Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
Rechtbank Midden-Nederland
Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 25 juni 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1976, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch laten plaatsvinden vanwege de coronamaatregelen. Tijdens de behandeling zijn de betrokkene en zijn advocaat, mr. E.J. Bakker, gehoord, evenals een verpleegkundig specialist. De betrokkene gaf aan dat het goed met hem ging en dat hij bereid was tot vrijwillige behandeling, maar de verpleegkundig specialist benadrukte dat er nog steeds sprake was van een psychotisch toestandsbeeld en dat er onvoldoende basis was voor vrijwillige zorg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn welzijn en de veiligheid van anderen. Gezien het ontbreken van mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, heeft de rechtbank besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor de verzochte vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 10 januari 2021. De rechtbank oordeelde dat de verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn.