In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juli 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft op 28 mei 2020 een verzoek ingediend om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een periode van negen maanden, wat tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2020 is gewijzigd naar een jaar. De ouders van de minderjarige zijn akkoord gegaan met dit verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige bedreigd wordt, onder andere door een gebrek aan contact met de vader en de moeilijkheden die de moeder ondervindt bij het behouden van balans in het gezin. De kinderrechter heeft geoordeeld dat hulpverlening noodzakelijk is om zowel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen als het contact met de vader te herstellen. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.