ECLI:NL:RBMNE:2020:2862

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
UTR 20/1919
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor toegangshek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een toegangshek op zijn terrein. Het college had op 18 mei 2020 besloten deze vergunning te verlenen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. Hij maakte gebruik van zijn bevoegdheid om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voldeed aan de vereisten. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen spoedeisend belang was dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde, aangezien de bezwaren van verzoekster voornamelijk betrekking hadden op de uitvoering van de werkzaamheden en niet op de vergunning zelf. De voorzieningenrechter merkte op dat de bezwaren van verzoekster in beginsel in een civiele procedure thuis hoorden en dat er geen aanwijzingen waren dat de verleende vergunning in de bezwaarprocedure niet zou standhouden.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en benadrukte dat verzoekster de mogelijkheid had om een handhavingsverzoek in te dienen als de vergunninghouder in strijd met de vergunning zou handelen. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1919

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juni 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , wonend in [woonplaats] , verzoekster,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden(hierna: het college), verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij](hierna: vergunninghouder), wonend in [woonplaats] .

Inleiding

Vergunninghouder heeft bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een toegangshek op het adres [adres 1] in [woonplaats] . Het college heeft op 18 mei 2020 besloten de omgevingsvergunning (het bestreden besluit) te verlenen.
Verzoekster heeft bezwaar ingediend tegen het bestreden besluit en heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Oordeel van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter ziet aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid om uitspraak te doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een (digitale) zitting, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. Het verzoek om een voorziening te treffen wijst de voorzieningenrechter daarom af en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De voorzieningenrechter legt dit oordeel onder het kopje “overwegingen” verder uit.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Tot het treffen van een voorlopige voorziening bestaat in het algemeen slechts aanleiding als het bestreden besluit in de bezwaarprocedure naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen stand zal kunnen houden, terwijl daarnaast voldoende spoedeisend belang aanwezig is. Het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een eventuele latere beroepsprocedure niet.
2. Vergunninghouder wil het toegangshek begin juli 2020 plaatsen. Het college verwacht vóór die tijd nog geen beslissing op het bezwaar van verzoekster te hebben genomen. Daarmee is een spoedeisend belang aanwezig bij het krijgen van een beslissing van de voorzieningenrechter.
3. Verzoekster woont op het adres [adres 2] en heeft bezwaren ingediend tegen de verleende vergunning omdat zij uit de bouw- en situatietekening niet duidelijk kan afleiden dat vergunninghouder het toegangshek op eigen terrein plaatst. Volgens verzoekster kloppen de tekeningen niet.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze bezwaren zien op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de werkzaamheden in relatie tot de eigendomsgrenzen. Deze bezwaren horen in beginsel in een civiele procedure thuis. Verzoekster heeft weliswaar vraagtekens bij (de maatvoering van) de situatie- en/of bouwtekening maar verliest daarbij uit het oog dat vergunninghouder zowel in de aanvraag als op de tekeningen heeft aangegeven dat het hek geheel op eigen grond en 10 cm van de erfgrens zal worden geplaatst. Dat zich bij die plaatsing een evidente privaatrechtelijke belemmering voordoet, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Daarbij komt dat dit bezwaar niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een van de weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het college was dan ook gehouden een vergunning te verlenen. Het is vervolgens aan vergunninghouder zijn bouwplan conform de verleende vergunning uit te voeren. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster vanwege haar ervaringen in het verleden graag meer zekerheid wil, maar ook dat is geen reden om te oordelen dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft verleend. Verzoekster heeft verder geen inhoudelijke gronden ingediend tegen de verleende omgevingsvergunning en de voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding deze onrechtmatig te achten of te verwachten dat deze geen stand zal houden in bezwaar.
5. De voorzieningenrechter merkt ter volledigheid op dat, als vergunninghouder in strijd met de verleende omgevingsvergunning handelt, verzoekster de mogelijkheid heeft om een handhavingsverzoek bij het college in te dienen. Omdat (ook) verzoekster dit laatste juist wil voorkomen, geeft de voorzieningenrechter het college en met name vergunninghouder dringend in overweging de bezwaarprocedure te gebruiken om verzoekster op dit punt gerust te stellen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 24 juni 2020 gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te tekenen voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.