In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juli 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [voornaam van minderjarige]. De minderjarige staat onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) sinds 9 februari 2019, en de ondertoezichtstelling is herhaaldelijk verlengd. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 21 augustus 2020. De kinderrechter had eerder op 3 juli 2020 al een gedeeltelijke machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een periode van vier weken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2020 werd besproken dat [voornaam van minderjarige] momenteel verblijft bij het gezin van een vriendin. De ouders van [voornaam van minderjarige] steunen het verzoek van de GI om de uithuisplaatsing te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft [voornaam van minderjarige] om haar mening gevraagd, en zij heeft aangegeven dat zij ook graag bij het gezin van de vriendin wil blijven.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden voor een machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld. [voornaam van minderjarige] is al meerdere keren uit huis geplaatst, en telkens escaleert de situatie bij de ouders. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen van 31 juli 2020 tot 21 augustus 2020, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.