In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een plofkraak op een geldautomaat van de Rabobank in Utrecht op 20 september 2019. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, die gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar kon veroorzaken, alsook het stelen van geld uit de automaat en het helen van een motorscooter en bestelauto. Tijdens de zittingen op 23 december 2019, 13 februari 2020 en 1 juli 2020, werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Lamers.
De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, met name DNA-sporen van de verdachte aangetroffen op een bivakmuts en handschoenen die bij de plofkraak waren gebruikt. De verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak, stellende dat het DNA ook van andere personen kon zijn en dat de verdachte de voorwerpen eerder had gedragen zonder betrokken te zijn bij de plofkraak.
De rechtbank oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen. Hoewel het DNA-profiel van de verdachte op de aangetroffen voorwerpen matchte, was er geen bewijs dat deze voorwerpen daadwerkelijk bij de plofkraak waren gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, die zij bij de burgerlijke rechter konden indienen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd eveneens afgewezen.