ECLI:NL:RBMNE:2020:2752

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/4785
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heffing van leges voor het plaatsen van een schutting en de rechtmatigheid daarvan

In deze zaak gaat het om de heffing van leges door de gemeente IJsselstein voor het plaatsen van een schutting door eiser. Eiser had op 24 juli 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd, welke werd verleend door het college van burgemeester en wethouders. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft de gemeente leges van € 577,04 in rekening gebracht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze leges, wat leidde tot een ongegrondverklaring van zijn bezwaar door verweerder op 2 oktober 2019. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffing van leges terecht was, omdat de wetgeving omtrent leges en bestemmingsplannen was gewijzigd. Tot 1 juli 2018 gold er een legessanctie voor bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar, waardoor in eerdere gevallen geen leges waren geheven. Echter, na deze datum was de legessanctie vervallen, waardoor de gemeente weer leges kon heffen voor aanvragen die na deze datum werden ingediend. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de leges in overeenstemming was met de legesverordening van de gemeente en dat de korting van 25% die was toegepast ook correct was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 15 juli 2020 door rechter E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier E. Sloots. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente IJsselstein, verweerder

(gemachtigde: R.J. Bekker).

Inleiding

1.1
Op 24 juli 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein (het college) beslist op de aanvraag van eiser voor een omgevingsvergunning. Het college heeft aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een schutting bij [adres] in [woonplaats] . Deze omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning heeft het college advies gevraagd aan de Welstandcommissie.
1.2
In de beschikking van 24 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning aan eiser een bedrag van € 577,04 aan leges in rekening gebracht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. In het besluit 2 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 12 mei 2020, die als gevolg van maatregelen rondom de uitbraak van het Coronavirus niet door kon gaan. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank beslist om de zaak zonder zitting af te doen. Eiser heeft nog wel schriftelijk gereageerd op het verweerschrift en verweerder op die reactie van eiser. De rechtbank heeft het onderzoek op 8 juni 2020 gesloten.

Overwegingen

Het geschil
2. Eiser voert aan dat verweerder aan hem ten onrechte leges heeft opgelegd en als aan hem wel terecht leges zijn opgelegd het bedrag hiervan door verweerder te hoog is vastgesteld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag terecht is opgelegd en de hoogte hiervan juist is vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte leges heeft opgelegd, omdat voor het in behandeling nemen van eerdere aanvragen voor omgevingsvergunningen voor vergelijkbare activiteiten aan hem geen leges zijn opgelegd. Deze omgevingsvergunningen zijn verleend op 22 november 2017 (voor het plaatsen van een schutting) en op 4 juli 2018 (voor het plaatsen van een tuinhuis).
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht aan eiser leges heeft opgelegd voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een schutting. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
5. Op de [adres] is het bestemmingsplan ‘ [naam] c.a.’ – vastgesteld in 1983 – van toepassing. In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat tot 1 juli 2018 op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een legessanctie voor niet geactualiseerde bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar gold. Deze legessanctie hield in dat verweerder geen leges mocht heffen voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning als deze werd verleend op basis van een bestemmingsplan dat ouder was dan 10 jaar. Omdat het bestemmingsplan ‘ [naam] c.a.’ in 2017 en 2018 ouder was dan 10 jaar, heeft verweerder voor de door eiser genoemde omgevingsvergunningen geen leges geheven. Eiser heeft in die zin het geluk gehad dat bij zijn eerdere aanvragen de legessanctie uit de Wro van toepassing was en hij daarom over deze aanvragen geen leges hoefde te betalen.
6. Per 1 juli 2018 is de Wet afschaffing actualiseringsplicht bestemmingsplannen en beheersverordeningen van kracht geworden. Hiermee is de actualiseringsplicht en de legessanctie voor bestemmingsplannen die raadpleegbaar zijn op de website www.ruimtelijkeplannen.nl vervallen [1] . Het bestemmingsplan ‘ [naam] c.a.’ is raadpleegbaar op de voornoemde website. Dus daarom mag verweerder voor aanvragen voor omgevingsvergunningen die na 1 juli 2018 door eiser zijn ingediend weer leges heffen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert verder aan dat het totale bedrag aan leges van € 577,04 niet in verhouding staat tot de totale bouwkosten van de schutting van € 4.000,-.
8. De gemeenteraad van de gemeente IJsselstein heeft in de Verordening op de heffing en invordering van leges 2019 (de legesverordening) nadere regels vastgelegd voor het heffen van rechten ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten zoals genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel. De verschuldigdheid van leges door eiser tot het in rekening gebrachte bedrag vloeit daarmee rechtstreeks voort uit de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit overeenkomstig de tarieventabel bij de legesverordening leges geheven voor bouwactiviteiten (minimumbedrag) [2] , het inwinnen van het advies bij de Welstandcommissie (minimumbedrag) [3] en de activiteit binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan [4] . Op het totale bedrag heeft verweerder een korting van 25% toegepast die geldt in het geval van de aanvraag van een omgevingsvergunning betrekking heeft op meerdere activiteiten [5] . De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 15 juli 2020 gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van E. Sloots, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
(de rechter is verhinderd
uitspraak te tekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 3.1a van de Wro.
2.Punt 2.3.1.1 van de tarieventabel bij de legesverordening.
3.Punt 2.3.1.2.1 van de tarieventabel bij de legesverordening.
4.Punt 2.3.1.1 van de tarieventabel bij de legesverordening.
5.Punt 2.4.2.1 van de tarieventabel bij de legesverordening.