In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1980, die verblijft in [naam instelling] te [plaatsnaam]. De officier van justitie had op 19 juni 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond plaats op 3 juli 2020, waarbij de advocaat van betrokkene, mr. N.J. Hos, aanwezig was. Betrokkene verklaarde dat het beter met hem ging en dat hij graag naar huis wilde, maar de arts gaf aan onvoldoende vertrouwen te hebben in een vrijwillige behandeling. De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Daarom verleende de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 3 januari 2021, om ervoor te zorgen dat betrokkene zijn medicatie blijft innemen en een nieuwe terugval te voorkomen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.R. Scharrenborg en schriftelijk uitgewerkt op 17 juli 2020.