4.3Het oordeel van de rechtbank
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 16 december 2018:
Ik doe namens het slachtoffer [benadeelde] aangifte van poging diefstal. Ik ben woonachtig op de [adres] te [woonplaats] .
Op 16 december 2018, omstreeks 01:00 uur sloot ik mijn woning af en ging naar bed. De woning was op dat moment onbeschadigd. Op bovengenoemde datum, omstreeks 08:00 uur werden wij wakker en liepen naar beneden. Eenmaal beneden zagen wij dat de ruit in de gang vernieldwas. Ik zag overal glasscherven liggen. Ik zag tevens dat een voorwerp welke buiten lag nu binnen op de overloop lag. Ik zag op het dakterras diverse goederen die kapot waren. Ik zag onder andere een lamp. Deze stond nabij het raam maar lag nu op de grond. De glazen kappen waren gebroken.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 16 december 2018:
Op zondag 16 december 2018, omstreeks 03:30 uur, lag ik in mijn bed in mijn woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Toen ik naar buiten keek zag ik een man op een dakterras staan. Dit betrof het dakterras boven snackbar [snackbar] . Ik zag een man woest om zich heen zwaaien, ik zag dat hij vervolgens een lantaarn omgooide. De man was ook aan het schuiven met betonnen goederen die op het dakterras lagen en daarna hoorde ik glasgerinkel. Daarna is de man over de daken weggerend, ondertussen is hij ook nog uitgegleden door de gladheid van de sneeuw. Nadat de man van het dakterras was geklommen is hij de steeg ingelopen naast kapperszaak [kapperszaak] . In de steeg is hij de tweede deur links naar binnen gegaan. Daarna zag ik hem op het dakterras lopen waar hij kennelijk woont. Ik heb het vermoeden dat de man woonachtig is op de [adres] te [woonplaats] . Hier brandde ook nog licht toen de politie in de straat was.
Proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2018:
Op zaterdag 16 december 2018 (
de rechtbank begrijpt: zondag 16 december 2018) surveilleerde ik samen met collega [verbalisant 1] in [woonplaats] . Om 04:32 uur kregen wij de melding om te gaan naar [adres] te [woonplaats] in verband met het illegaal afsteken van vuurwerk. Ter plaatse kregen wij te horen dat een melder een persoon op een dakterras had zien staan. Ik heb vervolgens telefonisch contact opgenomen met deze melder. Vervolgens kreeg ik telefonisch contact met een persoon die later op gaf te zijn: [getuige 2] .
Vervolgens ben ik met collega [verbalisant 2] op het dakterras geklommen boven de snackbar [snackbar] . Omdat het recent had gesneeuwd zag ik verschillende voetafdrukken op het dakterras. Ik zag vervolgens een vernielde ruit. Ik zag ook een lantaarn op de grond liggen die normaal rechtop staat. Getuige [getuige 2] vertelde mij door welke deur de persoon was gegaan die op het dakterras had gestaan en mogelijk de ruit heeft vernield. Ik zag dat deze deur van [adres] te[woonplaats] was. Naast kapperszaak [kapperszaak] loopt een steeg, via de tweede deur links in deze steeg kom je op het dakterras van dit adres. Toen ik met mijn collega’s naar deze deur liep werden wij aangesproken door bewoners van [adres] . De bewoners vertelde dat zij vannacht ook vuurwerk hadden gehoord en dat zij vlak na het vuurwerk [verdachte] op hun dakterras hadden zien lopen. Zij vertelde ons dat [verdachte] woonachtig was op het zelfde adres alleen dan kamer [nummer] . Vervolgens zijn wij naar de kamer van [verdachte] gegaan. Wij zagen dat de vloer voor de kamerdeur vochtig was. Toen ik voor de deur stond van [verdachte] herkende ik het adres van een aanhouding buiten heterdaad wat ik eerder dit jaar had verricht. Dit was ook op het adres [adres] Ik weet ambtshalve dat hier maar een persoon woonachtig is en dat betreft [verdachte].
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 17 december 2018:
Afgelopen zondag, na al die vernielingen op ons terras, hadden mijn vrouw en ik heel veel visitekaartjes gevonden in de sneeuw op het terras. Op deze visitekaartjes staat de naam [verdachte].
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen en bevindingen vast dat op 16 december 2018 te [woonplaats] een ruit en een lamp, toebehorende aan [slachtoffer] en [benadeelde] , door een man zijn vernield. De vraag is of bewezen kan worden verklaard dat verdachte de man is geweest die op 16 december 2018 deze goederen heeft vernield.
