ECLI:NL:RBMNE:2020:2763

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
16/700043-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en afpersing in vereniging met geweld, schending redelijke termijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2020, is de verdachte beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld en afpersing. De feiten vonden plaats op 1 maart 2018 in Lelystad, waar de verdachte samen met anderen de benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft bedreigd en gedwongen tot afgifte van geld en persoonlijke goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de benadeelde partij onder bedreiging hebben gedwongen om geld te pinnen en zijn tas af te geven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot moord en zware mishandeling, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 1.669,28 toegewezen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/700043-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en diens raadsman mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Apeldoorn, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [A] (werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland) namens [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1 primair:

op 18 oktober 2017 in Lelystad heeft geprobeerd om samen met een ander [B] en [C] opzettelijk en met voorbedachten rade te doden door met een pistool op hen te schieten, ten laste gelegd als poging tot moord, en/of als poging tot doodslag;

1 subsidiair:

op 18 oktober 2017 in Lelystad samen met een ander [B] en [C] zwaar heeft mishandeld, door hen opzettelijk met een pistool te beschieten;

2 primair:

op 1 maart 2018 in Lelystad samen met anderen telefoons en/of geld en/of tas (met oplader en/of bril van merk Cancel) van [slachtoffer 1] heeft gestolen voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld en/of hem heeft afgeperst;

2 subsidiair:

