ECLI:NL:RBMNE:2020:2732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
16-652582-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering verlenging PIJ en toewijzing verzoek tot voorwaarden bij voorwaardelijke beëindiging

Op 6 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de plaatsing van een jeugdige in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen en het verzoek van de betrokkene tot het stellen van voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel toegewezen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de betrokkene, geboren in 1999, aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt in zijn ontwikkeling en dat de risico's op recidive voldoende beheersbaar zijn. De rechtbank heeft daarbij gelet op verschillende rapportages en adviezen van deskundigen, die hebben aangegeven dat de betrokkene zich goed houdt aan de voorwaarden van het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) en dat zijn agressieproblematiek is afgenomen. De rechtbank heeft overwogen dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de betrokkene niet langer eisen dat de PIJ-maatregel wordt verlengd. De voorwaarden die aan de voorwaardelijke beëindiging zijn verbonden, omvatten onder andere medewerking aan reclasseringstoezicht, deelname aan ambulante behandeling en het naleven van gedragsinterventies. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de betrokkene en de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652582-17 (vordering verlenging PIJ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 6 juli 2020
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [postcode] [plaatsnaam] , [adres] ( [verblijfplaats] ),
hierna: [voornaam van betrokkene] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 19 september 2017, waarbij [voornaam van betrokkene] onder meer is veroordeeld tot de PIJ-maatregel;
  • de beslissing van deze rechtbank van 14 oktober 2019, waarbij de termijn van de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur van acht maanden;
  • het door drs. [A] (hoofd behandeling en GZ-psycholoog), [B] MSc (behandelcoördinator) en [C] (directeur, hoofd van de inrichting) uitgebrachte advies van 8 mei 2020, strekkende tot voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [voornaam van betrokkene] , te weten de perspectiefplannen over de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 juli 2019;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 19 mei 2020 die strekt tot verlenging van de PIJ-maatregel met één jaar;
  • het Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van 29 mei 2020, opgemaakt door [D] , reclasseringswerker.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft achter gesloten deuren plaats gevonden ter zitting van 22 juni 2020. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie mr. E. ter Braak;
  • [voornaam van betrokkene] ;
  • de raadsman mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Alkmaar;
  • mevrouw [B] MSc, behandelcoördinator, verbonden aan de [instelling 1] te [plaatsnaam] ;
  • mevrouw [D] , reclasseringswerker bij [instelling 2] .

3.De rapportage en de toelichting daarop

In het adviesrapport van 8 mei 2020 van [instelling 1] is weergegeven dat de agressieproblematiek van [voornaam van betrokkene] door de jaren heen is afgenomen en zijn persoonlijkheid zich gezonder lijkt te ontwikkelen. [voornaam van betrokkene] houdt meer rekening met anderen, heeft zijn gedrag beter onder controle en het lukt hem in toenemende mate om problemen te bespreken of om hulp te vragen. Desondanks blijven er kenmerken van een gedragsstoornis aanwezig en is het patroon van pro-sociaal gedrag nog niet duurzaam genoeg. Om die reden blijft de diagnose gehandhaafd, namelijk een gedragsstoornis met begin in de kinderleeftijd, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, een stoornis in cannabisgebruik in vroege remissie en ouder-kindrelatieproblemen.
Op 12 maart 2020 is [voornaam van betrokkene] met STP (scholings- en trainingsprogramma) gestart. Kort daarna werden er vanwege de bestrijding van het coronavirus allerlei maatregelen opgelegd door de overheid waardoor het STP met de nodige aanpassingen moest worden uitgevoerd. [voornaam van betrokkene] raakte ook zijn baan kwijt. Hij verblijft doordeweeks bij [verblijfplaats] en in de weekenden bij zijn vriendin en dochter. [verblijfplaats] heeft laten weten tot dusver tevreden te zijn over de samenwerking met [voornaam van betrokkene] .
De kans op geweldsrecidive wordt ingeschat als matig tot laag. De belangrijkste risicofactor is de factor ‘ervaren stress en geringe copingvaardigheden’. Als [voornaam van betrokkene] zich rustig voelt en geen grote zorgen heeft, is er sprake van voldoende controle op zijn gedrag. Lopen stress en frustratie echter op en houden die enige tijd aan, dan vermindert de controle en kan heftige boosheid ontstaan.
De risico’s lijken in het huidige kader echter voldoende te managen en de risicofactoren zijn niet van dien aard dat een PIJ-kader noodzakelijk lijkt voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [voornaam van betrokkene] of ter bescherming van de maatschappij. Door de JJI wordt ingeschat dat een voorwaardelijk kader vanaf eind juni 2020 voldoende is. Geadviseerd wordt om de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen en te starten met het jaar verplichte nazorg.
Mevrouw [B] , behandelcoördinator, is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft verklaard dat er ten behoeve van het zoeken naar dagbesteding inmiddels kennismakingsgesprekken zijn gepland, dat ForFACT wordt opgestart en [verblijfplaats] inzicht en overzicht heeft van de schulden van [voornaam van betrokkene] . De risico’s zijn binnen het STP goed te managen en als de huidige binnen het STP geldende voorwaarden worden voorgezet, geldt ook de verplichte nazorg. De deskundige ziet geen meerwaarde van het verlengen van de STP met twee maanden om dan daarna te starten met de verplichte nazorg.
In het voortgangsverslag van 29 mei 2020 van de reclassering wordt weergegeven dat er zich tijdens het STP geen incidenten of bijzonderheden hebben voorgedaan. Het toezicht is in een gedeelte van de periode, in verband met de maatregelen rondom het coronavirus, anders vormgegeven. [voornaam van betrokkene] heeft zich aan de voorwaarden gehouden. Hij is door de reclassering aangemeld bij het forensische FACTteam (ForFACT) van de [instelling 3] . Het is nog niet bekend wanneer [voornaam van betrokkene] wordt aangenomen. ForFACT kan [voornaam van betrokkene] ondersteunen met onder meer het vinden van werk, het op orde krijgen van zijn financiën en het zicht krijgen op zijn netwerk. [voornaam van betrokkene] staat op de wachtlijst voor de gedragsinterventie leefstijltraining, gericht op middelengebruik en delictgedrag. Door de COVID-19 maatregelen kon deze training nog geen doorgang vinden. Er loopt een aanvraag voor een bijstandsuitkering. Volgens de intern trajectbegeleider van [instelling 1] had [voornaam van betrokkene] bij deze aanvraag meer verantwoordelijkheid kunnen nemen. Gezien het delictverleden van [voornaam van betrokkene] waarin hij meerdere vermogensdelicten en diefstallen heeft gepleegd uit financieel gewin, is het van belang hier de komende periode op in te zetten om zo de kans op recidive te verkleinen.
Mevrouw [D] , reclasseringswerker, is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft verklaard dat er bij het ForFACT eerst nog twee intakegesprekken moeten volgen voordat zij definitief kunnen aangeven of [voornaam van betrokkene] is aangenomen. Meestal verloopt dit goed, en als hij niet bij het ForFACT wordt aangenomen, zal moeten worden gekeken naar een soortgelijke organisatie. Het STP-traject met bijbehorende voorwaarden loopt nog maar gedurende een korte periode, namelijk drie maanden. Doorgaans duurt dit traject zes tot acht maanden. Het is van belang dat het STP goed verloopt, en de PIJ-maatregel zou verlengd kunnen worden voor de duur die nog mogelijk is, om vervolgens over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Mocht wel direct worden overgegaan tot voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel dan is het advies om als voorwaarden de huidige STP voorwaarden over te nemen.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met één jaar.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [voornaam van betrokkene] grote stappen heeft gemaakt en er een positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Ten tijde van de verlengingsbeslissing van 14 oktober 2019 lag er een ambitieus plan, maar toch heeft [voornaam van betrokkene] van de rechtbank het voordeel van de twijfel gekregen. Het is niet reëel de PIJ-maatregel dan nu met een jaar te verlengen als het gaat om kleine punten waar nog aan gewerkt moet worden. De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen, zoals door de deskundige is geadviseerd, en ter waarborging van het recidiverisico de voorwaarden over te nemen zoals de reclassering die heeft geformuleerd. Subsidiair heeft de raadsman, gezien de vordering van de officier van justitie, verzocht de PIJ-maatregel met maximaal twee maanden te verlengen.

5.Het oordeel van de rechtbank

[voornaam van betrokkene] is bij genoemd vonnis van deze rechtbank veroordeeld voor – kort gezegd – bedreiging, mishandeling, afpersing en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Aan [voornaam van betrokkene] is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. Met betrekking tot de duur van deze maatregel heeft de rechtbank overwogen dat de mogelijkheid bestaat deze te verlengen, omdat [voornaam van betrokkene] is veroordeeld voor een feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De PIJ-maatregel is gaan lopen op 21 september 2017. Als de maatregel niet opnieuw wordt verlengd, eindigt de maatregel op 24 juni 2020.
[voornaam van betrokkene] komt van ver, maar heeft in korte tijd grote stappen gezet en een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij is nu ruim drie maanden met STP bezig en houdt zich daarbij goed aan de gemaakte afspraken en geldende voorwaarden, ondanks dat hij is gehinderd door de maatregelen die zijn afgekondigd naar aanleiding van de Coronacrisis. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat [voornaam van betrokkene] ook in de toekomst zijn uiterste best zal blijven doen om deze positieve lijn vast te houden.
De rechtbank zal de vordering tot verlenging afwijzen. De rechtbank heeft daarbij gelet op het advies van de deskundigen en wat ter zitting is besproken. Daaruit blijkt volgens de rechtbank dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [voornaam van betrokkene] niet langer eisen dat de termijn van de maatregel wordt verlengd. De rechtbank ziet geen meerwaarde van een verlenging van de PIJ-maatregel met twee maanden, met als enig doel om het STP af te kunnen ronden. Dit zou namelijk met zich brengen dat de JJI op zeer korte termijn wederom moet rapporteren over de laatste periode.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel voorwaardelijk zal eindigen als bedoeld in artikel 6:2:22 van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat aan deze voorwaardelijke beëindiging de voorwaarden worden verbonden die zijn geadviseerd door de reclassering, namelijk dat [voornaam van betrokkene] :
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht;
  • niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen gaat tenzij met toestemming van de officier van justitie;
  • meewerkt aan ambulante behandeling en begeleiding, gericht op onder andere middelengebruik, netwerk, financiën en agressieregulatie, bij het ForFACT of een soortgelijke instantie. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling
  • bij [...] [verblijfplaats] [plaatsnaam] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, alwaar hij zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling. Hij verhuist niet zonder toestemming van de reclassering;
  • geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod;
  • de gedragsinterventie Leefstijltraining gericht op middelengebruik en delictgedrag volgt;
  • openheid geeft over en inzage geeft in zijn financiële situatie en bestedingspatroon en meewerkt aan begeleiding en ondersteuning op dit gebied indien nodig;
  • minimaal 26 uur per week werk of een andere vorm van dagbesteding heeft;
  • de reclassering toestaat om met de partner/moeder van het kind van [voornaam van betrokkene] contact te hebben;
  • enkel in overleg met de reclassering en de instelling waar hij verblijft elders (onder andere bij vriendin of moeder) kan overnachten.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [voornaam van betrokkene] ;
- wijst toe het verzoek van [voornaam van betrokkene] tot het vaststellen van voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting van jeugdigen van [voornaam van betrokkene] , in die zin dat deze voorwaarden vanaf het onherroepelijk worden van deze beslissing komen te luiden dat [voornaam van betrokkene] :
1. zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of het ter inzage aanbieden van een geldig identiteitsbewijs (als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht) ten behoeve van het vaststellen van de identiteit;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
4. niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen gaat tenzij met toestemming van de officier van justitie;
5. meewerkt aan ambulante behandeling en begeleiding bij het forensische FACTteam of een soortgelijke instantie, zolang [instelling 2] dit noodzakelijk acht. [voornaam van betrokkene] houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de zorgverlener aan hem worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel uitmaken van de behandeling;
6. [voornaam van betrokkene] verblijft in [...] [verblijfplaats] te [plaatsnaam] of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij [voornaam van betrokkene] zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. [voornaam van betrokkene] verhuist niet zonder toestemming van de reclassering;
7. [voornaam van betrokkene] zal zich onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en verplicht zich ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controles hierop, zoals urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welke controlemiddelen [voornaam van betrokkene] wordt gecontroleerd;
8. [voornaam van betrokkene] zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining gericht op middelengebruik en delictgedrag, aangeboden door [.] of een soortgelijke instelling, waarbij [voornaam van betrokkene] zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan [voornaam van betrokkene] zullen worden gegeven zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
9. [voornaam van betrokkene] geeft openheid over en inzage in zijn financiële situatie en bestedingspatroon en werkt mee aan begeleiding en ondersteuning op dit gebied indien nodig;
10. [voornaam van betrokkene] heeft minimaal 26 uur per week werk of een andere vorm van dagbesteding, ook als dit vrijwillige dagbesteding betreft. Het is niet toegestaan te verzuimen. Als [voornaam van betrokkene] ziek is, meldt hij dit bij zijn werkgever en bij de reclassering;
11. [voornaam van betrokkene] geeft de reclassering toestemming om met zijn partner/de moeder van zijn kind contact te hebben;
12. [voornaam van betrokkene] mag enkel in overleg met de reclassering en de instelling waar hij verblijft elders (onder andere bij zijn vriendin of zijn moeder) overnachten.
Deze beslissing is genomen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. K.G. van de Streek en A.M. Loots, rechters, bijgestaan door mr. T.M. van Zwet als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 6 juli 2020.
Mrs. Beljaars en Loots en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.