ECLI:NL:RBMNE:2020:2753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
16/233616-19 (P) en 21/002270-15 (TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in plofkraakzaak met DNA-bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een plofkraak op een geldautomaat van de Rabobank in Utrecht op 20 september 2019. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, die gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar kon veroorzaken, alsook het stelen van geld uit de automaat en het helen van een motorscooter en bestelauto. Tijdens de zittingen op 23 december 2019, 13 februari 2020 en 1 juli 2020, werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Lamers.

De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, met name DNA-sporen van de verdachte aangetroffen op een bivakmuts en handschoenen die bij de plofkraak waren gebruikt. De verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak, stellende dat het DNA ook van andere personen kon zijn en dat de verdachte de voorwerpen eerder had gedragen zonder betrokken te zijn bij de plofkraak.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen. Hoewel het DNA-profiel van de verdachte op de aangetroffen voorwerpen matchte, was er geen bewijs dat deze voorwerpen daadwerkelijk bij de plofkraak waren gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, die zij bij de burgerlijke rechter konden indienen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/233616-19 (P) en 21/002270-15 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2019, 13 februari 2020 en 1 juli 2020 (inhoudelijke behandeling). De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M. Lamers, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte, de raadsman en de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
op 20 september 2019 te Utrecht, al dan niet samen met anderen, opzettelijk een ontploffing heeft teweeg gebracht van een geldautomaat van de Rabobank aan de [adres] , terwijl gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was;
2
op 20 september 2019 te Utrecht, al dan niet samen met anderen, uit een geldautomaat van de Rabobank aan de [adres] , een geldbedrag heeft gestolen door middel van braak;
3
op 20 september 2019 te Utrecht, al dan niet samen met anderen, een motorscooter en/of een bestelauto heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Een verbalisant zag vlak na de plofkraak bij de Rabobank personen in regenpakken op scooters wegrijden. Verbalisanten hebben kort na de plofkraak in het park tussen de Dommeringdreef en de Brandenburchdreef een scooter met tikkend motorblok en een warme uitlaat aangetroffen. Ook is een spoor van regenpakken, handschoenen, bivakmutsen, zwart geblakerde bankbiljetten en andere goederen aangetroffen. Het is aannemelijk dat de aangetroffen scooter en de goederen zijn gebruikt of buit gemaakt bij het plegen van de plofkraak.
Van verdachte zijn DNA-sporen aangetroffen in een bivakmuts en in twee handschoenen. Het DNA-profiel van verdachte aan de binnenzijde van de bivakmuts betreft weliswaar een mengprofiel, maar het is extreem veel waarschijnlijker dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen, dan dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van drie onbekende, niet verwante personen.
Het DNA-profiel van verdachte in de rechter handschoen betreft weliswaar een mengprofiel, maar het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte, zodat aannemelijk is dat verdachte de bivakmuts als laatste heeft gedragen. Ook het DNA-profiel aan de binnenzijde van de linker handschoen matcht met het DNA-profiel van verdachte. Er zijn in de linker handschoen weliswaar ook enkele additionele DNA-kenmerken aangetroffen, maar die zijn slechts zwak aanwezig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Er is DNA aangetroffen van verdachte en van minimaal twee andere personen, op verplaatsbare voorwerpen waarvan niet is vast te stellen dat deze voorwerpen bij de plofkraak zijn gebruikt. Volgens verdachte kan zijn DNA op de voorwerpen terecht zijn gekomen omdat hij de bivakmuts en handschoenen eerder heeft gedragen om stoer te doen tegenover zijn vrienden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat op het trottoir/voortuin voor de percelen [adres] onder meer de volgende goederen zijn aangetroffen:
- een muts: SIN-nummer: AANA1836NL;
- een rechter handschoen: SIN-nummer: AANA1839NL;
- een linker handschoen: SIN-nummer: AANA1840NL.
Forensisch onderzoek van het NFI heeft onder meer het volgende opgeleverd:
- Binnenzijde muts (AANA1836NL#01):
DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. [verdachte] donor kan
zijn.
- Binnenzijde rechterhandschoen (AANA1839NL#01):
DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Het
DNA‑hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] (frequentie = kleiner dan één op één miljard).
- Binnenzijde linkerhandschoen (AANA1840NL#01):
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Er is een gering aantal, zwak aanwezige, additionele DNA kenmerken aangetoond. Deze zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] .
Verdachte heeft, geconfronteerd met de vondst van zijn DNA verklaard dat hij ‘wel eens iets aan heeft gedaan met vrienden en dan foto's gemaakt’.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De verdenking van verdachte is gebaseerd op het aangetroffen DNA op een muts en twee handschoenen, dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. Voor het overige bevat het dossier geen aanwijzingen die in de richting van verdachte wijzen. Hoewel de rechtbank ervan uitgaat dat de aangetroffen voorwerpen bij de plofkraak zijn gebruikt, gaat het om verplaatsbare voorwerpen die ook DNA van andere personen dan verdachte bevatten. Het is niet duidelijk wanneer deze voorwerpen door wie zijn gedragen; het vergelijkend DNA-onderzoek geeft daarover geen informatie. Weliswaar bevat het DNA-mengprofiel op de rechterhandschoen een hoofdprofiel dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, maar hieruit kan niet worden geconcludeerd dat het verdachte is geweest die de handschoen als laatste heeft gedragen. De verklaring van verdachte dat hij deze handschoenen en muts op een ander moment heeft gedragen, wordt door de aangetroffen DNA-mengprofielen niet weersproken.
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJEN

De Rabobank
Namens de coöperatieve Rabobank te Amsterdam heeft [A] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een bedrag van € 219.148,85 gevorderd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[VOF]
Namens de vennootschap onder firma [VOF] , tevens handelend onder de naam [VOF] , hebben [B] en [C] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en, na vermindering van hun vordering, een bedrag van € 99.570,94 gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 95.266,16 aan materiële schade en
€ 1.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en voorts uit een vergoeding van de proceskosten van € 2.804,78.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de Rabobank komt voor toewijzing in aanmerking, te vermeerderen met de wettelijke rente waarbij de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
Ook de vordering van [VOF] komt voor toewijzing in aanmerking, te vermeerderen met de wettelijke rente waarbij de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – voor zover hier van belang – geconcludeerd tot niet‑ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen vanwege de bepleite vrijspraak.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen Rabobank en [VOF] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte zal worden vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich de op 18 november 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland,
in de zaak met parketnummer 21/002270-15, betreffende het onherroepelijk geworden arrest van 25 november 2016 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder meer twee weken gevangenisstraf, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zodat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden afgewezen.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partijen
- verklaart de coöperatieve Rabobank niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- verklaart [B] en [C] , tezamen in hun hoedanigheid als vennoot van de vennootschap onder firma niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Vordering tot tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij genoemd arrest van 25 november 2016 opgelegde voorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Spruit, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen – van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in een
geldautomaat van de Rabobank, gevestigd aan de [adres] , een
explosief tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond,
de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of voor nabij die
geldautomaat gelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, en/of
- levensgevaar, althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor
personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid
van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval
levensgevaar, althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor een
ander of anderen,
te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat
van de Rabonbank, gevestigd aan de [adres] , heeft weggenomen
een hoeveelheid geld, toebehorende aan de Rabobank, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
motorscooter (merk Honda) en/of een bestelauto (merk Volkswagen,
type Caddy) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of
het voorhanden krijgen van die motorscooter en/of bestelbus wist(en)
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )