ECLI:NL:RBMNE:2020:282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
16/051256-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op pizzeria met geweld en bedreiging

Op 1 maart 2019 heeft de verdachte een gewapende overval gepleegd op een pizzeria in De Meern, gemeente Utrecht. Tijdens deze overval heeft hij de medewerkers met een keukenmes bedreigd en hen gedwongen geld en telefoons af te geven. De verdachte was gemaskerd en droeg handschoenen, wat de dreiging vergrootte. De rechtbank heeft op 15 januari 2020 de zaak behandeld, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie, mr. C.J. Esbir-Wildeman, heeft de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld, afpersing en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen en heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend, met uitzondering van een onderdeel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contact- en locatieverbod. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en een aantal vorderingen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/051256-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Verdachte en zijn advocaat zijn op de terechtzitting van 15 januari 2020 verschenen. Dat houdt in dat dit vonnis op tegenspraak is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op die dag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Esbir-Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam naar voren hebben gebracht, alsmede van hetgeen de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Op 1 maart 2019 in De Meern, gemeente Utrecht, bij de [naam] , door te dreigen met geweld en geweld te gebruiken, 260 euro en telefoons heeft gestolen.
Feit 2
Op 1 maart 2019 in De Meern, gemeente Utrecht, bij de [naam] , door te dreigen met geweld en geweld te gebruiken, vier personen heeft gedwongen tot het afgeven van 260 euro en hun telefoons.
Feit 3
Op 1 maart 2019 in De Meern is weggegaan terwijl hij wist dat hij betrokken was bij een auto-ongeluk.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs van het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Verdachte bekent
Verdachte heeft één onderdeel van de feiten ontkend. Dat wordt hieronder onder 4.3.2 apart uitgewerkt. Voor het overige heeft verdachte de ten laste gelegde feiten bekend, zoals deze hieronder bewezen worden verklaard. De rechtbank acht deze feiten op grond van de bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen. Omdat de raadsman geen vrijspraak voor de feiten heeft bepleit, volstaat de rechtbank onder deze omstandigheden, conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 1, 2 en 3 ter terechtzitting van 15 januari 2020;
- de aangifte van [slachtoffer 5] [1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
4.3.2
Bewijsmiddel en -overweging ten aanzien van feit 1 en 2
Bewijsmiddel
[slachtoffer 4] verklaart als getuige het volgende.
Ik hoorde dat de overvaller opnieuw met luide stem meerdere malen riep: "Ik vermoord jullie allemaal.” (…) Ik hoorde hem opnieuw zeggen: "Ik wil geld, anders vermoord ik jullie allemaal." (…) Opnieuw hoorde ik dat de overvaller zei: "Is dit alles? Jullie hebben vast wel meer. Ik vermoord jullie allemaal." [3]
Bewijsoverweging
Hoewel verdachte ontkent te hebben gezegd: “Ik vermoord jullie allemaal.” acht de rechtbank de getuigenverklaring van [slachtoffer 4] op dat punt geloofwaardig, gelet op de overige stukken in het dossier, in onderling verband en samenhang bezien. De rechtbank acht zodoende ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tijdens de overval heeft gezegd: “Ik wil geld, anders vermoord ik jullie allemaal.” en “Is dit alles? Jullie hebben vast wel meer. Ik vermoord jullie allemaal.”

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 1 maart 2019 te De Meern, gemeente Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid bankbiljetten (260 euro) en telefoons (weggenomen vanaf een bureau) toebehorende aan [naam] (vestiging gelegen aan de [adres] ), in elk geval aan anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
-die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] een mes
heeft getoond en/of dat mes op voornoemde personen heeft gericht en/of dat mes op de keel
van die [slachtoffer 5] heeft geplaatst en tegen die keel heeft gedrukt en
- tegen die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] (op
dreigende toon) heeft geroepen: "Ik wil geld, anders vermoord ik jullie allemaal" en "Er is vast meer geld, ik vermoord jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] heeft gedwongen om naar het
zogenaamde brommerhok te gaan en vervolgens nabij de koelingsruimte op de grond
te gaan liggen en te blijven liggen en
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het openen van de kluis, waarna hij, verdachte dat
geld uit de kluis heeft gepakt;
Feit 2
op 1 maart 2019 te De Meern, gemeente Utrecht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
- mobiele telefoons toebehorende aan die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 4] welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
-die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een mes
heeft getoond en dat mes op voornoemde personen heeft gericht en dat mes op de keel
van die [slachtoffer 5] heeft geplaatst en tegen die keel heeft gedrukt en
- tegen die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] (op
dreigende toon) heeft geroepen: "Ik wil geld, anders vermoord ik jullie allemaal" en "Er is vast meer geld, ik vermoord jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] heeft gedwongen om naar het
zogenaamde brommerhok, althans een andere ruimte, te gaan en vervolgens nabij de
koelingsruimte op de grond te gaan liggen en te blijven liggen en
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het openen van de kluis;
Feit 3
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een
verkeersongeval dat had plaatsgevonden in De Meern op de Jan Wolkerssingel, op 1 maart 2019 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) schade was toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Feit 2: afpersing
Feit 3: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod en locatieverbod.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte goed functioneert in de samenleving en bereid is mee te werken aan behandeling. In dat licht verzoekt de verdediging om oplegging van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [naam] in De Meern. Hij heeft daarbij op gewelddadige en buitengewoon dreigende wijze de medewerkers van de pizzeria gedwongen tot de afgifte van het geld uit de kluis en hun telefoons. Verdachte had een flink keukenmes bij zich en droeg een bivakmuts en handschoenen. De verschijning van verdachte in combinatie met zijn handelen zal voor de slachtoffers buitengewoon intimiderend zijn geweest en de rechtbank kan zich indenken dat zij daadwerkelijk voor hun leven hebben gevreesd. Dit volgt ook uit de aangiftes, getuigenverklaringen en vorderingen van de slachtoffers. Daar komt bij dat verdachte het keukenmes niet alleen heeft getoond, maar ook op de keel van [slachtoffer 5] heeft gedrukt. Dat is extra intimiderend en beangstigend en zal strafverzwarend worden meegewogen. Het handelen van verdachte kan ingrijpende negatieve gevolgen hebben voor het verdere leven van de slachtoffers.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij in paniek heeft gehandeld, omdat hij zelf werd afgeperst en vreesde voor zijn leven en dat van zijn familieleden. Die omstandigheid zal de rechtbank echter niet in zijn voordeel meewegen. Verdachte had andere oplossingen kunnen zoeken voor het probleem dat hij zegt te hebben gehad. Het is algemeen bekend dat gewelddadige overvallen voor een toename van het gevoel van onveiligheid zorgen bij betrokkenen en in de maatschappij in het algemeen. Dat verdachte het feit desondanks heeft gepleegd, rekent de rechtbank hem aan.
Het is zeer zorgwekkend dat verdachte is overgegaan tot het plegen van deze ernstige feiten. Het is dan ook goed om te zien dat hij spijt heeft van zijn handelen en dat hij bereid is te voldoen aan de bijzondere voorwaarden, voorgesteld door de reclassering. Dat gegeven zal de rechtbank in zijn voordeel meewegen. Op die manier kan wellicht worden achterhaald hoe het zover heeft kunnen komen voor verdachte en kunnen toekomstige misdrijven mogelijk worden voorkomen.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 12 december 2019 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank zal dit gegeven niet in zijn voordeel of nadeel meewegen.
Uit de rapportage pro Justitia van 31 mei 2019, opgesteld door Gz-psycholoog J.E.P. Kruikemeier, volgt dat er bij verdachte veel paranoïde en narcistische persoonlijkheidstrekken aanwezig zijn en dat zijn contacten worden gekenmerkt door een fundamenteel wantrouwen en achterdocht. Maar omdat verdachte een goede band met zijn gezinsleden heeft en functioneert op het gebied van werk is het beeld onvoldoende compleet om de diagnose persoonlijkheidsstoornis te kunnen stellen. De rechtbank zal verdachte het delict dan ook volledig toerekenen.
De rechtbank heeft daarnaast ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van
8 januari 2020, opgemaakt door B. Frankes, reclasseringswerker. De reclassering adviseert het commune strafrecht toe te passen en niet het jeugdstrafrecht. Zoals hierboven vermeld, volgt uit de rapportage pro Justitia dat er geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. De reclassering acht desondanks een interventie gericht op de copingsvaardigheden en problematiek van verdachte geïndiceerd, in de vorm van dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden. Het advies is om deze voorwaarden te verbinden aan een (deels) voorwaardelijke straf.
Daarnaast adviseert de reclassering een contactverbod met de slachtoffers en andere medewerkers van de [naam] en een locatieverbod van 500 meter rondom [naam] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan deze voorwaarden te houden.
Straf
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en zal niet het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor een overval op een winkel met ‘licht geweld’, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. In deze zaak heeft verdachte de slachtoffers bedreigd met een mes door het op korte afstand van de slachtoffers te houden en heeft verdachte het mes op de keel van een van de slachtoffers geduwd. Hoewel deze feitelijkheden, zoals hierboven besproken, uitermate intimiderend voor de slachtoffers zijn geweest, zal de rechtbank aansluiten bij het oriëntatiepunt voor ‘licht geweld’. Het advies van het LOVS is zodoende twee jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn bereidheid om zich aan een aantal bijzondere voorwaarden te houden en zo aan een betere toekomst zonder recidive te werken. Gelet op de reclasseringsrapportage van 8 januari 2020 acht de rechtbank het ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten noodzakelijk om verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank tevens een contact- en locatieverbod koppelen, waardoor eventuele gevoelens van angst bij de slachtoffers kunnen worden beperkt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. Daarbij worden de bijzondere voorwaarden opgelegd zoals door de reclassering verzocht: een meldplicht bij de reclassering, (ambulante) behandeling, en het contact- en locatieverbod.

9.BENADEELDE PARTIJEN

T.O.P.T. Vestigingen BV ( [naam] )
T.O.P.T. Vestigingen BV heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 263,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Daarnaast vordert T.O.P.T. Vestigingen BV een bedrag van € 120,00 aan proceskosten.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,00. Dit bedrag bestaat uit € 500,00 materiële schade en € 100,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.450,00. Dit bedrag bestaat uit € 450,00 materiële schade en € 8.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 780,00. Dit bedrag bestaat uit € 180,00 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 300,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 495,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] geheel kunnen worden toegewezen. De vordering van T.O.P.T. Vestigingen BV kan gedeeltelijk worden toegewezen voor € 120,00, nu de € 263,00 (het geld uit de kluis) door de politie kan worden teruggegeven. De vordering van [slachtoffer 5] kan worden toegewezen voor wat betreft het materiële deel, het immateriële deel dient te worden gematigd. Voor zover toewijsbaar dienen de vorderingen te worden toegewezen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
T.O.P.T. Vestigingen BV ( [naam] )
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaren. De € 120,00 die is gevorderd aan ’downloaden camerabeelden’ is niet onderbouwd en zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook voor het gedeelte dat ziet op het kasgeld ad € 263,00, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Op dit geld ligt beslag en de officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat het geld terug gegeven zal worden aan de benadeelde partij, waardoor deze op dit punt geen schade heeft.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
[slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 600,00 en zal de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 5]
De materiële schade van in totaal € 450,00 komt in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking. Voor het immateriële deel acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.950,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.950,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 39 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 780,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 780, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 4]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 300,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 495,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 495,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Strafbare dader
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 10 (tien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
 zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis (telefonisch) meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
 zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
 zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de slachtoffers, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of andere werknemers, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
 zich niet in een straal van 500 meter rondom [naam] gevestigd aan de [adres] in Utrecht bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
- Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gevangenneming
-beveelt de gevangenneming van verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Vorderingen van de benadeelde partij
-
T.O.P.T. Vestigingen BV ( [naam] )
  • verklaart T.O.P.T. Vestigingen BV niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
-
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 600,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 12 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
-
[slachtoffer 5]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 2.950,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 2.950,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 39 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
-
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 780,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 780,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
-
[slachtoffer 4]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 300,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
-
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 495,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 495,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.A.E.J. Koster, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2020.
mr. N.M. Spelt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 1 maart 2019 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een hoeveelheid bankbiljetten (260 euro) en/of een of meer telefoons
(weggenomen vanaf een bureau) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
naam [naam] (vestiging gelegen aan de [adres] ), in elk geval aan een ander
of
anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld
en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 5] en/of
I. [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en /
of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
-die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] een mes
heeft getoond en/of dat mes op voornoemde personen heeft gericht en/of dat mes op de keel
van die [slachtoffer 5] heeft geplaatst en/of tegen die keel heeft gedrukt en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] (op
dreigende toon) heeft geroepen: "Ik wil geld, anders vermoord ik jullie allemaal" en/of "Er is vast
meer geld, ik vermoord jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
- die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft gedwongen om naar het
zogenaamde brommerhok te gaan en/of (vervolgens) in of nabij de koelingsruimte op de grond
te gaan liggen en/of te blijven liggen en/of
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het openen van de kluis, waarna hij, verdachte dat
geld uit de kluis heeft gepakt;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 1 maart 2019 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld
[slachtoffer 5] en/of
I. [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3]
heeft gedwongen tot de afgifte van
- een of meer mobiele telefoons, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- een hoeveelheid bankbiljetten (260 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan naam [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
-die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] een mes
heeft getoond en/of dat mes op voornoemde personen heeft gericht en/of dat mes op de keel
van die [slachtoffer 5] heeft geplaatst en/of tegen die keel heeft gedrukt en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] (op
dreigende toon) heeft geroepen: "Ik wil geld, anders vermoord ik jullie allemaal" en/of "Er is vast
meer geld, ik vermoord jullie allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
- die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft gedwongen om naar het
zogenaamde brommerhok, althans een andere ruimte, te gaan en/of (vervolgens) in of nabij de
koelingsruimte op de grond te gaan liggen en/of te blijven liggen en/of
- die [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het openen van de kluis;
[Einde tekst]
(Artikel art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een
verkeersongeval dat had plaatsgevonden in De Meern op/aan de Jan Wolkerssingel,
op of omstreeks 1 maart 2019
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten
[slachtoffer 1] ) schade was toegebracht;
(Artikel art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van aangifte, p. 26-32.
2.Een proces-verbaal van aangifte, p. 33-35.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44.