ECLI:NL:RBMNE:2020:2879

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
505686 / HA RK 20-179
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in kort geding over omgangsregeling tussen ouders

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechter in een kort geding. Verzoekers, de vader en moeder van een dochter, hebben de rechter gewraakt omdat zij vonden dat deze niet onpartijdig was. Het wrakingsverzoek van de stiefvader werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen procespartij was in de hoofdzaak. De moeder werd wel ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld, waaronder het niet toelaten van de stiefvader tot de zitting en het niet horen van de dochter. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter procesbeslissingen had genomen die niet als vooringenomenheid konden worden aangemerkt. De rechter had de standpunten van beide partijen gehoord en zijn beslissing gemotiveerd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigd vermoeden van vooringenomenheid bestond en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 505686 / HA RK 20-179
Schriftelijke uitwerking van de beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 16 juli 2020
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] en [verzoeker],
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers, dan wel [verzoekster] of [verzoeker] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • een faxbericht van verzoekers van 13 juli 2020 met daarin een wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van mr. D. Wachter van 15 juli 2020
  • een e-mailbericht van mr. M. Veldman, gemachtigde van [verzoekster] in de hoofdzaak, van 16 juli 2020
1.2.
Verzoekers hebben op 13 juli 2020 mr. D. Wachter (verder te noemen: de rechter) gewraakt in het kort geding met zaaknummer 504626 KG ZA 20-299. In die zaak vordert [A] (de vader) nakoming door [verzoekster] (de moeder) van de omgangsregeling ten aanzien hun dochter [dochter] . De zitting van de voorzieningenrechter heeft op 9 juli 2020 plaatsgevonden.
1.3.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 16 juli 2020 achter gesloten deuren behandeld. Bij de behandeling waren aanwezig: verzoekers, de rechter en de belanghebbende [A] .
1.4.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de zittingsaantekeningen van de zitting van 9 juli 2020.
1.5.
Deze beslissing vormt de schriftelijke vastlegging van de op 16 juli 2020 door de wrakingskamer na afloop van de behandeling gegeven mondelinge beslissing.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers hebben zes gronden voor het verzoek tot wraking geformuleerd. Ten eerste heeft de rechter [verzoeker] , stiefvader van [dochter] , niet tot de zitting op 9 juli 2020 toegelaten en daarmee heeft de rechter geweigerd om een partij die beschikbaar was te horen. [verzoeker] was aanwezig, omdat [verzoekster] ziek was. Ten tweede heeft de rechter het aanbod geweigerd om [dochter] te horen, terwijl het van belang was om haar gedachten te vernemen over de coronacrisis. Voorts heeft de rechter aangenomen dat [verzoekster] de omgangsregeling saboteert. Ten vierde heeft de rechter ondanks een reeks van aanwijzingen voor het belang daarvan nagelaten onderzoek te doen. Ten vijfde heeft de rechter overwogen dat de familierechter in een eerdere procedure tussen [verzoekster] en [A] overleg tussen hen verboden heeft, om daarmee – zo begrijpt de wrakingskamer - zijn beslissing om geen ruimte te bieden voor nader overleg tussen [verzoekster] en [A] te motiveren. Ten slotte heeft de rechter een oplossing gezocht in een eenzijdig gesprek met [A] .
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie merkt de rechter het volgende op over de wrakingsgronden. Hij heeft [verzoeker] niet toegestaan de besloten zitting bij te wonen, omdat deze geen procespartij is. Het voorstel om [dochter] te horen is ter zitting gedaan. Dit heeft de rechter niet gehonoreerd, omdat hij op de vordering kon beslissen zonder haar te horen. De rechter meent dat uit de procestukken af te leiden valt dat [verzoekster] bewust de omgangsregeling niet nagekomen is en sabotage is daar een passende beschrijving voor. Uit de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de omgangsregeling is vastgesteld, kan worden afgeleid dat direct contact tussen de ouders niet wenselijk werd geacht gelet op het verstoorde communicatiepatroon. De rechter heeft hiernaar verwezen, zonder daarover een mening te geven. De rechter stelt [A] gevraagd te hebben naar zijn vakantieplannen, waarop [A] heeft geantwoord dat hij de vakantie (thuis) in Nederland ging doorbrengen. De gemachtigde van [verzoekster] heeft de gelegenheid gehad hierop te reageren.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. [verzoeker] is geen partij in het kort geding met kenmerk 504626 KG ZA 20-299 en de wrakingskamer zal hem dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot wraking van de rechter.
3.2.
[verzoekster] kan wel worden ontvangen in het wrakingsverzoek. De wrakingskamer overweegt daarom verder als volgt.
3.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.4.
Het weigeren om [verzoeker] toe te laten tot de zitting en de weigering in te gaan op het ter zitting gedane aanbod om [dochter] te horen zijn procesbeslissingen van de rechter. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Alleen als een beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Daarvan is in dit geval geen sprake.
3.5.
Over de wrakingsgrond dat sprake is van vooringenomenheid omdat de rechter aangenomen heeft dat [verzoekster] de omgangsregeling saboteert, overweegt de wrakingskamer als volgt. Ter zitting heeft de rechter [A] , diens gemachtigde en de gemachtigde van [verzoekster] gehoord, waarbij de standpunten over en weer naar voren gebracht zijn. Daarna heeft de rechter, aan het einde van de zitting, medegedeeld wat de inhoud van zijn beslissing zou zijn. Hij heeft die beslissing gemotiveerd en in dat kader gezegd dat het er alle schijn van heeft dat de omgangsregeling wordt gesaboteerd. Dit is onderdeel van de motivering die aan de beslissing ten grondslag ligt. Op dat moment had de rechter de standpunten van partijen gehoord en gewogen en deelde hij mee wat de uitkomst van zijn beoordeling was. Het gewraakte onderdeel van de motivering van de beslissing van de rechter kon toen geen aanleiding meer geven tot een vermoeden van vooringenomenheid bij de rechter.
3.6.
Over de overige wrakingsgronden overweegt de wrakingskamer als volgt. Het gaat in de hoofdzaak om een kort geding over de nakoming van een omgangsregeling. Om te beginnen is in een kort geding het doen van onderzoek slechts in beperkte mate mogelijk. Bovendien bepaalt de rechter welk onderzoek hij doet om tot een beslissing te kunnen komen. Als een van partijen het niet eens is met de manier waarop de rechter het onderzoek in de zaak vorm gegeven heeft, staat voor haar de weg van een rechtsmiddel open. Het is niet aan de wrakingskamer om in de beoordeling daarvan te treden, behalve als de manier van onderzoek niet anders kan worden gezien dan als vooringenomen. Daarvan is echter geen sprake. De wrakingskamer overweegt dat tijdens de zitting aan de gemachtigde van [verzoekster] de gelegenheid is geboden om punten naar voren te brengen en reacties te geven, waarvan zij ook gebruik heeft gemaakt. Daarnaast is het onderzoek ter zitting geschorst om de gemachtigde de mogelijkheid te geven tot overleg met [verzoekster] . Tijdens de zitting zijn door de gemachtigde geen verzoeken gedaan voor nader onderzoek. Van eenzijdig onderzoek is dus geen sprake geweest. Aan die slotsom kunnen de vraag van de rechter aan [A] over zijn vakantieplannen en het antwoord van [A] daarop niet in de weg staan.
De rechter bepaalt in hoeverre aanleiding bestaat om partijen nader te laten overleggen. Zijn verwijzing daarbij naar een eerdere beslissing van de rechtbank, waarin staat dat de communicatie tussen partijen verstoord is, geeft geen blijk van vooringenomenheid.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart [verzoeker] niet –ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
verklaart het verzoek tot wraking van [verzoekster] ongegrond;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekers, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer 504626 KG ZA 20-299 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en J.G. Nicholson als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.S. Smits en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.