ECLI:NL:RBMNE:2020:2749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
C/16/502453 / FA RK 20-3073
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met een bipolaire stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2020 een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene, geboren in 1956, die lijdt aan een bipolaire stoornis. De officier van justitie had verzocht om deze zorgmachtiging als vorm van verplichte zorg, met als doel de vrijheid van betrokkene te beperken, met name het besturen van zijn auto. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch laten plaatsvinden vanwege coronamaatregelen, waarbij betrokkene, zijn psychiater en zijn advocaat zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene zonder een juridisch kader zich zal onttrekken aan zorg, wat leidt tot ernstig nadeel in de vorm van risico op lichamelijk letsel en psychische schade.

De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, waarbij onderscheid is gemaakt tussen ambulante en klinische zorg. De rechtbank oordeelt dat de ambulante zorg eerst moet worden toegepast, en dat andere vormen van zorg pas mogen worden ingezet als de ambulante zorg niet meer voldoende is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot 2 december 2020. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verzochte zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.A.A. van Kalveen en is op 12 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/502453 / FA RK 20-3073
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 2 juni 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1956, te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [adres] , [postcode] , [woon-/verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J. Stobbe.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 12 mei 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te beperken heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
- betrokkene,
- mw. [A] , psychiater,
- mr. J.J. Stobbe, de advocaat.
Alle personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes.
De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en spoedig aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak per beveiligde email verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
toelichting: bij ontregeling in de kliniek als extra medicatie nodig is; en voor zover deze noodzakelijk zijn vanwege de psychofarmaca;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
toelichting: beperken vrijheid auto te besturen, plaatsing in gesloten accommodatie indien noodzakelijk;
c. insluiten;
toelichting: bij plaatsing in accommodatie als agressie dit vereist;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
toelichting: met name bij opname, ook ambulant kan zicht op handelen noodzakelijk blijven;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
toelichting: bij vermoeden bezit gevaarlijke voorwerpen waarmee zelfbeschadiging of beschadiging van anderen kan plaatsvinden;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
toelichting: alleen bij vermoeden van terugval in middelengebruik;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
toelichting: bij vermoedens van terugval;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
toelichting: indien ontremming leidt tot communicatie die ernstig nadeel kan opleveren;
j. opnemen in een accommodatie;
toelichting: indien ontregelt in manische zin.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. De rechtbank leidt uit het verzoek af dat de vormen van verplichte zorgen onder a, b en d bedoeld zijn om ook ambulant toe te passen; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat ambulante behandeling kan volstaan, indien betrokkene zich houdt aan de medicatievoorschrift en meewerkt aan de depots, zich houdt aan de contactafspraken met ForFACT en zich houdt aan de regels en afspraken welke gesteld zijn in zijn vroeg signaleringsplan.
2.2.
Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij graag in een vrijwillig kader behandeld wil worden. Ook zonder zorgmachtiging zal hij naar de afspraken blijven komen en de medicatie blijven gebruiken.
De psychiater heeft ter zitting verklaard dat betrokkene altijd op zijn afspraken komt. De instelling is tevreden over de samenwerking. Echter, meneer heeft tegen de instelling gezegd dat hij zal stoppen met de medicatie op het moment dat er geen zorgmachtiging is. Het is van belang dat betrokkene zijn medicatie blijft gebruiken, zodat hij stabiel blijft en er geen gevaren ontstaan.
De advocaat van betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene is al enige tijd stabiel en moet de kans krijgen om het zonder een gedwongen kader te doen. Betrokkene wil op termijn graag een keer van de medicatie af, maar zou dit enkel doen in overleg met de artsen. Mochten er tekenen zijn van terugval, dan zijn er voldoende mensen om hem heen die de signalen kunnen oppikken.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire stoornis.
2.4.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische en materiële schade. Om ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
Betrokkene is bekend met een bipolaire stoornis. Wegens het ontbreken van intrinsieke motivatie voor het gebruik van medicatie blijft toezicht en een dwingend hulpverleningskader vooralsnog noodzakelijk om psychiatrische stabiliteit te handhaven en daarmee de recidiverisico’s te beperken.
Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.7.
De rechtbank merkt op dat in het verzoek het nakomen van behandelafspraken wordt geschaard onder het ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’. De rechtbank meent dat, nu de omschrijving van ‘toezicht’ in Bijlage 1 bij de Regeling vggz zich beperkt tot vormen van elektronisch toezicht, deze vorm van verplichte zorg geplaatst dient te worden onder h, te weten ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’. Het plaatsen van deze verplichte zorgvorm onder h sluit meer aan bij het wettelijke systeem. Nu de verplichte zorg onder h ook verzocht is door de officier behoeft de rechtbank niet te bepalen dat nog een andere vorm van verplichte zorg wordt verleend.
Onder b wordt het beperken van de vrijheid van betrokkene om zijn auto te besturen verzocht. De rechtbank plaatst deze vorm van verplichte zorg ook onder h. De rechtbank overweegt hierbij dat gebleken is dat indien er sprake is van een terugval betrokkene overmoedig kan worden, ook in het verkeer. Dan is het proportioneel dat onder die omstandigheid de vrijheid om zijn auto te besturen wordt beperkt, waardoor verkeersgevaarlijke situaties kunnen worden voorkomen.
2.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen onder a en h eerst moeten worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen onder b, c, d, e, f, g en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.9.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.11.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1956, te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen: waaronder het nakomen van behandelafspraken en het beperken van de vrijheid zijn auto te besturen;
en
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
j. opnemen in een accommodatie,
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a en h;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 december 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Y. van der Linden als griffier, en op 12 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.