op 1 maart 2018 te Lelystad [slachtoffer 1] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde. Zij acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van al het ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair en 1 subsidiair ontbreekt volgens de raadsman wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde is er volgens de raadsman wel wettig bewijs, maar kan dit niet tot de overtuiging leiden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] eigenaardigheden bevat die afdoen aan zijn geloofwaardigheid. Verder komen de verklaring van [slachtoffer 1] en getuige [getuige] niet overeen en wordt de verklaring van [getuige] weersproken door kapper [kapper] en zijn broer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en 1 subsidiair
De rechtbank acht - met de officier van justitie en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 2 primair [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 1 maart 2018 omstreeks 18.30 uur de shisha lounge uitliep in Lelystad. Hij had daar afgesproken met (de rechtbank begrijpt:) [getuige] . Na enkele meters gelopen te hebben, zag [slachtoffer 1] dat er vijf mensen op hem afliepen. Hij herkende twee personen. Persoon 1: de vader van [D] . Hij is Antilliaan en rond de 40/50 jaar oud. Persoon 2: een jongen waarvan [slachtoffer 1] weet dat ze hem " [bijnaam] " noemen, dat zijn achternaam [verdachte] is en dat hij af en toe omgaat met [getuige] . De jongen is 18 jaar oud, heeft gouden hoekhanden, een slank postuur en is Antiliaan. Persoon 3 was een vrouw met een fors postuur, Antilliaans, kort zwart haar en 45 jaar oud. Persoon 4 en 5 waren mannen. [slachtoffer 1] hoorde persoon 2 tegen hem zeggen: “Jij weet wat er met mijn zusje is gebeurd. Mijn zusje kon wel dood wezen en zij was helemaal aan het trillen. Eigenlijk moet ik je nu hier dood maken”. Persoon 2 en 5 zeiden tegen [slachtoffer 1] dat hij moest gaan zitten. [slachtoffer 1] zag en voelde dat zowel persoon 2 als persoon 5 hem naar beneden naar de grond duwden. Hij hoorde persoon 5 tegen hem zeggen: “Waar staat jouw auto?”. [slachtoffer 1] hoorde persoon 2 tegen hem zeggen: “Ga jij nou meewerken of wat?”. Tegen zijn wil en onder dwang liepen ze richting de auto van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] hoorde persoon 2 en 5 tegen hem zeggen: “Ga in je auto zitten, achterin”. [slachtoffer 1] stapte in de auto en zag dat persoon 3 achter het stuur zat. Persoon 1 zat op de bijrijdersstoel. Achterin zaten persoon 2, 5 en 4. [slachtoffer 1] zat tussen persoon 2 en 5 in. Ze zijn via de Visarenddreef in de richting Noordersluis gereden. Ze zijn de Vaartweg opgereden en vanaf daar teruggereden in de richting Visarenddreef. Bij de kruising Vaartweg/Visarenddreef sloegen ze linksaf de Visarenddreef op om vervolgens links aan te houden op de Houtribweg in de richting van Lelystad-Haven. In Lelystad-Haven draaide de auto om en reden ze in de richting van het Lelycentre. Later voelde hij dat de auto ter hoogte van het Jagersveld auto stopte en dat persoon 5 tegen hem zei: “Hoeveel geld heb je en kijk op je bankrekening”. [slachtoffer 1] had zijn Iphone 6 in zijn handen. Hij zag en voelde dat persoon 5 zijn telefoon afpakte, deze vasthield en zei: “laat zien hoeveel jij op je rekening hebt staan”. [slachtoffer 1] liet persoon 5 zien dat hij nog € 190,00 op zijn rekening had staan. Hij hoorde dat persoon 5 tegen hem zei “Jij gaat het geld pinnen”. Persoon 2 zei: “Jij gaat
