Op 8 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan [derde-partij] B.V. voor de bouw van een bedrijfsgebouw voor archief en opslag. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen de vergunning, vroegen om een voorlopige voorziening omdat zij vreesden dat het toekomstige gebruik van het gebouw in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld tijdens een zitting waar zowel verzoekers als de vertegenwoordigers van verweerder en [derde-partij] B.V. aanwezig waren.
De voorzieningenrechter overwoog dat de vergunning was verleend voor activiteiten die binnen de bestemming 'Bedrijf' vallen, en dat de vergunninghouder had bevestigd dat het gebouw uitsluitend voor archief en opslag zou worden gebruikt. Verzoekers stelden dat er een datacenter zou worden gevestigd, wat zou leiden tot een hogere milieucategorie, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bewijs was dat dit het geval zou zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de omgevingsvergunning in bezwaar niet in stand zou blijven en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.