Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
mr. A.C.G. Meijer),
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Bestreden besluit
Eerste beroepsgrond: onvoldoende gemotiveerd
Beoordeling door de rechtbank
vertoontbijvoorbeeld ernstig afwijkend gedrag of gedrag dat in hoge mate niet passend is
in de betreffende situatie.’ Verder volgt uit de uitwerking van ‘geheugenstoornissen’ dat daaronder kan worden verstaan: ‘Betrokkene kan zich bijvoorbeeld niet herinneren waarom hij
op weg is en/of waar hij naartoe gaat.’ (Cursivering door de rechtbank). De MvT bevat geen uitwerking van ‘abnormale opwindingstoestanden’.
Beoordeling mutatierapporten
het de vraag is wat een handtekening van Blankestijn voor waarde heeft (met het oog op de psychiatrische achtergrond).” Verweerder lijkt op basis hiervan te hebben aangenomen dat eiseres bekend is met psychische hulpverlening, zoals in het bestreden besluit te lezen is. De rechtbank is van oordeel dat dit bijzonder kort door de bocht is, ook omdat het mutatierapport is opgemaakt door de dierenpolitie en in eerste instantie gaat over de twee honden van eiseres, niet over haarzelf. Bovendien heeft eiseres in bezwaar een verklaring overgelegd van haar huisarts, die verklaart dat eiseres los van een kortdurende opname in 2017 na een verwaarloosde hersenschudding, waarvan zij inmiddels volledig hersteld is, nooit in aanraking is geweest met de psychiatrische hulpverlening. Doorslaggevend voor de rechtbank is dat de feiten en omstandigheden beschreven in het mutatierapport op geen enkele manier gerelateerd zijn aan de rijgeschiktheid van eiseres. Zoals onder rechtsoverweging 6 is overwogen, moet het vermoeden dat iemand geestelijk niet geschikt is om te rijden terug te voeren zijn op waargenomen rijgedrag, althans verschijnselen die direct zijn te relateren aan de rijgeschiktheid. Daarvan is in dit mutatierapport geen sprake. Op basis van dit mutatierapport valt dan ook niet te concluderen dat eiseres niet (geestelijk) geschikt zou zijn om te rijden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de opname op zichzelf dan wel in samenhang met de andere mutaties het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid om te rijden kan rechtvaardigen.
Conclusie
Omdat de rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het vermoeden heeft dat eiseres geestelijk ongeschikt is om te rijden, heeft verweerder ten onrechte een onderzoek naar de geschiktheid aan eiseres opgelegd.
. [6] Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit geen van de drie mutatierapporten duidelijke aanwijzingen af te leiden zijn dat eiseres lijdt aan een aandoening waardoor zij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, ook niet in onderlinge samenhang bezien.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;