€ 190,00 pinnen en jij gaat dat aan mij geven”. [slachtoffer 1] is vervolgens uit de auto gestapt en naar de ABN AMRO pinautomaat gelopen. Hij pinde € 190,00 en gaf het geld aan persoon 2. Hij begreep dat de personen zijn geld onderling zouden gaan verdelen. [slachtoffer 1] moest vervolgens de auto weer in en ze reden verder. Hij hoorde persoon 3 tegen hem zeggen: “Jij gaat je tas inleveren”. In de tas zat een bril. [slachtoffer 1] leverde zijn tas niet in. Toen zag en voelde hij dat persoon 2 hem bij zijn keel greep en zijn keel hard dichtkneep. Hij voelde dat persoon 2 iets tegen zijn hoofd zette en hij hoorde persoon 2 tegen hem zeggen: “Moet ik schieten?”. [slachtoffer 1] was hierdoor doodsbang en besloot zijn tas af te geven. Hij zag dat persoon 5 de tas van hem aanpakte. [slachtoffer 1] hoorde dat persoon 2 en 3 tegen hem zeiden: “Jij gaat niet de politie bellen of het tegen je moeder vertellen. Als jij dat wel doet, dan zullen wij bij jou thuis je moeder vastbinden en het hele huis verbouwen”. Daarna zag hij dat de personen 2, 3 en 5 uit zijn auto stapten en niet alleen zijn tas meenamen, maar ook zijn beide telefoons van het merk Iphone. Eén van de telefoons betrof een Iphone 6. Die werd door [slachtoffer 1] gebruikt in combinatie met het telefoonnummer [telefoon] . [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 1 maart 2018 met [slachtoffer 1] naar de shisha lounge is geweest. Om 18.30 uur verliet [getuige] de shisha lounge. Hij zag toen dat [slachtoffer 1] meeliep met een groepje mensen. Er stonden vijf personen om hem heen waaronder de moeder en vader van [D] en (de rechtbank begrijpt:) [verdachte] . Hij heeft hen als volgt omschreven. De moeder is Antilliaans, mollig, heeft kort zwart haar en is rond de 40 jaar oud. De vader is Antilliaans en rond de 40 jaar oud. [verdachte] wordt [bijnaam] genoemd. Hij was er ook bij. [bijnaam] is Antilliaans, een kop kleiner dan hijzelf, heeft een smal postuur, is rond de 16 a 17 jaar oud, droeg een trainingspak en heeft twee gouden hoektanden. [3]
Verdachte heeft verklaard dat " [bijnaam] " zijn roepnaam is. Hij kent getuige [getuige] . De omschrijving die [getuige] van [bijnaam] heeft gegeven, past bij hem. Hij heeft twee gouden hoektanden. [4]
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoon] bleek dat het imeinummer van de gestolen Iphone 6 [imeinummer] was. Uit de historische verkeersgegevens van het imeinummer bleek dat de telefoon tot 1 maart 2018 te 18.58 uur werd gebruikt met telefoonnummer [telefoon] van aangever [slachtoffer 1] . Van 1 maart 2018 tot 8 maart 2018 werd de telefoon niet gebruikt. Op 8 maart 2018 te 13.58 uur werd de telefoon weer in gebruik genomen met telefoonnummer [telefoon] . Uit een CIOT-bevraging op 4 juli 2018 bleek dit telefoonnummer op naam te staan van: [medeverdachte 2] e/v [medeverdachte 1] , [adres] , [woonplaats] . Nader onderzoek wees uit dat dit telefoonnummer ook voorkwam in de historische verkeersgegevens van imeinummer [imeinummer] , behorend bij een Alcatel One Touch. Tijdens een doorzoeking op 12 maart 2018 in de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan [adres] te [woonplaats] werd deze telefoon aangetroffen op de zolderkamer van [verdachte] . [5]
