ECLI:NL:RBMNE:2020:2755

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
16-153671-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen, bedreiging en onbruikbaar maken van politiecel door verdachte met psychische problemen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige feiten. De verdachte, geboren in 1984, heeft op 16 en 17 december 2018 in [woonplaats] een ruit en een lamp vernield, wederrechtelijk een woning binnengedrongen, een ruit van een deur vernield, een persoon bedreigd met de dood en een politiecel onbruikbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van zes weken met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partijen werd toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-153671-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende op het adres [adres] , te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 januari 2020 en 1 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunt van de officier van justitie mr. drs. T. van Haaren-Paulus en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 16 december 2018 te [woonplaats] een ruit en een lantaarn heeft vernield van
[slachtoffer] en/of [benadeelde] ;
feit 2: op 17 december 2018 te [woonplaats] wederrechtelijk is binnengedrongen in de woning van [slachtoffer] aan de [adres] ;
feit 3: op 17 december 2018 te [woonplaats] een ruit van een deur heeft vernield van [benadeelde] ;
feit 4: op 17 december 2018 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood, door hem een draaiende boormachine boven het hoofd te houden en de woorden te roepen “Ik maak je kapot! Ik maak je dood!”;
feit 5: op 17 december 2018 te Veenendaal een cel onbruikbaar heeft gemaakt en een telefoon heeft vernield van de Politie Veenendaal.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het dossier de vijf ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt ten aanzien van feit 1 dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de dader is. Een getuige heeft verklaard over wat zij heeft gezien in de nacht van 16 december 2018. De getuige heeft een man op het dakterras gezien, die van het dakterras is geklommen en vervolgens een pand is binnengegaan, waar ook verdachte een kamer huurt. In het pand worden echter meerdere kamers verhuurd, zodat de getuige ook een andere bewoner van het pand kan hebben gezien.
Ten aanzien van feit 4 stelt de raadsman dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het gebruik van een boormachine. De getuige [getuige 1] verklaart niet een boormachine te hebben waargenomen en er is geen boormachine gevonden in de omgeving van de woning.
Voor wat betreft feit 5 voert de raadsman aan dat de gedragingen van verdachte niet aan hem kunnen worden toegerekend. Verdachte had kort daarvoor een spuitje of een pil gekregen en verkeerde onder invloed daarvan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
bewijsmiddelen [1]
feit 1:
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 16 december 2018:
Ik doe namens het slachtoffer [benadeelde] aangifte van poging diefstal. Ik ben woonachtig op de [adres] te [woonplaats] .
Op 16 december 2018, omstreeks 01:00 uur sloot ik mijn woning af en ging naar bed. De woning was op dat moment onbeschadigd. Op bovengenoemde datum, omstreeks 08:00 uur werden wij wakker en liepen naar beneden. Eenmaal beneden zagen wij dat de ruit in de gang vernield [2] was. Ik zag overal glasscherven liggen. Ik zag tevens dat een voorwerp welke buiten lag nu binnen op de overloop lag. Ik zag op het dakterras diverse goederen die kapot waren. Ik zag onder andere een lamp. Deze stond nabij het raam maar lag nu op de grond. De glazen kappen waren gebroken [3] .
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 16 december 2018:
Op zondag 16 december 2018, omstreeks 03:30 uur, lag ik in mijn bed in mijn woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Toen ik naar buiten keek zag ik een man op een dakterras staan. Dit betrof het dakterras boven snackbar [snackbar] . Ik zag een man woest om zich heen zwaaien, ik zag dat hij vervolgens een lantaarn omgooide. De man was ook aan het schuiven met betonnen goederen die op het dakterras lagen en daarna hoorde ik glasgerinkel. Daarna is de man over de daken weggerend, ondertussen is hij ook nog uitgegleden door de gladheid van de sneeuw. Nadat de man van het dakterras was geklommen is hij de steeg ingelopen naast kapperszaak [kapperszaak] . In de steeg is hij de tweede deur links naar binnen gegaan. Daarna zag ik hem op het dakterras lopen waar hij kennelijk woont. Ik heb het vermoeden dat de man woonachtig is op de [adres] te [woonplaats] . Hier brandde ook nog licht toen de politie in de straat was [4] .
Proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2018:
Op zaterdag 16 december 2018 (
de rechtbank begrijpt: zondag 16 december 2018) surveilleerde ik samen met collega [verbalisant 1] in [woonplaats] . Om 04:32 uur kregen wij de melding om te gaan naar [adres] te [woonplaats] in verband met het illegaal afsteken van vuurwerk. Ter plaatse kregen wij te horen dat een melder een persoon op een dakterras had zien staan. Ik heb vervolgens telefonisch contact opgenomen met deze melder. Vervolgens kreeg ik telefonisch contact met een persoon die later op gaf te zijn: [getuige 2] .
Vervolgens ben ik met collega [verbalisant 2] op het dakterras geklommen boven de snackbar [snackbar] . Omdat het recent had gesneeuwd zag ik verschillende voetafdrukken op het dakterras. Ik zag vervolgens een vernielde ruit. Ik zag ook een lantaarn op de grond liggen die normaal rechtop staat. Getuige [getuige 2] vertelde mij door welke deur de persoon was gegaan die op het dakterras had gestaan en mogelijk de ruit heeft vernield. Ik zag dat deze deur van [adres] te [5] [woonplaats] was. Naast kapperszaak [kapperszaak] loopt een steeg, via de tweede deur links in deze steeg kom je op het dakterras van dit adres. Toen ik met mijn collega’s naar deze deur liep werden wij aangesproken door bewoners van [adres] . De bewoners vertelde dat zij vannacht ook vuurwerk hadden gehoord en dat zij vlak na het vuurwerk [verdachte] op hun dakterras hadden zien lopen. Zij vertelde ons dat [verdachte] woonachtig was op het zelfde adres alleen dan kamer [nummer] . Vervolgens zijn wij naar de kamer van [verdachte] gegaan. Wij zagen dat de vloer voor de kamerdeur vochtig was. Toen ik voor de deur stond van [verdachte] herkende ik het adres van een aanhouding buiten heterdaad wat ik eerder dit jaar had verricht. Dit was ook op het adres [adres] Ik weet ambtshalve dat hier maar een persoon woonachtig is en dat betreft [verdachte] [6] .
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 17 december 2018:
Afgelopen zondag, na al die vernielingen op ons terras, hadden mijn vrouw en ik heel veel visitekaartjes gevonden in de sneeuw op het terras. Op deze visitekaartjes staat de naam [verdachte] [7] .
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen en bevindingen vast dat op 16 december 2018 te [woonplaats] een ruit en een lamp, toebehorende aan [slachtoffer] en [benadeelde] , door een man zijn vernield. De vraag is of bewezen kan worden verklaard dat verdachte de man is geweest die op 16 december 2018 deze goederen heeft vernield.
Gelet op de verklaringen van aangever, getuige [getuige 2] en verbalisant [verbalisant 3] is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 16 december 2018 de goederen op het dakterras heeft vernield, waarbij mede redengevend wordt geacht dat – zoals hierna zal worden overwogen – verdachte een dag later, te weten op 17 december 2018, via hetzelfde dakterras en na het vernielen van een ruit, de woning aan de [adres] te [woonplaats] daadwerkelijk wederrechtelijk is binnengedrongen. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd zodanig met elkaar overeenkomen dat ervan mag worden uitgegaan dat deze zijn gepleegd door één en dezelfde dader. Hierbij is in aanmerking genomen, dat er geen enkele aanwijzing is voor het tegendeel.
De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 2, 3 en 4:
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] 17 december 2018:
Afgelopen vrijdag 14 december 2018 ben ik met mijn vrouw verhuisd naar het adres waar wij nu wonen, op de [adres] . Dit betreft een bovenwoning boven een snack en catering bedrijf. Dit bedrijf en ook onze bovenwoning is eigendom van meneer [getuige 1] . Onze bovenwoning heeft een dakterras [8] .
Vanavond 17 december 2018 zat ik samen met mijn vrouw rond 19.00 uur op de bank. Opeens hoorde ik heel hard gebonk en glasgerinkel vanaf de deuren naar ons dakterras. Hierop liep ik direct richting de deur naar het dakterras. Ik zag toen dat hij al binnen stond. Ik zag dat het glas van de rechtse deur naar het terras was vernield. Ik stapte achteruit en ik viel over de leuning van een bankje dat daar stond. Ik viel toen op mijn rug op de grond. Ik zag dat die man boven mij stond. Ik hoorde hem de volgende woorden tegen mijn schreeuwen: “Ik maak je kapot! Ik maak je dood!”.
Ik had echt het gevoel dat hij de bedreigingen ten uitvoer wilde brengen [9] .
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 17 december 2018:
Maandagavond 17 december 2018 zat ik samen met mijn man op de bank. Ik hoorde ineens hard gebonk en glasgerinkel. Ik zag dat mijn man overeind vloog en richting de deur naar ons dakterras liep. Ik zag dat er een man ons huis binnen kwam lopen. Ik zag dat mijn man op de grond was gevallen en dat die man boven hem stond en ik hoorde hem blijven schreeuwen. Ik hoorde hem het volgende tegen mijn man zeggen: “Ik maak je kapot!”. Toen ik op de trap naar beneden liep hoorde ik hem zeggen “Ik maak je kapot” [10] .
Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] van 19 december 2018:
Ik heb een snackbar gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Boven de snackbar zit een woning. Daar wonen een oud echtpaar, genaamd [A] en [slachtoffer] . Zij zijn daar woonachtig sinds 15 december 2018. De woning is van mij en mijn broer en wij verhuren deze woning. Achter ons is een appartementencomplex waar [verdachte] woonachtig is. Ik heb zelf ooit ook in dat appartementencomplex gewoond en ken [verdachte] daarvan [11] .
Op 17 december 2018 omstreeks 18.15 uur was ik in de keuken van de snackbar aan het werk. Op dat moment zag en hoorde ik dat een medewerkster van de snackbar de keuken in kwam en roep: “ [benadeelde] kom snel! [verdachte] is weer bezig!”. Toen ik op het balkon stond zag ik [verdachte] op dat moment binnen staan bij de bovenburen. Ik zag dat [slachtoffer] en [verdachte] tegen over elkaar stonden. Ik zag dat de ruit van de balkondeuren ingeslagen was. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen met een schroevendraaier en een ijzeren buis en een waterpomptang [12] .
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 17 december 2018 de woning aan de [adres] te [slachtoffer] wederrechtelijk is binnengedrongen, dat hij een ruit in een deur van [benadeelde] heeft vernield en dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd.
De rechtbank acht niet bewezen dat toen [slachtoffer] op de grond lag verdachte een (draaiende) boormachine boven het hoofd of gezicht van [slachtoffer] heeft gehouden. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] , die verdachte bij [slachtoffer] binnen ziet staan, blijkt niet dat hij een boormachine heeft gezien, ook niet toen verdachte op hem afkwam lopen. Ook hebben een aantal agenten na het incident in de omgeving van de woning en in de woning van verdachte gezocht en daarbij is door hen geen boormachine aangetroffen. Wel is door hen in de omgeving een schroevendraaier, een hamer, een ijzervijl en een metalen stang aangetroffen, hetgeen in lijn is met de verklaring van [getuige 1] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht de feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen.
feit 5:
Proces-verbaal aangifte van [verbalisant 4] namens Politie Veenendaal van 17 december 2018:
Op 17 december 2018 was ik uit hoofde van mijn functie als hoofdagent van de politie
Midden-Nederland, bezig met mijn werkzaamheden binnen het politiebureau Veenendaal. Op genoemde datum was als arrestant ingesloten op het politiebureau: [verdachte] , geboren [1984] te [geboorteplaats] .
