ECLI:NL:RBMNE:2020:2766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
C/16/504703 / FA RK 20-3813
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was gericht op de betrokkene, geboren in 1968, die lijdt aan fronto-temporale dementie en daardoor afhankelijk is van zorg en begeleiding. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch en via Skype laten plaatsvinden vanwege de coronamaatregelen. Tijdens de behandeling zijn de betrokkene, haar advocaat en verschillende zorgverleners gehoord.

De advocaat van de betrokkene heeft aangevoerd dat op grond van artikel 39 van de Wet zorg en dwang (Wzd) een eerste verzoek voor maximaal zes maanden kan worden verleend, maar heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De specialist ouderengeneeskunde heeft gepleit voor een machtiging voor vijf jaar, gezien de ernstige gedragsproblemen van de betrokkene en het gevaar dat zij voor zichzelf en anderen vormt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene dagelijks 24 uur zorg en toezicht nodig heeft en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat voldaan is aan de criteria voor het verlenen van de machtiging en heeft deze verleend voor de duur van vijf jaar, tot en met 10 juli 2025. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.E.A. Braeken en is op 13 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/504703 / FA RK 20-3813
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 10 juli 2020,naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. K.G.I.M. Schröder (als waarnemer van mr. H. Cornelis).

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 juni
2020.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit van 5 januari 2018;
  • de aanvraag van 9 juni 2020;
  • de medische verklaring van 8 juni 2020, opgesteld en ondertekend door [A] , specialist ouderengeneeskunde.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 juli 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch en via Skype (beeldbellen) plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • de betrokkene en haar advocaat,
  • mevrouw [B] , eerst verantwoordelijke verzorgende,
  • mevrouw [C] , arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde,
  • mevrouw [D] , specialist ouderengeneeskunde.
De betrokkene, de advocaat en de eerst verantwoordelijke verzorgende waren in dezelfde ruimte. De overige personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan. De kennisgeving mondelinge uitspraak is per mail aan de advocaat van betrokkene en aan de zorgaanbieder toegestuurd.

2.Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene heeft het volgende naar voren gebracht. De advocaat stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 39 Wzd een eerste verzoek voor maximaal zes maanden kan worden verleend. Zij verwijst ter onderbouwing naar de uitspraak van deze rechtbank van 6 april 2020 (zaaknummer: C/16/499255 FA RK 20-1838). Voor het overige heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.2.
De specialist ouderengeneeskunde heeft gepleit voor afgifte van een rechterlijke machtiging. Betrokkene is bekend met fronto-temporale dementie. Er is sprake van forse gedragsproblemen waardoor betrokkene afhankelijk is van zorg en begeleiding. Betrokkene kan niet alleen naar buiten omdat het gevaar bestaat dat zij zal weglopen. Hierdoor brengt zij zichzelf en anderen in gevaarlijke situaties. Een langere opname en verblijf in de instelling is noodzakelijk. Gelet op het progressieve ziektebeeld van betrokkene verzoekt de specialist ouderengeneeskunde een rechtelijke machtiging voor de duur van vijf jaar.
2.3.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten fronto-temporale dementie.
2.4.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke verwaarlozing en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept.
2.5.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
Betrokkene heeft dagelijks 24uur zorg en toezicht nodig en is daardoor afhankelijk van de verpleging. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de specialist ouderengeneeskunde verklaard dat de zorg en begeleiding van betrokkene veel meer vraagt dan gemiddeld waardoor extra zorg geïndiceerd is. Door de dementie laat betrokkene onaangepast gedrag zien en kan zij de situaties niet meer inschatten. Er is geen ziektebesef en ziekte-inzicht aanwezig.
2.6.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.8.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd.
2.10.
De rechtbank zal de machtiging verlenen voor de gevraagde duur van vijf jaar. De rechtbank overweegt daartoe dat betrokkene sinds maart 2017 op grond van opeenvolgende rechterlijke machtigingen (verleend onder de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen) opgenomen is geweest. Gelet hierop en het bepaalde in artikel 76 lid 2 in verbinding met artikel 39 lid 5 Wzd is er sprake van een situatie waarbij betrokkene al op grond van een machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verblijft, zodat een machtiging tot opname en verblijf met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren ten aanzien van betrokkene kan worden verleend. Daarbij is van belang dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening en er sprake is van een progressief ziektebeeld. Gelet op het voorgaande geldt de machtiging aldus tot en met 10 juli 2025.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 juli 2025.
Deze beschikking is op 10 juli 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 13 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.