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat in de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoon] is te zien dat de telefoon op 1 maart 2018 omstreeks 18.42 uur een mast aanstraalt op de Noordersluisweg te Lelystad en vervolgens omstreeks 18.46 uur de Oostvaardersdijk te Lelystad. Dit is in de omgeving van Lelystad Haven. Te zien is dat om 18.59 uur de telefoon niet meer bereikbaar is. [6]
Op het "afschrift" van de bank is te zien dat op 1 maart 2018 om 19.15 uur bij een pinautomaat van de ABN AMRO Bank in Lelystad van de bankrekening met nummer [rekeningnummer] , op naam van [slachtoffer 1] , een bedrag van € 190,00 is gepind. [7]
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, tezamen en in onderling verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen op 1 maart 2018 telefoons van [slachtoffer 1] heeft gestolen, dat daarbij geweld is gebruikt en [slachtoffer 1] bedreigd is met geweld. Tevens acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 1] door dezelfde personen is afgeperst.
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd (dat [slachtoffer 1] niet heeft vermeld dat hij naderhand contact heeft gezocht met de daders om zijn spullen terug te krijgen en dat hij aanvankelijk een verkeerd imei-nummer van de Iphone 6 heeft genoemd) ziet de rechtbank geen reden om de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen. Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen. Ten eerste in de verklaring van [getuige] . Ten aanzien van de betrokken personen met wie [slachtoffer 1] is vertrokken, komen zij zonder twijfel overeen en was sprake van een duidelijke herkenning van meerdere personen, waaronder verdachte. Hetgeen is aangedragen omtrent de verschillen tussen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] (dat [getuige] , anders dan [slachtoffer 1] , verklaart dat [slachtoffer 1] is getrapt en geslagen en [getuige] geprobeerd heeft de boel te sussen en daarnaast het verschil van 30 minuten in het tijdstip waarop [slachtoffer 1] de shishalounge zou hebben verlaten) maakt niet dat de rechtbank aan een van beider verklaringen twijfelt. Dat kapper [kapper] heeft verklaard dat hij en zijn broer niets hebben gezien, weegt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende en maakt zeker de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] niet onbetrouwbaar. Verder vindt de verklaring van [slachtoffer 1] over de gebeurtenis in de avond van 1 maart 2018 steun in een aantal objectieve bewijsmiddelen. Zo blijkt uit de historie van het telefoonnummer van [slachtoffer 1] dat zijn telefoon in de avond van 1 maart 2018 aanstraalde in de omgeving van Lelystad Haven, waar [slachtoffer 1] verklaart mee te zijn naartoe genomen. Daarnaast blijkt uit het bankafschrift dat van de rekening van [slachtoffer 1] op 1 maart 2018 om 19.15 uur bij een pinautomaat van de ABN AMRO in Lelystad een bedrag van € 190,00 is gepind, zoals [slachtoffer 1] heeft verklaard. Verder blijkt uit de historie van de Iphone 6 dat de telefoon om 18.59 uur is uitgezet, wat past bij de verklaring van [slachtoffer 1] dat voorafgaand aan het pinnen zijn telefoon is afgepakt. Tot slot blijkt uit diezelfde historie dat de Iphone 6 van [slachtoffer 1] korte tijd later, op 8 maart 2018, in gebruik is genomen met een telefoonnummer wat op naam stond van de moeder van verdachte.
De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

