ECLI:NL:RBMNE:2020:2878
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 21 juli 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. R.M. Berendsen, kantonrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 2 juli 2020, waar verzoeker zich benadeeld voelde door de gelijktijdige behandeling van zijn verzoekschrift en een zelfstandig tegenverzoek van de verwerende partij, [werkgever] B.V. Verzoeker stelde dat deze gang van zaken leidde tot partijdigheid van de rechter.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De kamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om beide verzoeken gelijktijdig te behandelen een (tussen)beslissing is, die op zichzelf geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt verondersteld, tenzij het tegendeel blijkt. In dit geval was er geen bewijs van persoonlijke vooringenomenheid of objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
De wrakingskamer concludeerde dat de rechter op basis van artikel 282 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd was om het tegenverzoek te behandelen en dat de motivering van de beslissing niet zo onbegrijpelijk was dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverde. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd openbaar uitgesproken, en de procedure van verzoeker met zaaknummer 8482187 / LE VERZ 20-25 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.