ECLI:NL:RBMNE:2020:2761

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
UTR - 20 _ 207 rectificatie
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake geschiktheid en schorsing rijbewijs na vermoeden van geestelijke ongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de schorsing van haar rijbewijs en de verplichting tot een geschiktheidsonderzoek. Eiseres was op 11 juli 2019 door de politie staande gehouden, waarna het vermoeden ontstond dat zij geestelijk ongeschikt was om een voertuig te besturen. Dit vermoeden was gebaseerd op haar rijgedrag en eerdere incidenten, waaronder een aanrijding en een opname in een psychiatrische kliniek. Eiseres heeft tegen de besluiten van het CBR bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het CBR onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de drie mutatierapporten, waarop het CBR zijn besluit baseerde, niet voldoende bewijs boden voor het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden in de rapporten niet direct gerelateerd waren aan de rijgeschiktheid van eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van het CBR vernietigd en de schorsing van het rijbewijs opgeheven. Tevens is het CBR veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. E.H.W. Schierbeek, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/207 Rectificatie pagina 1

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde:
mr. A.C.G. Meijer),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. S.J.M. van der Ark).

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een onderzoek naar de geschiktheid opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst.
Bij besluit van 10 november 2019 (de beslissing op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van repliek (neergelegd in artikel 8:43 Algemene wet bestuursrecht). Verweerder heeft geen dupliek ingediend.
De rechtbank heeft vervolgens met toestemming van partijen (met toepassing van
artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht) bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 9 juni 2020.

Overwegingen

Feiten

1. Op 11 juli 2019 is eiseres als bestuurder van een auto staande gehouden door de politie, eenheid Midden-Nederland, omdat zij volgens de politie met te langzame snelheid de snelweg op reed en daarmee gevaar en hinder veroorzaakte. Naar aanleiding hiervan heeft de politie op 18 juli 2019 mededeling gedaan aan verweerder van het vermoeden dat eiseres niet of niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijk geschiktheid, vereist voor het besturen van een motorrijtuig. [1] Dit vermoeden is niet alleen gebaseerd op het door de politie op 11 juli 2019 waargenomen rijgedrag van eiseres, maar ook op het feit dat eiseres in januari 2019 bij een aanrijding was betrokken en in september 2017 opgenomen is geweest bij Altrecht, een psychiatrische kliniek. Van deze drie gebeurtenissen zijn mutatierapporten opgemaakt door de politie.

Bestreden besluit

2. Verweerder heeft vervolgens besloten dat eiseres moet meewerken aan een onderzoek naar de geschiktheid om te rijden, omdat hij het vermoeden heeft dat zij geestelijk ongeschikt is om te rijden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres ernstig gestoord inzicht of gedrag en abnormale opwindingstoestanden heeft vertoond. Dit concludeert verweerder op basis van de mutatierapporten van het door de politie waargenomen rijgedrag op 11 juli 2019, de aanrijding in januari 2019 en de opname bij Altrecht in september 2017. Verweerder betrekt de opname in 2017 bij de beoordeling van de rijgeschiktheid van eiseres, omdat deze volgens hem in het geheel gezien relevant kan zijn. Daarnaast heeft verweerder de geldigheid van het rijbewijs van eiseres geschorst voor de duur van het onderzoek, omdat hij duidelijke aanwijzingen heeft dat eiseres geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt. [2]

Eerste beroepsgrond: onvoldoende gemotiveerd

3. Eiseres heeft in de eerste plaats aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het vermoeden heeft dat zij geestelijk ongeschikt zou zijn om een auto te besturen. Het veroorzaken van verkeershinder, een eenvoudige aanrijding en een opname van jaren geleden rechtvaardigen dit vermoeden niet. Eiseres heeft bovendien de inhoud van het mutatierapport van haar rijgedrag op 11 juli 2019 betwist, omdat dit geen juiste weergave geeft van de gebeurtenissen. In repliek heeft zij ter onderbouwing van dit standpunt de intrekking door de officier van justitie van de strafbeschikking voor het niet opvolgen van aanwijzingen vanuit een politievoertuig overgelegd. Daarnaast heeft eiseres stukken overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat zij niet aansprakelijk was voor de aanrijding in januari 2019. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat de opname in 2017 niets zegt over haar rijvaardigheid en dat bij haar geen sprake is van (blijvende) psychische problematiek. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij een verklaring van haar huisarts en van haar psycholoog overgelegd. Het mutatierapport van de opname geeft volgens eiseres ook een onjuiste weergave van de feiten.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is het met eiseres eens dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn vermoeden dat eiseres geestelijk ongeschikt is om te rijden gerechtvaardigd is. De drie genoemde mutatierapporten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om dit vermoeden te rechtvaardigen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder ten onrechte een onderzoek naar de geschiktheid aan eiseres heeft opgelegd. Hieronder licht de rechtbank dit oordeel toe. Eerst zet zij kort het beoordelingskader van verweerder uiteen, waarna zij de drie mutatierapporten bespreekt waarop verweerder zijn vermoeden baseert.
Beoordelingskader verweerder
5. De rechtbank overweegt dat verweerder een vermoeden dat iemand niet langer geestelijk of lichamelijk geschikt is om te rijden, moet baseren op feiten of omstandigheden die zijn genoemd in de bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling). Deze feiten en omstandigheden kunnen onder meer blijken uit gegevens afkomstig van de politie. [3] In dit geval heeft verweerder zijn vermoeden gebaseerd op feiten en omstandigheden die zijn neergelegd in drie van de politie afkomstige mutatierapporten. Het besluit om eiseres een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen heeft verweerder gebaseerd op de feiten en omstandigheden dat eiseres ernstig gestoord inzicht of gedrag en abnormale opwindingstoestanden heeft vertoond, in de bijlage genoemd onder het onderdeel ‘geestelijke geschiktheid’. [4]
6. De Memorie van Toelichting (hierna: MvT) bij een aan de huidige Regeling voorafgegane versie, bevat een korte nadere uitwerking van een aantal van de verschijnselen die in het onderdeel ‘geestelijke geschiktheid’ van de bijlage zijn opgesomd. [5] De rechtbank maakt uit die uitwerkingen op dat het vermoeden dat iemand geestelijk niet geschikt is om te rijden moet zijn terug te voeren op waargenomen rijgedrag, althans verschijnselen die direct zijn te relateren aan de rijgeschiktheid. Zo volgt bijvoorbeeld uit de uitwerking van ‘ernstig gestoord inzicht of gedrag’ dat daaronder kan worden verstaan: ‘Betrokkene
vertoontbijvoorbeeld ernstig afwijkend gedrag of gedrag dat in hoge mate niet passend is
in de betreffende situatie.’ Verder volgt uit de uitwerking van ‘geheugenstoornissen’ dat daaronder kan worden verstaan: ‘Betrokkene kan zich bijvoorbeeld niet herinneren waarom hij
op weg is en/of waar hij naartoe gaat.’ (Cursivering door de rechtbank). De MvT bevat geen uitwerking van ‘abnormale opwindingstoestanden’.