2 primair:

op 1 maart 2018 te Lelystad tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere mobiele telefoons (merk Iphone) toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
- zich in de richting van die [slachtoffer 1] hebben begeven en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd “Jij weet wat er met mijn zusje is gebeurd. Mijn zusje kon wel dood wezen en zij was helemaal aan het trillen. Eigenlijk moet ik je nu hier dood maken” en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat hij moest gaan zitten en hem, [slachtoffer 1] , naar de grond hebben geduwd en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] hebben meegenomen naar de auto van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] hebben laten instappen en
- ( vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer 1] hebben afgepakt en
- ( vervolgens) een voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gezet en daarbij de woorden hebben gezegd “Moet ik schieten?” en
- ( vervolgens) de woorden hebben gezegd “Jij gaat niet de politie bellen of het tegen je moeder vertellen. Als jij dat wel doet, dan zullen wij bij jou thuis je moeder vastbinden en het hele huis verbouwen” en
- ( vervolgens) meerdere telefoons van die [slachtoffer 1] hebben meegenomen;
en
op 1 maart 2018 te Lelystad tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] met geweld en bedreiging met geweld hebben gedwongen tot afgifte van geld (te weten ongeveer 190 euro) en een tas (met daarin onder meer een oplader en een bril, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
- zich in de richting van die [slachtoffer 1] hebben begeven en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd “Jij weet wat er met mijn zusje is gebeurd. Mijn zusje kon wel dood wezen en zij was helemaal aan het trillen. Eigenlijk moet ik je nu hier dood maken” en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat hij moest gaan zitten en hem, [slachtoffer 1] , naar de grond hebben geduwd en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] hebben meegenomen naar de auto van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] hebben laten instappen en
- ( vervolgens) met die auto van die [slachtoffer 1] hebben gereden en in de auto van die [slachtoffer 1] tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd “Hoeveel geld heb je en kijk op je bankrekening “ en
- ( vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer 1] hebben afgepakt en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd “Jij gaat het geld pinnen’ en ‘Jij gaat 190 euro pinnen en jij gaat dat aan mij geven” en
- nadat die [slachtoffer 1] had gepind (vervolgens) weer met de auto van die [slachtoffer 1] zijn gaan rijden en
- ( vervolgens) in de auto tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd ‘Jij gaat je tas inleveren” en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] bij de keel hebben gegrepen en
- ( vervolgens) een voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gezet en daarbij de woorden hebben gezegd “Moet ik schieten?” en
- ( vervolgens) de woorden hebben gezegd ‘Jij gaat niet de politie bellen of het tegen je moeder vertellen. Als jij dat wel doet, dan zullen wij bij jou thuis je moeder vastbinden en het hele huis verbouwen” en
- ( vervolgens) voornoemde tas van die [slachtoffer 1] hebben meegenomen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de eendaadse samenloop van de volgende strafbare feiten op:
feit 2 primair:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, te weten dat verdachte gedurende vijf jaren wordt verboden contact te (laten) leggen met [slachtoffer 1] en dat hij zich niet zal ophouden in de buurt van diens woonadres [adres] in [woonplaats] en diens werkadres [adres] in [vestigingsplaats] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de onderhavige zaak, de jonge leeftijd van verdachte en het feit
dat verdachte een first offender is. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf een passende straf is. Verzocht is om door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen vanwege het tijdsverloop. Ten aanzien van het contactverbod bestaan geen bezwaren. Ten aanzien van het locatieverbod wel. Aangevoerd is dat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om dit op te kunnen leggen en dat het woonadres van verdachte dichtbij het woonadres van [slachtoffer 1] ligt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bestelen en afpersen van [slachtoffer 1] . Zij zijn met [slachtoffer 1] door Lelystad gaan rijden, hebben bijzonder dreigende woorden naar hem geuit, hem gedwongen geld op te nemen en af te geven en persoonlijke goederen van hem afgenomen. Verdachte en zijn mededaders lijken dit te hebben gedaan omdat [slachtoffer 1] het zusje van verdachte drugs zou hebben gegeven. De rechtbank vindt het handelen van verdachte en zijn mededaders zeer ernstig. Een dergelijke vorm van eigenrichting is volstrekt onacceptabel. Verdachte en zijn mededaders hebben [slachtoffer 1] grote angst bezorgd, zo is ook gebleken uit de slachtofferverklaring die namens [slachtoffer 1] ter terechtzitting is afgelegd. Bovendien zorgen zulke incidenten ook voor gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 juni 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
De reclassering heeft (in 2018) geen contact met verdachte kunnen krijgen en daarom geen rapport kunnen uitbrengen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen diploma heeft en werkzoekend is. Hij woont bij zijn ouders en is goed gezond.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), geven als uitgangspunt voor feiten als de onderhavige – bij een first offender – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank houdt er rekening mee dat in het onderhavige geval sprake is van een eendaadse samenloop.
In het onderhavige geval is sprake van een schending van de redelijke termijn. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Verdachte is in maart 2018 gehoord, zodat uiterlijk in maart 2020 vonnis had moeten worden gewezen, terwijl dit nu pas in juli 2020 gebeurt. Deze overschrijding van vier maanden, waar geen duidelijk aanwijsbare reden voor bestaat, zal de rechtbank verdisconteren in de op te leggen straf.
Net als de officier van justitie ziet de rechtbank in het tijdsverloop reden om op dit moment geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen. Vanwege de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat wel een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te volgen en dat daarnaast een taakstraf op zijn plaats is om verdachte de consequenties van zijn strafbare gedrag daadwerkelijk te laten voelen. Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, passend en geboden.
Bij het opleggen van de straf is er, op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening mee gehouden dat aan verdachte op 25 februari 2020 een strafbeschikking is uitgevaardigd van € 140,00 voor een overtreding.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen. Niet gebleken is dat verdachte na het incident van 1 maart 2018 contact heeft gezocht met [slachtoffer 1] en ook is er geen reden om aan te nemen dat verdachte dit nog zal doen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[C] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 30.000,00, zijnde een vergoeding van voor immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 primair dan wel 1 subsidiair ten laste gelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Ook heeft [C] verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert dat verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.694,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Voornoemd bedrag bestaat uit een vergoeding van € 1.500,00 voor immateriële schade en een vergoeding van € 1.194,28 voor materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 primair dan wel subsidiair ten laste gelegde. Het bedrag van 1.194,28 is als volgt opgebouwd: € 315,60 voor twee weggenomen telefoons, € 190,00 voor het afgenomen geldbedrag, € 625,00 voor de afgenomen tas en € 63,68 voor de afgenomen bril. Verder heeft [slachtoffer 1] verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [C] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering vanwege de gevorderde vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde. Verder heeft zij geconcludeerd tot toewijzing van de volledige vordering van [slachtoffer 1] en heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman meent dat [C] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering vanwege de bepleite vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] is aangevoerd dat bij de onderbouwing van de gestelde geleden materiële schade aankoopbewijzen ontbreken. Om die reden dient [slachtoffer 1] in dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel dient de vordering te worden afgewezen. Verder is er nog op gewezen dat er een vergoeding wordt geclaimd voor een bril van het merk Kenzo terwijl in de aangifte een bril van het merk Cancel wordt genoemd. Ook om die reden moet de vordering voor zover die ziet op de bril worden afgewezen, aldus de raadsman. Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde vergoeding voor immateriële schade is verzocht een lager bedrag toe te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [C]
De rechtbank zal [C] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. [C] kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Omdat [C] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal hij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De materiële schade
Vaststaat dat [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 2 primair bewezen verklaarde materiële schade heeft geleden. Verdachte en zijn mededaders hebben twee telefoons,
€ 190,00, een tas en een bril van verdachte afgenomen.
Dat verdachte met betrekking tot de telefoons, de tas en de bril geen aankoopbewijzen heeft overgelegd, is geen reden om daarvoor geen vergoeding toe te kunnen wijzen. De rechtbank zal de schade schatten ex artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek. Zij schat de schade voor de telefoons en de bril op respectievelijk € 315,60 en 63,68 - overeenkomstig de door [slachtoffer 1] voor die goederen gevorderde bedragen -, gelet op de door [slachtoffer 1] overgelegde prijsopgaves en rekening houdende met de toe te passen afschrijving. Ter zitting is voldoende toegelicht dat de afgenomen bril van het merk Kenzo was. Ter zake van de (eind 2017 aangeschafte) tas schat de rechtbank de schade op € 100,00 in plaats van de gestelde € 625,00. Onduidelijk is of het een echte tas van Louis Vuitton betrof of een namaakversie (die ook veelvuldig in omloop zijn), zodat de rechtbank - bij gebrek aan onderbouwing - bij haar schatting van dit laatste uitgaat.
Naast voorgaande bedragen zal ook € 190,00 worden toegewezen voor het weggenomen geldbedrag, zodat totaal als vergoeding voor de materiële schade een bedrag van € 669,28 zal worden toegewezen.
De immateriële schade
Hoewel de gevorderde vergoeding voor immateriële schade niet is onderbouwd met stukken, staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van het dossier voldoende vast dat aan [slachtoffer 1] door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376). Dit is door de verdediging ook niet betwist.
Op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek heeft [slachtoffer 1] recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van hetgeen naar voren is gebracht, begroot de rechtbank de vergoeding voor immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal een totaalbedrag van € 1.669,28 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2018. Het overig gevorderde zal worden afgewezen.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover [slachtoffer 1] voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank zal verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.669,28, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2018. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 1] .
De proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 55, 63, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
drie maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [C]
  • verklaart [C] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [C] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.669,28, bestaande uit een vergoeding van € 669,28 voor materiële schade en een vergoeding van € 1.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 1.669,28 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 26 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. J. Mendlik en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2020.
Mr. Mendlik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1 primair:

hij, op of omstreeks 18 oktober 2017, te Lelystad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [B] en/of [C] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (van korte afstand) met een pistool, althans met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een of meer kogels op het lichaam en/of in de richting van
die [B] en/of [C] heeft/hebben afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij, op of omstreeks 18 oktober 2017, te Lelystad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [B] en/of [C] , van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een of meer kogels op het lichaam en/of in de richting van die [B] en/of [C] heeft/hebben afgevuurd, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1 subsidiair:

hij, op of omstreeks 18 oktober 2017, te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan [B] en/of [C] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden in het gezicht en/of de hand van die [C] en/of een of meerdere schotwonden in het (onder)lichaam van die [B] , heeft/hebben toegebracht, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een pistool,
althans met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en/of in de richting van die [B] en/of die [C] te schieten;

2 primair:

hij, op of omstreeks 1 maart 2018, te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoons (merk Iphone) en/of geld (te weten ongeveer 190 euro) en/of een tas (met daarin onder meer een oplader en/of een bril (merk Cancel) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben begeven en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd “Jij weet wat er met mijn zusje is gebeurd. Mijn zusje kon wel dood wezen en zij was helemaal aan het trillen. Eigenlijk moet ik je nu hier dood maken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij moest gaan zitten en/of hem, [slachtoffer 1] , naar de grond heeft/hebben geduwd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegenomen naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben laten instappen en/of
- ( vervolgens) met die auto van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gereden en/of in de auto van die [slachtoffer 1] tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd “Hoeveel geld heb je en kijk op je bankrekening “ en/of
- ( vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd “Jij gaat het geld pinnen” en/of “Jij gaat 190 euro pinnen en jij gaat dat aan mij geven”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 1] had gepind (vervolgens) weer met de auto van die [slachtoffer 1] is/zijn gaan rijden en/of
- ( vervolgens) in de auto tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd “Jij gaat je tas inleveren”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] bij de keel, althans de nek, heeft/hebben gegrepen en/of
- ( vervolgens) een wapen, althans een voorwerp, tegen het hoofd, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of daarbij de woorden heeft/hebben gezegd “Moet ik schieten?” en/of
- ( vervolgens) de woorden heeft/hebben gezegd “Jij gaat niet de politie bellen of het tegen je moeder vertellen. Als jij dat wel doet, dan zullen wij bij jou thuis je moeder vastbinden en het hele huis verbouwen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) voornoemde tas en/of een of meerdere telefoons van die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegenomen;
en/of
hij, op of omstreeks 1 maart 2018, te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] met geweld en/of bedreiging met geweld heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een of meerdere mobiele telefoons (merk Iphone) en/of geld (te weten ongeveer 190 euro) en/of een tas (met daarin onder meer een oplader en/of een bril (merk Cancel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)
- zich in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben begeven en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd “Jij weet wat er met mijn zusje is gebeurd. Mijn zusje kon wel dood wezen en zij was helemaal aan het trillen. Eigenlijk moet ik je nu hier dood maken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij moest gaan zitten en/of hem, [slachtoffer 1] , naar de grond heeft/hebben geduwd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegenomen naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben laten instappen en/of
- ( vervolgens) met die auto van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gereden en/of in de auto van die [slachtoffer 1] tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd “Hoeveel geld heb je en kijk op je bankrekening “ en/of
- ( vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd “Jij gaat het geld pinnen’ en/of ‘Jij gaat 190 euro pinnen en jij gaat dat aan mij geven”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 1] had gepind (vervolgens) weer met de auto van die [slachtoffer 1] is/zijn gaan rijden en/of
- ( vervolgens) in de auto tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd ‘Jij gaat je tas inleveren”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] bij de keel, althans de nek, heeft/hebben gegrepen en/of
- ( vervolgens) een wapen, althans een voorwerp, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of daarbij de woorden heeft/hebben gezegd “Moet ik schieten?” en/of
- ( vervolgens) de woorden heeft/hebben gezegd ‘Jij gaat niet de politie bellen of het tegen je moeder vertellen. Als jij dat wel doet, dan zullen wij bij jou thuis je moeder vastbinden en het hele huis verbouwen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) voornoemde tas en/of een of meerdere telefoons van die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegenomen;

2 subsidiair:

hij, op of omstreeks 1 maart 2018, te Lelystad, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 1] de woorden geuit:
- “ Jij weet wat er met mijn zusje is gebeurd. Mijn zusje kon wel dood wezen en zij was helemaal aan het trillen. Eigenlijk moet ik je nu hier dood maken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een wapen, althans een voorwerp, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] gezet en/of (daarbij) de woorden geuit: “Moet ik schieten?”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 juli 2018, genummerd 2018060576, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 215. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.pagina 71 tot en met 76.
3.pagina 97 en 98.
4.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2020.
5.pagina 119.
6.pagina 124.
7.een geschrift, inhoudende een printscreen met daarop details van rekening [rekeningnummer] , overgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020.