ECLI:NL:RBMNE:2020:2690
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Korting AOW en verlies van langdurig ingezetenschap; motiveringsgebrek en beroep gegrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de korting op de AOW-uitkering van eiseres. Eiseres ontving vanaf 2 juli 2019 AOW, maar kreeg op 20 augustus 2019 te horen dat haar AOW-pensioen vanaf november 2019 verlaagd zou worden. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiseres sinds 16 september 2017 voor langer dan een jaar uit Nederland was vertrokken, wat volgens de SVB leidde tot het verlies van haar ingezetenschap en daarmee haar recht op AOW. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de SVB verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 8 juni 2020, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres betoogd dat zij niet op 16 september 2017, maar op 27 oktober 2017 uit Nederland is vertrokken en dat zij nooit de intentie heeft gehad om zich definitief in de Verenigde Staten te vestigen. De rechtbank oordeelde dat de SVB ten onrechte 16 september 2017 als vertrekdatum had aangenomen, omdat eiseres met bewijsstukken had aangetoond dat zij Nederland op die datum niet had verlaten. De rechtbank concludeerde dat de SVB niet voldoende had gemotiveerd waarom eiseres vanaf die datum niet meer als ingezetene kon worden beschouwd.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens heeft de rechtbank de SVB veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.