Op 28 januari 2020 heeft de kantonrechter A. Wilken in de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de nakoming van een mondelinge overeenkomst die medio december 2018 tot stand is gekomen. [eiser] had een coaching traject bij [gedaagde] aangevraagd, waarvoor [gedaagde] geen kosten in rekening zou brengen, maar wel een digitaal assessment zou inkopen bij een derde partij. [eiser] heeft hiervoor een bedrag van € 2.171,95 aan [gedaagde] betaald.
Eind januari 2019 heeft [eiser] echter besloten om het coaching traject niet door te zetten vanwege persoonlijke omstandigheden en een zakelijke koerswijziging. [gedaagde] heeft aangeboden om de kosten voor het assessment terug te betalen, mits er een andere gegadigde voor het assessment gevonden zou worden. In de procedure vorderde [eiser] de terugbetaling van de kosten voor het assessment.
De kantonrechter oordeelde dat er geen juridische verplichting bestond voor [gedaagde] om de kosten terug te betalen, aangezien de overeenkomst tussen partijen bindend was en [eiser] zelf had besloten het traject niet voort te zetten. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten van [gedaagde], begroot op € 360,00. Deze uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.