4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zij het voor een kortere duur dan ten laste gelegd, op grond van de volgende feiten en omstandigheden uit de wettige bewijsmiddelen.
Op 25 augustus 2019 trof de politie de taalcoach van aangeefster, [getuige] , bij de woning van aangeefster. Zij verklaarde dat:
- zij en aangeefster bang zijn dat verdachte de oudste kinderen heeft ontvoerd naar Syrië;
- verdachte heeft aangegeven dat hij ook de jongste dochter mee gaat nemen naar Syrië.
Aangeefster verklaarde dat zij zaterdagavond 24 augustus 2019 gebeld werd door haar dochter en dat haar dochter helemaal overstuur was en behoorlijk aan het huilen was:
- verdachte had tegen haar en haar broertje gezegd naar Nederland te reizen om ook hun zusje op te halen;
- de kinderen meerdere malen hebben aangegeven terug naar Nederland te willen maar dat verdachte dat niet wil.
Aangeefster verklaarde dat zij op 25 augustus 2019 nogmaals telefonisch contact met haar dochter heeft gehad om na te gaan of het klopt dat verdachte onderweg was naar Nederland;
- ze hoorde dat haar dochter dit bevestigde en dat ze behoorlijk overstuur was en aan het huilen was;
- haar dochter aan verdachte gevraagd heeft of ze mee terug naar Nederland mocht;
- dat dit van verdachte niet mocht en dat ze bij de familie in Syrië moesten blijven;
- haar dochter vertelde dat verdachte zou reizen via Libanon en Frankrijk en dan naar Nederland en dat hij 25 augustus 2019 zou aankomen op de Luchthaven van Eindhoven.
Op 25 augustus 2019 doet aangeefster ( [aangeefster] ) aangifte van onttrekking aan het ouderlijk gezag van hun twee minderjarige kinderen: [dochter] , geboren op [2005] en [zoon] , geboren op [2009] .
Uit onderzoek door de politie blijkt dat verdachte op de passagierslijst staat van Transavia voor de vlucht komende vanuit Nice en welke zou landen om 22.50 uur op Eindhoven.
Uit het dossier volgt dat aangeefster in eerste instantie op de hoogte was van het feit dat verdachte met de minderjarige [dochter] en [zoon] naar Syrië was gegaan (zie proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2020 (vertaalde WhatsApp gesprekken), p. 324 in samenhang met bijlage p. 328 en p. 340). Uit het dossier volgt echter ook dat de bedoeling was dat dit tijdelijk was, voor vakantie, althans in ieder geval voordat de school weer zou beginnen (zie onder meer het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2019, p. 28).
Toen aangeefster van haar kinderen begreep dat zij terug wilden naar Nederland, maar dat zij nog steeds in Syrië waren en dat verdachte ondertussen in zijn eentje naar Nederland terugkwam, terwijl hij de kinderen in Syrië achterliet, en bovendien van plan was om ook het jongste kind op te halen en naar Syrië te brengen, raakte zij in paniek en heeft zij aangifte gedaan. Dit was immers niet volgens de afspraak die zij samen hadden gemaakt. Uit deze omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank een terechte vrees van aangeefster dat verdachte, zonder haar toestemming, de kinderen (voorgoed) in Syrië wilde laten blijven en daarmee dat hij vanaf dat moment zonder haar toestemming handelde en zich schuldig maakte aan onttrekking van de kinderen aan haar gezag.
Verweer van de raadsman: verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat aangeefster op een aantal punten aantoonbaar onjuist heeft verklaard.
Hoewel de rechtbank hiervoor ook aanwijzingen ziet, geldt dit niet voor alles wat aangeefster heeft verklaard. De rechtbank heeft alleen die verklaringen van aangeefster gebruikt die tevens door ander, objectief bewijs, worden ondersteund.
Immers, dat verdachte in zijn eentje onderweg naar Nederland was, blijkt uit onderzoek van de politie (zie het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2019, p. 31): verdachte stond op de passagierslijst van Transavia voor de vlucht van Nice naar Eindhoven op 25 augustus 2019, alwaar hij ook is aangekomen en vervolgens aangehouden. En dat het niet de bedoeling was dat de kinderen in Syrië zouden blijven, blijkt onder meer uit de gesprekken tussen verdachte en de kinderen (zie proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2019, p. 267-268 met bijlage p. 280 en 281): [dochter] zegt tegen verdachte dat zij terug naar Nederland willen komen; verdachte zegt tegen [dochter] dat zij niet mogen vertrekken; [dochter] zegt dat zij niet meer hier willen blijven en dat zij de school gaan missen; verdachte zegt dat zij daar (de rechtbank begrijpt: in Syrië) naar school zullen gaan; [dochter] zegt dat zij in Nederland naar school wil gaan. Verdachte wordt boos en zegt dat hij eerst vrij moet komen.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman van verdachte.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zij het voor een kortere periode dan ten laste is gelegd. Nu uit het dossier volgt dat verdachte in eerste instantie met toestemming van aangeefster met de kinderen naar Syrië is vertrokken en pas kort voordat aangeefster op 25 augustus 2019 aangifte doet bij haar het besef is gekomen dat verdachte de kinderen in Syrië wil laten blijven, hetgeen tegen haar wil is, heeft pas vanaf dat moment, de rechtbank stelt vast op 24 augustus 2019, de daadwerkelijke onttrekking van het gezag plaats gevonden. De rechtbank zal derhalve de ten laste gelegde periode verkorten tot 24 en 25 augustus 2019.