Beoordeling mutatierapporten

7. Uit de mutatierapporten blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat eiseres gedrag heeft vertoond dat ernstig afwijkend is of in hoge mate niet passend in de betreffende situatie. Evenmin blijkt dat zij abnormale opwindingstoestanden heeft vertoond gerelateerd aan haar rijgedrag. Verweerder heeft deze conclusie niet kunnen trekken op basis van een van de mutatierapporten, evenmin op de mutatierapporten in onderlinge samenhang.
8. In het mutatierapport van 11 juli 2019 staat dat eiseres met een snelheid van 60 km/u de toerit op de snelweg opreed en vervolgens 70 km/u bleef rijden. Daarmee veroorzaakte zij volgens de politieagent gevaar en hinder. Daarom gaf hij haar een volgteken, dat eiseres niet direct volgde. Tijdens het volgen parkeerde eiseres haar auto in de berm, terwijl de agent door bleef reden en pas wilde stilstaan op de carpoolplaats. Daargelaten of de beschreven feiten juist zijn, zoals eiseres betwist, volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank zonder verdere beschrijving van het rijgedrag van andere deelnemers aan het verkeer niet dat eiseres ernstig gestoord inzicht of gedrag of abnormale opwindingstoestanden heeft vertoond. De gebeurtenissen zeggen wellicht iets over de rijvaardigheid van eiseres, maar kunnen zonder nadere context niet de conclusie dragen dat zij ernstig afwijkend gedrag heeft vertoond of gedrag dat in hoge mate niet passend is in de betreffende situatie.
9. Hetzelfde geldt voor de mutatie van 6 maart 2019, eveneens door eiseres weersproken, waaruit blijkt dat eiseres betrokken was bij een aanrijding met een fietser. Uit de mutatie is niet op te maken wat hierin het aandeel was van eiseres en wat het aandeel van de fietser. Het is bovendien een weergave van het verhaal van de fietser achteraf, niet een weergave van gebeurtenissen zoals waargenomen door een politieagent. Dit maakt dat minder snel van de objectiviteit van het mutatierapport kan worden uitgegaan. Eiseres heeft in bezwaar een brief overgelegd van de verzekeraar ING waaruit blijkt dat de schade aan haar auto als gevolg van de aanrijding is vergoed. In beroep heeft zij ook het door haarzelf en de fietser ondertekende schadeformulier van de aanrijding overgelegd, waarop is aangekruist dat haar auto stilstond op het moment van de aanrijding. In deze procedure staat echter niet de vraag centraal of eiseres al dan niet aansprakelijk was voor de aanrijding, zoals zij betwist. Het gaat om de vraag of op grond van deze mutatie het vermoeden gerechtvaardigd is dat eiseres ernstig gestoord inzicht of gedrag en/of abnormale opwindingstoestanden heeft vertoond. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Ook uit dit mutatierapport blijkt niet dat eiseres ernstig afwijkend gedrag heeft vertoond of gedrag dat in hoge mate niet passend is in de betreffende situatie.
10. Uit het mutatierapport van 1 september 2017 is op te maken dat eiseres met een rechterlijke machtiging is opgenomen op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis en vervolgens bij Altrecht is opgenomen. Wat hiervoor de aanleiding en reden is geweest en hoe lang de opname heeft geduurd, valt niet uit het mutatierapport af te leiden. In het rapport staat de zin dat “
het de vraag is wat een handtekening van Blankestijn voor waarde heeft (met het oog op de psychiatrische achtergrond).” Verweerder lijkt op basis hiervan te hebben aangenomen dat eiseres bekend is met psychische hulpverlening, zoals in het bestreden besluit te lezen is. De rechtbank is van oordeel dat dit bijzonder kort door de bocht is, ook omdat het mutatierapport is opgemaakt door de dierenpolitie en in eerste instantie gaat over de twee honden van eiseres, niet over haarzelf. Bovendien heeft eiseres in bezwaar een verklaring overgelegd van haar huisarts, die verklaart dat eiseres los van een kortdurende opname in 2017 na een verwaarloosde hersenschudding, waarvan zij inmiddels volledig hersteld is, nooit in aanraking is geweest met de psychiatrische hulpverlening. Doorslaggevend voor de rechtbank is dat de feiten en omstandigheden beschreven in het mutatierapport op geen enkele manier gerelateerd zijn aan de rijgeschiktheid van eiseres. Zoals onder rechtsoverweging 6 is overwogen, moet het vermoeden dat iemand geestelijk niet geschikt is om te rijden terug te voeren zijn op waargenomen rijgedrag, althans verschijnselen die direct zijn te relateren aan de rijgeschiktheid. Daarvan is in dit mutatierapport geen sprake. Op basis van dit mutatierapport valt dan ook niet te concluderen dat eiseres niet (geestelijk) geschikt zou zijn om te rijden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de opname op zichzelf dan wel in samenhang met de andere mutaties het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid om te rijden kan rechtvaardigen.

Conclusie

11.
Omdat de rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het vermoeden heeft dat eiseres geestelijk ongeschikt is om te rijden, heeft verweerder ten onrechte een onderzoek naar de geschiktheid aan eiseres opgelegd.
12. Ook de schorsing van het rijbewijs van eiseres houdt geen stand, aangezien hiervoor vereist is dat ‘er duidelijke aanwijzingen zijn dat de betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige’
. [6] Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit geen van de drie mutatierapporten duidelijke aanwijzingen af te leiden zijn dat eiseres lijdt aan een aandoening waardoor zij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, ook niet in onderlinge samenhang bezien.
13. Dit betekent dat de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaart. Wat eiseres en haar gemachtigde verder hebben aangevoerd tegen het besluit bespreekt de rechtbank niet, omdat zij het beroep al gegrond verklaart op grond van hetgeen hiervoor is besproken.
14. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit, waarbij het onderzoek naar de geschiktheid van eiseres is opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs is geschorst, te herroepen. De rechtbank is namelijk niet gebleken dat verweerder op grond van een andere wettelijke grondslag bevoegd was om een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen, of de geldigheid van haar rijbewijs te schorsen.
15. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 787,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van repliek) met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 787,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.H.W. Schierbeek, griffier, op 8 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
2.Conform artikel 131, tweede lid, aanhef en onder a, en artikel 130, derde lid, van de WVW, gelezen in samenhang met artikel 6 en artikel 5, aanhef en onder c, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
3.Dit volgt uit artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, van de Regeling.
4.Bijlage bij de Regeling, onder B (geschiktheid), onderdeel II (geestelijke geschiktheid), sub b en f.
5.Staatscourant 1996, nr. 81, p. 11, Regeling houdende nadere regels met betrekking tot de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, bedoeld in Hoofdstuk VI, paragraaf 9, van de Wegenverkeerswet 1994.
6.Op grond van artikel 6, in samenhang gelezen met artikel 5, aanhef en onder c, van de Regeling.