ECLI:NL:RBMNE:2020:2912
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 371.000,--, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2018. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 9 juni 2020, die vanwege coronamaatregelen via Skype plaatsvond, heeft eiser een lagere waarde van € 339.000,-- voorgesteld, terwijl de verweerder een verlaging naar € 349.000,-- voorstelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde van € 371.000,-- en heeft het beroep van eiser gegrond verklaard. De rechtbank heeft de WOZ-waarde van de woning uiteindelijk schattenderwijs vastgesteld op € 345.000,--. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 524,-- en het griffierecht van € 47,-- aan eiser vergoed.