Gelet op de verklaringen van aangever, getuige [getuige 2] en verbalisant [verbalisant 3] is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 16 december 2018 de goederen op het dakterras heeft vernield, waarbij mede redengevend wordt geacht dat – zoals hierna zal worden overwogen – verdachte een dag later, te weten op 17 december 2018, via hetzelfde dakterras en na het vernielen van een ruit, de woning aan de [adres] te [woonplaats] daadwerkelijk wederrechtelijk is binnengedrongen. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd zodanig met elkaar overeenkomen dat ervan mag worden uitgegaan dat deze zijn gepleegd door één en dezelfde dader. Hierbij is in aanmerking genomen, dat er geen enkele aanwijzing is voor het tegendeel.
De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] 17 december 2018:
Afgelopen vrijdag 14 december 2018 ben ik met mijn vrouw verhuisd naar het adres waar wij nu wonen, op de [adres] . Dit betreft een bovenwoning boven een snack en catering bedrijf. Dit bedrijf en ook onze bovenwoning is eigendom van meneer [getuige 1] . Onze bovenwoning heeft een dakterras.
Vanavond 17 december 2018 zat ik samen met mijn vrouw rond 19.00 uur op de bank. Opeens hoorde ik heel hard gebonk en glasgerinkel vanaf de deuren naar ons dakterras. Hierop liep ik direct richting de deur naar het dakterras. Ik zag toen dat hij al binnen stond. Ik zag dat het glas van de rechtse deur naar het terras was vernield. Ik stapte achteruit en ik viel over de leuning van een bankje dat daar stond. Ik viel toen op mijn rug op de grond. Ik zag dat die man boven mij stond. Ik hoorde hem de volgende woorden tegen mijn schreeuwen: “Ik maak je kapot! Ik maak je dood!”.
Ik had echt het gevoel dat hij de bedreigingen ten uitvoer wilde brengen.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 17 december 2018:
Maandagavond 17 december 2018 zat ik samen met mijn man op de bank. Ik hoorde ineens hard gebonk en glasgerinkel. Ik zag dat mijn man overeind vloog en richting de deur naar ons dakterras liep. Ik zag dat er een man ons huis binnen kwam lopen. Ik zag dat mijn man op de grond was gevallen en dat die man boven hem stond en ik hoorde hem blijven schreeuwen. Ik hoorde hem het volgende tegen mijn man zeggen: “Ik maak je kapot!”. Toen ik op de trap naar beneden liep hoorde ik hem zeggen “Ik maak je kapot”.
Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] van 19 december 2018:
Ik heb een snackbar gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Boven de snackbar zit een woning. Daar wonen een oud echtpaar, genaamd [A] en [slachtoffer] . Zij zijn daar woonachtig sinds 15 december 2018. De woning is van mij en mijn broer en wij verhuren deze woning. Achter ons is een appartementencomplex waar [verdachte] woonachtig is. Ik heb zelf ooit ook in dat appartementencomplex gewoond en ken [verdachte] daarvan.
Op 17 december 2018 omstreeks 18.15 uur was ik in de keuken van de snackbar aan het werk. Op dat moment zag en hoorde ik dat een medewerkster van de snackbar de keuken in kwam en roep: “ [benadeelde] kom snel! [verdachte] is weer bezig!”. Toen ik op het balkon stond zag ik [verdachte] op dat moment binnen staan bij de bovenburen. Ik zag dat [slachtoffer] en [verdachte] tegen over elkaar stonden. Ik zag dat de ruit van de balkondeuren ingeslagen was. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen met een schroevendraaier en een ijzeren buis en een waterpomptang.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 17 december 2018 de woning aan de [adres] te [slachtoffer] wederrechtelijk is binnengedrongen, dat hij een ruit in een deur van [benadeelde] heeft vernield en dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd.
De rechtbank acht niet bewezen dat toen [slachtoffer] op de grond lag verdachte een (draaiende) boormachine boven het hoofd of gezicht van [slachtoffer] heeft gehouden. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] , die verdachte bij [slachtoffer] binnen ziet staan, blijkt niet dat hij een boormachine heeft gezien, ook niet toen verdachte op hem afkwam lopen. Ook hebben een aantal agenten na het incident in de omgeving van de woning en in de woning van verdachte gezocht en daarbij is door hen geen boormachine aangetroffen. Wel is door hen in de omgeving een schroevendraaier, een hamer, een ijzervijl en een metalen stang aangetroffen, hetgeen in lijn is met de verklaring van [getuige 1] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht de feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen.
feit 5:
Proces-verbaal aangifte van [verbalisant 4] namens Politie Veenendaal van 17 december 2018:
Op 17 december 2018 was ik uit hoofde van mijn functie als hoofdagent van de politie
Midden-Nederland, bezig met mijn werkzaamheden binnen het politiebureau Veenendaal. Op genoemde datum was als arrestant ingesloten op het politiebureau: [verdachte] , geboren [1984] te [geboorteplaats] .
Op genoemde datum omstreeks 21.10 uur activeerde [verdachte] de intercom. Ik hoorde [verdachte] vertellen dat hij naar het toilet moest. Ik zei hem dat ik er aan kwam. Ik hoorde hem nogmaals zeggen dat hij naar de wc moest. Ik zei hem nogmaals dat ik er aan kwam. Ik hoorde hem zeggen: "dan pis ik wel in de hoek hoor", of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [verdachte] zich in de hoek draaide en het leek er op dat hij ging staan urineren. Ik kon dat zien omdat [verdachte] in de observatiecel zat, waarbij cameratoezicht van kracht is.
Ik liep direct naar [verdachte] toe, in de cellengang. Ik deed de deur open en zag toen dat er een plas urine in de cel lag. Het rook naar urine in de cel. Ik hoorde hem zeggen: "ja, ik hoorde alleen 'barst maar", dus toen ben ik maar gaan plassen", of woorden van gelijke strekking. De cel kon om deze reden niet meer ingezet worden, tot na de reiniging.
Proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2019:
Ik, verbalisant, bekeek op maandag 7 januari de camerabeelden van de vernieling van de observatiecel in het politiebureau te Veenendaal. Deze vernieling heeft plaatsgevonden op maandag 17 december omstreeks 21.10 uur. Op die dag, datum en tijdstip was verdachte [verdachte] , geboren op [1984] , ingesloten in deze observatiecel.
Ik zag op de camerabeelden het volgende. Ten tijde van het tijdstempel 17-12-2018 21.09.11 verdachte [verdachte] in de observatiecel zitten. Ik zag dat hij opstond en richting de deur liep, waarnaast een bel zit. Ik zag dat hij op de bel drukte en voor de deur bleef staan. Ik zag ten tijde van 21.09.40 dat hij in de intercom sprak. Ik zag ten tijde van 21.10.04 dat verdachte [verdachte] in de hoek bij de intercom ging staan. Ik zag dat hij schuin met zijn rug naar de camera gericht ging staan. Ik zag dat hij een 'plashouding' aannam. Ik zag dat hij zijn handen voor zich bracht en ter hoogte van zijn geslachtsdeel bracht. Ik zag dat hij bewegingen maakte met de door de politie geleverde overal, alsof hij zijn geslachtsdeel naar buiten bracht. Ik zag dat er vervolgens een natte plek op de vloer ontstond.
Proces-verbaal aangifte van [verbalisant 4] namens Politie Veenendaal 17 december 2018:
Op 17 december 2018 was ik uit hoofde van mijn functie als hoofdagent van de politie
Midden-Nederland, bezig met mijn werkzaamheden binnen het politiebureau Veenendaal. Op genoemde datum was als arrestant ingesloten op het politiebureau: [verdachte] , geboren [1984] te [geboorteplaats] .
Op genoemde datum, omstreeks 22.02 uur, belde ik een arts ten behoeve van de verdachte. Nadat ik de arts geïnformeerd had over de aard van de klachten van de verdachte, vroeg de arts of hij de verdachte telefonisch kon spreken. Ik gaf de verdachte mijn van dienstwege verstrekte telefoon. Vervolgens zag ik dat de verdachte met opzet en met kracht mijn mobiele telefoon op de grond gooide.
Ik zag dat mijn telefoon niet meer reageerde. Ik zag dat ook een zogenaamde 'harde reset' van het toestel er ook niet toe leidde dat het toestel weer functioneerde. Het toestel was niet langer bruikbaar.
Proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2019:
Ik, verbalisant, keek op donderdag 24 januari 2019 de camerabeelden uit van de vernieling van een telefoon van collega [verbalisant 4] , gepleegd op maandag 17 december 2018. Ten tijde van het telefoongesprek tussen [verdachte] en de arts waren er camerabeelden opgenomen in de observatiecel.
Op deze camerabeelden zag ik het volgende. Ten tijde van het tijdstempel 17-12-2018 22:03:26 zag ik verdachte [verdachte] in de cel staan. Ik zag dat hij in zijn linkerhand een telefoon had en deze tegen zijn linkeroor vasthield. Ik zag dat ten tijde van 22:04:02 verdachte [verdachte] de telefoon gefrustreerd op de grond gooide. Ik zag dat hij gefrustreerd was omdat hij met een snelle beweging en op een agressieve manier de telefoon van zich afgooide. Ik zag dat de telefoon met kracht werd gegooid en dat deze op de grond terecht kwam. Ik zag dat de telefoon stuiterde toen deze op de grond terecht kwam.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft namens verdachte verklaard dat voordat verdachte werd ingesloten op het politiebureau aan hem medicijnen zouden zijn toegediend. De rechtbank begrijpt deze verklaring aldus, dat verdachte betwist dat hij opzettelijk zou hebben gehandeld. Het dossier bevat hiervoor evenwel geen enkele aanwijzing en deze verklaring is dan ook niet aannemelijk geworden. De rechtbank oordeelt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel onbruikbaar heeft gemaakt en een telefoon heeft vernield.
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen.