In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011, die onder toezicht is gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming. De minderjarige, hierna aangeduid als [voornaam van minderjarige], is sinds 30 september 2013 onder toezicht gesteld en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing die voor het laatst is verlengd tot 17 juli 2020. De kinderrechter heeft eerder beslissingen genomen in deze procedure, waarbij de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing steeds zijn verlengd.
De kinderrechter heeft op verzoek van de moeder een NIFP-onderzoek laten uitvoeren naar de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] en de opvoedcapaciteiten van de moeder. Uit het onderzoek blijkt dat [voornaam van minderjarige] niet goed ontwikkeld is en dat de moeder niet in staat is om de benodigde zorg en begeleiding te bieden. De moeder is het niet eens met de uitkomsten van het onderzoek en stelt dat zij met hulpverlening in staat is om voor [voornaam van minderjarige] te zorgen.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] en dat de moeder niet over de benodigde pedagogische vaardigheden beschikt. Daarom heeft de kinderrechter besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten tot 17 september 2020. Tevens is bepaald dat een volgend verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en/of machtiging uithuisplaatsing door de meervoudige kamer moet worden behandeld, gezien de tegenstellingen tussen de GI en de moeder.