Op genoemde datum omstreeks 21.10 uur activeerde [verdachte] de intercom. Ik hoorde [verdachte] vertellen dat hij naar het toilet moest. Ik zei hem dat ik er aan kwam. Ik hoorde hem nogmaals zeggen dat hij naar de wc moest. Ik zei hem nogmaals dat ik er aan kwam. Ik hoorde hem zeggen: "dan pis ik wel in de hoek hoor", of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [verdachte] zich in de hoek draaide en het leek er op dat hij ging staan urineren. Ik kon dat zien omdat [verdachte] in de observatiecel zat, waarbij cameratoezicht van kracht is [13] .
Ik liep direct naar [verdachte] toe, in de cellengang. Ik deed de deur open en zag toen dat er een plas urine in de cel lag. Het rook naar urine in de cel. Ik hoorde hem zeggen: "ja, ik hoorde alleen 'barst maar", dus toen ben ik maar gaan plassen", of woorden van gelijke strekking. De cel kon om deze reden niet meer ingezet worden, tot na de reiniging [14] .
Proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2019:
Ik, verbalisant, bekeek op maandag 7 januari de camerabeelden van de vernieling van de observatiecel in het politiebureau te Veenendaal. Deze vernieling heeft plaatsgevonden op maandag 17 december omstreeks 21.10 uur. Op die dag, datum en tijdstip was verdachte [verdachte] , geboren op [1984] , ingesloten in deze observatiecel.
Ik zag op de camerabeelden het volgende. Ten tijde van het tijdstempel 17-12-2018 21.09.11 verdachte [verdachte] in de observatiecel zitten. Ik zag dat hij opstond en richting de deur liep, waarnaast een bel zit. Ik zag dat hij op de bel drukte en voor de deur bleef staan. Ik zag ten tijde van 21.09.40 dat hij in de intercom sprak. Ik zag ten tijde van 21.10.04 dat verdachte [verdachte] in de hoek bij de intercom ging staan. Ik zag dat hij schuin met zijn rug naar de camera gericht ging staan. Ik zag dat hij een 'plashouding' aannam. Ik zag dat hij zijn handen voor zich bracht en ter hoogte van zijn geslachtsdeel bracht. Ik zag dat hij bewegingen maakte met de door de politie geleverde overal, alsof hij zijn geslachtsdeel naar buiten bracht. Ik zag dat er vervolgens een natte plek op de vloer ontstond [15] .
Proces-verbaal aangifte van [verbalisant 4] namens Politie Veenendaal 17 december 2018:
Op 17 december 2018 was ik uit hoofde van mijn functie als hoofdagent van de politie
Midden-Nederland, bezig met mijn werkzaamheden binnen het politiebureau Veenendaal. Op genoemde datum was als arrestant ingesloten op het politiebureau: [verdachte] , geboren [1984] te [geboorteplaats] .
Op genoemde datum, omstreeks 22.02 uur, belde ik een arts ten behoeve van de verdachte. Nadat ik de arts geïnformeerd had over de aard van de klachten van de verdachte, vroeg de arts of hij de verdachte telefonisch kon spreken. Ik gaf de verdachte mijn van dienstwege verstrekte telefoon [16] . Vervolgens zag ik dat de verdachte met opzet en met kracht mijn mobiele telefoon op de grond gooide.
Ik zag dat mijn telefoon niet meer reageerde. Ik zag dat ook een zogenaamde 'harde reset' van het toestel er ook niet toe leidde dat het toestel weer functioneerde. Het toestel was niet langer bruikbaar [17] .
Proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2019:
Ik, verbalisant, keek op donderdag 24 januari 2019 de camerabeelden uit van de vernieling van een telefoon van collega [verbalisant 4] , gepleegd op maandag 17 december 2018. Ten tijde van het telefoongesprek tussen [verdachte] en de arts waren er camerabeelden opgenomen in de observatiecel.
Op deze camerabeelden zag ik het volgende. Ten tijde van het tijdstempel 17-12-2018 22:03:26 zag ik verdachte [verdachte] in de cel staan. Ik zag dat hij in zijn linkerhand een telefoon had en deze tegen zijn linkeroor vasthield. Ik zag dat ten tijde van 22:04:02 verdachte [verdachte] de telefoon gefrustreerd op de grond gooide. Ik zag dat hij gefrustreerd was omdat hij met een snelle beweging en op een agressieve manier de telefoon van zich afgooide. Ik zag dat de telefoon met kracht werd gegooid en dat deze op de grond terecht kwam. Ik zag dat de telefoon stuiterde toen deze op de grond terecht kwam [18] .
Bewijsoverweging
De raadsman heeft namens verdachte verklaard dat voordat verdachte werd ingesloten op het politiebureau aan hem medicijnen zouden zijn toegediend. De rechtbank begrijpt deze verklaring aldus, dat verdachte betwist dat hij opzettelijk zou hebben gehandeld. Het dossier bevat hiervoor evenwel geen enkele aanwijzing en deze verklaring is dan ook niet aannemelijk geworden. De rechtbank oordeelt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel onbruikbaar heeft gemaakt en een telefoon heeft vernield.
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1: op 16 december 2018 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een lamp, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en [benadeelde] , heeft vernield;
feit 2: op 17 december 2018 te [woonplaats] in de woning, gelegen aan de [adres] bij een ander, te weten bij [slachtoffer] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 3: op 17 december 2018 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield;
feit 4: op 17 december 2018 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meerdere malen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot! Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
feit 5: op 17 december 2018 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk een cel en een telefoon, die aan de Politie Veenendaal toebehoorde, heeft vernield en onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
feit 2: in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling;
feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er voldoende indicaties zijn dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en nog steeds, niet de persoon was die hij is. Dat maakt dat ondanks dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het opstellen van rapportage er redenen aanwezig zijn om verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren. In dat geval dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is direct na zijn aanhouding op 17 december 2018 op basis van een inbewaringstelling (IBS) gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de zaak op 1 juli 2020 verbleef verdachte nog steeds op een gesloten afdeling van een kliniek.
Op 25 mei 2018 heeft S. Keppel, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, in een andere strafzaak tegen verdachte, een advies over verdachte uitgebracht. In het advies staat - voor zover van belang - dat verdachte heeft verklaard over meerdere psychoses die hij in het verleden heeft gehad en dat verdachte vanaf zijn vierde het gevoel heeft gehad dat hij anders is dan andere mensen. Verdachte heeft gezegd ‘dingen’ te horen en te zien die niet door anderen gezien worden. Ook zou verdachte hebben verteld wel eens gedwongen opgenomen te zijn geweest bij Zon en Schild in Amersfoort en dat hij aansluitend zou zijn doorverwezen naar Pro persona voor een ambulante behandeling. Verdachte heeft hierover verklaard dat de opname hem niet zou hebben geholpen en dat hij zich niet liet behandelen omdat hem niets zou mankeren. Tot slot kon volgens moeder van verdachte het gedrag van verdachte nooit onderzocht worden, omdat verdachte nergens aan mee wilde werken.
Op 13 augustus 2019 heeft J.M. Westenbroek, psychiater NIFP Noord-Oost Nederland, de officier van justitie schriftelijk geïnformeerd over het gesprek met verdachte in het kader van een trajectconsult. In die brief staat dat verdachte te kennen heeft gegeven niet te willen meewerken aan een onderzoek en dat verdachte niet wil ingaan op de problematiek waarvoor hij is opgenomen. Volgens verdachte is inmiddels een rechterlijke machtiging afgegeven en zou hij medicatie gebruiken. De omstandigheid dat uit een van de getuigenverklaringen naar voren komt dat verdachte eerder bijzondere ideeën had over positieve energie van water kan volgens de psychiater wijzen op een psychose. Op de vraag van de psychiater of verdachte ten tijde van het ten laste gelegde psychotisch was zou verdachte hebben verklaard dat dit wel een beetje het geval was. Volgens de psychiater lijkt sprake te zijn van tenminste een gelijktijdigheidsverband tussen de ten laste gelegde feiten en een psychiatrische stoornis waarvoor verdachte gedwongen is opgenomen. Er zijn echter nog veel vragen ten aanzien van de diagnostiek en zolang verdachte niet meewerkt en geen toestemming geeft om behandelaren te spreken zullen deze aanwezig blijven, aldus de psychiater.
Hoewel daarvoor aanwijzingen bestaan, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan kan worden geoordeeld dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar (en derhalve niet strafbaar) was, ook omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan onderzoeken hiernaar door deskundigen.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht, dan is de eis van de officier van justitie te fors, nu het, hoe vervelend ook, slechts gaat om vernielingen en een bedreiging. Een taakstraf is een passende straf, die verdachte ook in de kliniek waar hij verblijft zou kunnen uitvoeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen twee dagen schuldig gemaakt aan vijf ernstige feiten. In de nacht van 16 december 2018 heeft verdachte een ruit ingeslagen van een woning en een lamp op het dakterras van dezelfde woning vernield. Dit heeft verdachte gedaan bij een woning waar twee dagen daarvoor een ouder echtpaar (een man van 78 en een vrouw van 74) is komen te wonen. Daar is het echter niet bij gebleven. De volgende dag is verdachte, omstreeks 19.00 uur, gewapend met gereedschap terug gegaan naar dezelfde woning. Op dat moment waren de bewoners thuis en zaten zij voor de televisie. Verdachte heeft staand op het dakterras met een hamer een ruit ingeslagen en is daarna de woning binnengedrongen. Toen de man ging kijken wat er aan de hand was en verdachte zag binnenkomen, is hij achteruit gelopen, gestruikeld en ten val gekomen. Terwijl de man op zijn rug lag, is verdachte boven hem gaan staan en heeft hij gedreigd de man te doden en kapot te maken. Door het ingrijpen van een derde is verdachte gevlucht, waarna hij even later door de politie in zijn woning kon worden aangehouden. Dit alles moet voor de bewoners een zeer angstaanjagende en intimiderende ervaring zijn geweest. Te meer omdat dit plaatsvond in hun eigen woning, waar zij pas sinds twee dagen woonden. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij op deze grove manier inbreuk heeft gemaakt op de eigendommen en het leven van twee (oudere) mensen, zonder zich druk te maken over de gevolgen voor hen.
Tot slot heeft verdachte na zijn aanhouding zijn cel onbruikbaar gemaakt door in zijn cel te urineren en een diensttelefoon kapot gegooid. Hiermee heeft verdachte opnieuw laten zien geen enkel respect te hebben voor eigendommen van anderen.
de persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 15 april 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor onder meer vernieling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank heeft acht geslagen op de brieven van Reclassering Nederland van 20 augustus 2019 en 10 december 2019, waaruit blijkt dat het de Reclassering niet is gelukt om een Reclasseringsadvies op te stellen vanwege het geen contact kunnen krijgen met verdachte.
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van de eerder genoemde rapportages en de gedwongen opname van verdachte direct na zijn aanhouding in een psychiatrische kliniek, vast dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. Hiermee zal de rechtbank het bepalen van de op te leggen straf rekening houden.
de straf
Gelet op de ernst van de feiten oordeelt de rechtbank dat niet met een andere dan een vrijheidsbenemende straf kan worden volstaan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank op dit moment evenmin passend en geboden, gelet op de psychische problematiek waar verdachte mee kampt en het feit dat hij op dit moment in een gesloten inrichting verblijft. Onder deze omstandigheden en om recidive in de toekomst te voorkomen acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, nu zij de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de onder verdachte inbeslaggenomen hamer zal onttrekken aan het verkeer. De overige inbeslaggenomen goederen kunnen terug naar verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat alle in beslag genomen goederen retour aan verdachte kunnen worden gegeven, nu niet blijkt dat hiermee enig strafbaar feit is gepleegd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de hamer, die is aangetroffen in de woning van aangever, verbeurd verklaren. De ruit in de deur heeft verdachte met dit voorwerp vernield
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de overige goederen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,00 aan materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 500,00 aan immateriële schadevergoeding, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat zowel de vordering van [benadeelde] als de vordering van [slachtoffer] toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer tegen de vordering van [benadeelde] .
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] stelt de verdediging dat het bedrag voor matiging in aanmerking komt. De uitspraak waarnaar in de vordering wordt verwezen is niet vergelijkbaar met wat in deze zaak heeft plaatsgevonden. Gelet op de in andere zaken toegewezen bedragen komt een bedrag van € 300,00 tot € 350,00 voor vergoeding in aanmerking.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
vordering [benadeelde]
Het is de rechtbank voldoende gebleken dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten 1 en 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [benadeelde] . De hoogte van de vordering is niet betwist en is door de benadeelde partij met stukken onderbouwd. De schade bedraagt € 704,34, waarvan de verzekeraar € 454,34 heeft vergoed. Het resterende bedrag komt in verband met het eigen risico voor rekening van [benadeelde] .
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 250,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 17 december 2018.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
vordering [slachtoffer]
Het is de rechtbank voldoende gebleken dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten 2 en 4 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . Gelet op de wijze waarop verdachte de woning is binnengedrongen, de aard en ernst van de bedreiging, met de daarbij door [slachtoffer] gegeven toelichting en rekening houdend met zijn leeftijd, acht de rechtbank toewijzing van de vergoeding zoals gevorderd billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2018.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 138, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 weken;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
Algemene voorwaarde
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 Picard Hamer (PL0900-2018361599-2322367);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • Stanley mes (PL0900-2018361599-2322363);
  • Monarch Stiletto (PL0900-2018361599-2322366);
  • Waterpomptang (PL0900-2018361599-2322368);
  • Schroevendraaier Wera (PL0900-2018361599-2322369);
  • Bahco 9 (PL0900-2018361599-2322374);
  • Schroevendraaier Wera 1734 (PL0900-2018361599-2322375);
  • Laserpen Pointer (PL0900-2018361599-2322376);
  • Pijp (PL0900-2018361599-2322405);
Benadeelde partij [benadeelde]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2018 tot de dag van volledige betaling, te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2018 tot de dag van volledige betaling, te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. O.P. van Tricht en H.E. Spruit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 december 2018 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een lamp/lantaarn in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 december 2018 te [woonplaats] in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen aan de [adres] bij een ander, te weten bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 17 december 2018 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 17 december 2018 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend:
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, een (draaiende) boormachine boven het hoofd en/of gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gehouden en/of
- heeft hij (daarbij) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] één of meerdere ma(a)l(en) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot! Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 17 december 2018 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk een cel en/of een telefoon, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Politie (Veenendaal) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van het ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 maart 2019 en 03 maart 2020, met het nummer PL0900-2019069029 Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Oost-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 94. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.proces-verbaal aangifte, p. 68
3.proces-verbaal aangifte, p. 69
4.proces-verbaal van verhoor getuige, p. 70
5.proces-verbaal van bevindingen, p. 72
6.proces-verbaal van bevindingen, p. 73
7.proces-verbaal van aangifte, p. 30
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 29
9.proces-verbaal aangifte, p. 30
10.proces-verbaal van verhoor getuige, p. 36
11.proces-verbaal van verhoor aangever, p. 63
12.proces-verbaal van verhoor aangever, p. 64
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 76
14.proces-verbaal van aangifte, p. 77
15.proces-verbaal van bevindingen, p. 78
16.proces-verbaal van aangifte, p. 82
17.proces-verbaal van aangifte, p. 83
18.proces-verbaal van bevindingen, p. 84