woning, gevestigd aan [adres 3] te [plaatsnaam 1] . Ik hoorde opeens een soort harde breekgeluiden. Ik hoorde dat het vanaf de achterzijde van mijn woning kwam. Het klonk alsof er iets met veel geweld gebeurde, een soort harde breekgeluiden.’
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] hebben het volgende verklaard:
‘De dader(s) hebben aan de achterzijde van de woning, door met een schroevendraaier en een breekijzer in de sluitnaad van het raam en het raamkozijn te wrikken, een raam opengebroken.’
Op het kozijn van het inklimraam is een schoenspoor aangetroffen. Dit schoenspoor is veilig gesteld en voorzien van het unieke Sporen Identificatie Nummer (hierna: SIN) AAMO5443NL.
Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben het volgende verklaard:
‘Op 3 februari 2020 ontving ik:
[A] Een paar schoenen het merk Nike, maat 44,5 en voorzien van SIN AAMFI7575NL, inbeslaggenomen onder [medeverdachte 1] ;
(…)
[C] Een paar schoenen het merk Nike, type Running Zoom Fly SP, maat 45 en voorzien van SIN AAMFI7577NL, inbeslaggenomen onder [verdachte] .
Het schoenafdrukspoor 1 [voorzien van SIN AAMO5443NL, rechtbank] toont twee fragmenten, hierna te noemen schoenafdrukspoor 1.1 en schoenafdrukspoor 1.2.
Het schoenafdrukspoor 1.1 toont een afdruk van de zool van een schoen met een profiel bestaand uit geometrische vormen, zowel blokken als lijnen.
Het schoenafdrukspoor 1.2 toont een afdruk van de zool van een schoen met een profiel bestaand uit vierkante blokken.
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concluderen wij, dat:
- het schoenafdrukspoor [1.1 ] is veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de schoenen [C]. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet worden vastgesteld, dat het spoor daadwerkelijk is veroorzaakt met de linkerschoen [C].
- het schoenafdrukspoor [1.2] is veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de schoenen [A]. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet worden vastgesteld, dat het spoor daadwerkelijk is veroorzaakt met een van de schoenen [A].
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard:
‘Ik ben de eigenaar van een personenauto van het merk BMW, voorzien van het kenteken [kenteken] . Op 14 januari 2020 parkeerde ik mijn auto te [plaatsnaam 1] . Even later, omstreeks 18.45 uur wilde ik vertrekken. Ik zag links voor de woning een jongen staan. Ik zag dat zij (de rechtbank begrijpt: de moeder van aangever) werd aangesproken door die jongen.Ik ben in de tussentijd, toen mijn moeder met die jongen sprak, naar boven gelopen via de trap in de hal bij de voordeur. De voordeur bleef toen openstaan. Ik wilde mijn autosleutels pakken maar ik kon ze niet vinden. Ik hoorde toen plotseling een auto starten voor de woning van mijn ouders. Wij zagen dat mijn auto wegreed. Ik zag dat er een manspersoon in mijn auto weg reed.’
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben het volgende verklaard:
‘Op dinsdag 14 januari 2020 kregen wij de melding van de meldkamer dat omstreeks 19.56 uur een voertuig door de ANPR (automatic numberplate registration) camera was gereden op de rijksweg A1 rechts ter hoogte van [plaatsnaam 3] in de richting van [plaatsnaam 4] . Het voertuig wat door de genoemde ANPR-camera was gereden betrof een BMW 5 serie met Nederlands kenteken [kenteken] (…).’
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben het volgende verklaard:
‘Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag dat bij de BMW met kenteken [kenteken] , de voor- en achterportier aan de rechterzijde open gingen. Ik zag dat er twee personen uitstapten. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag dat deze twee personen in de rechter richting vanuit de BMW gezien weg renden. Ik heb deze bevindingen doorgegeven aan de overige collega's via de mobilofoon. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag dat het bestuurdersportier open ging. Ik zag dat er een persoon uitstapte. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag dat deze persoon in de linker richting vanuit de BMW gezien wegrende. Ik ben zelf achter deze verdachte aangerend. Ik zag dat de verdachte hooibalen naderde. Wij zijn op de hooibalen geklommen om een overzicht te krijgen. Bij het van boven af schijnen zag ik, verbalisant [verbalisant 6] , onder een hooibaal aan een been met trainingsbroek uitsteken. Ik herkende deze trainingsbroek als behorende bij de verdachte [medeverdachte 2] . Hierop zijn wij verbalisanten naar beneden gegaan en hebben de verdachte aangetroffen en aangehouden.’
Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] hebben het volgende verklaard:
‘Op 14 januari 2020 omstreeks 20.06 uur hoorden wij via de portofoon dat de collega's het betreffende gestolen voertuig zien rijden. Wij verbalisanten hoorden dat het betreffende voertuig de afslag [plaatsnaam 4] -Zuid namen onderaan de afrit rechtsaf sloeg de [straatnaam] te [plaatsnaam 2] op.(…) Op het moment dat ik verbalisant [verbalisant 9] het grote licht van ons voertuig aanzette, zien wij twee verdachten rennen. Wij zagen dat ter hoogte van de achtertuin van een woning de beiden verdachten op de grond gingen liggen met hun armen gespreid.
Ik verbalísant [verbalisant 9] hield op dinsdag 14 januari 2020, omstreeks 20.10 uur de verdachte aan welke naar later onderzoek bleek te zijn:
Achternaam: [medeverdachte 1]
Voornamen: [voornamen van medeverdachte 1] (…)
Ik, verbalisant van [verbalisant 8] , hield op dinsdag 14 januari 2020, omstreeks 20.10 een
verdachte aan welke naar later onderzoek bleek te zijn:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [voornamen van verdachte] (…)
Ik verbalisant van [verbalisant 8] , heb verdachte [verdachte] aan de kleding onderzocht naar een identiteitbewijs. Tijdens deze fouillering vond ik in de linker binnenzak van de verdachte een Nederlands kentekenbewijs deel 1. Ik zag dat dit kentekenbewijs
behoorde tot een motorvoertuig met kenteken [.] .’
Verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 2] hebben het volgende verklaard:
‘Wij hebben het voertuig doorzocht. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat achter de bestuurdersstoel op de achterbank een witte tas stond. Ik zag dat op deze tas de letters 'Retrobag' stond. Ik zag dat in de tas het volgende zat:
- Een uniform broek met de opdruk Securitas.
- Een uniform jas met de opdruk Securitas.
- Een paar schoenen van het mark Hugo Boss.
- Meerdere parfums en een deo busje. ’
Aangever [slachtoffer 1] heeft de in het gestolen voertuig aantroffen witte tas herkend als de zijne. Hij verklaarde dat ook de inhoud van de tas van hem was.
In de fouillering van verdachte is een sleutel aangetroffen. Aangever [slachtoffer 2] heeft de sleutel herkend als zijn huissleutel.
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
‘Het klopt dat ik die bewuste avond voor de woning van aangever [slachtoffer 2] de weg heb gevraagd’.
Bewijsoverwegingen:
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 14 januari 2020 heeft er rond 18.00 uur een woninginbraak plaatsgevonden aan [adres 2] te [plaatsnaam 1] . De buurvrouw (nummer [nummeraanduiding] ) heeft rond dit tijdstip harde breekgeluiden gehoord aan de achterzijde van de woning. Uit forensisch onderzoek aan de woning van aangever [slachtoffer 1] blijkt dat met behulp van een breekijzer en een schroevendraaier een raam is opengebroken.
Omstreeks 18.45 uur is er een BMW weggenomen aan de [adres 4] te [plaatsnaam 1] . Deze BMW wordt vervolgens rond 19.56 uur gesignaleerd op de Rijksweg A1 ter hoogte van [plaatsnaam 3] . Nadat de BMW tot stilstand is gekomen rennen er drie jongens uit de auto: medeverdachte [medeverdachte 2] vanaf de bestuurderskant en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] vanaf het voor- en achterportier aan de rechterzijde van de auto. Nadat de verdachten zijn aangehouden worden er in de auto goederen gevonden die zijn weggenomen bij de woninginbraak aan [adres 2] .
Verdachte is samen met de medeverdachten aangetroffen in de BMW. Verdachte heeft daarover op zitting verklaard dat hij bij een vriend was ingestapt en dat hij niet wist dat de auto gestolen was. De rechtbank vindt die verklaring niet aannemelijk. Verdachte is enkele ogenblikken voor het wegnemen van de auto voor de woning van de ouders van aangever [slachtoffer 2] gezien, en daarnaast is onder verdachte zowel het kentekenbewijs van de gestolen auto als de huissleutel van aangever [slachtoffer 2] aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het korte tijdsbestek tussen de woninginbraak, het wegnemen van de auto en het aantreffen van de verdachten met de gestolen goederen, alsmede het niet geven van een aannemelijke verklaring voor het onder zich hebben van de gestolen goederen, het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank heeft bij haar overtuiging dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak aan [adres 2] te [plaatsnaam 1] voorts in aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek volgt dat de twee aangetroffen schoenafdruksporen zijn veroorzaakt met schoenen, soortgelijk aan de schoenen van verdachte respectievelijk medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging.