In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, geboren in 1942, die in 2008 ter beschikking is gesteld wegens het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de zestien jaar. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar in overweging genomen, maar uiteindelijk besloten om de maatregel met één jaar te verlengen. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapportages, waaronder die van de inrichting waar de betrokkene verblijft, en de deskundigen die de situatie van de betrokkene hebben beoordeeld. De deskundigen gaven aan dat er sprake is van pedofilie en dat het recidiverisico hoog is bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden voor een rapport over proefverlof afgewezen, omdat zij zich voldoende voorgelicht achtte. De rechtbank benadrukte dat de huidige verlofmogelijkheden nog niet volledig zijn benut en dat er gekeken moet worden naar de mogelijkheden voor proefverlof in de toekomst.