ECLI:NL:RBMNE:2020:2687

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
16/231682-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens gewapende overval op snackbar met onvoldoende bewijs

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een snackbar in Veenendaal op 30 maart 2019. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 26 juni 2020, waar de officier van justitie, mr. A. Lobregt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Elst, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de gewapende overval op de snackbar en een poging tot afpersing van een aanwezige persoon.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de avond van de overval een gewapende actie heeft plaatsgevonden waarbij de daders de kassa hebben geopend en geld hebben weggenomen, terwijl zij de aanwezigen bedreigden met messen. De verdediging heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te koppelen aan de overval, onder andere vanwege tegenstrijdige verklaringen van de getuigen en de aangevers over de kenmerken van de daders en de aangetroffen goederen.

Na zorgvuldige overweging van de bewijsstukken en de verklaringen, concludeerde de rechtbank dat er te veel discrepanties waren tussen de verklaringen van de getuigen en de aangetroffen sporen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de overval, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/231682-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Lobregt en van hetgeen verdachte en mr. E.D. van Elst, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 30 maart 2019 te Veenendaal samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op cafetaria [cafetaria] ;
Feit 2
op 30 maart 2019 te Veenendaal samen met anderen heeft geprobeerd [A] af te persen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde en voert daartoe aan dat de aangevers wisselende signalementen van de drie overvallers hebben gegeven en dat verdachte niet aan deze signalementen voldoet.
Verder komt de aangetroffen regenkleding niet overeen met de kleding die de overvallers volgens de aangevers droegen. Daarnaast verklaarde aangever [aangever] dat de scooter van de overvallers zilvergrijs was en verklaarde getuige [getuige] dat de scooter crèmekleurig was, terwijl de aangetroffen scooter waarop DNA van onder meer verdachte werd gevonden, blauw was. Voorts is onduidelijk gebleven hoe en wanneer de aangetroffen scooter, bivakmuts en regenkleding op het [straat] zijn beland. Gelet op het voornoemde kunnen de aangetroffen sporen op deze goederen niet als dadersporen worden geclassificeerd. Ten slotte voert de verdediging aan dat het aangetroffen DNA van verdachte afkomstig is van een mengprofiel en dat uit TCI-informatie de naam van verdachte niet naar voren is gekomen als één van de daders.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat op 30 maart 2019 omstreeks 21:10 uur een overval heeft plaatsgevonden op Cafetaria [cafetaria] te [vestigingsplaats] , waarbij de daders met het gebruik van messen [aangever] hebben bedreigd, de kassa hebben geopend en geld in een tas hebben gedaan en vervolgens zijn vertrokken op een scooter. Tijdens de overval heeft een van de daders tevens geprobeerd de in de snackbar aanwezige [A] te dwingen zijn portemonnee en telefoon af te geven.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte één van de personen is geweest die deze overval heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van de aangevers valt af te leiden dat de daders in het zwart gekleed waren en dat zij hun gezichten hadden bedekt. Verder hebben de aangevers weinig onderscheidende kenmerken genoemd waaraan de daders zouden kunnen worden herkend. Met betrekking tot de vluchtscooter verklaarde aangever [aangever] dat de kleur van de scooter zilvergrijs was. Getuige [getuige] , die naast de snackbar woont, verklaarde dat hij omstreeks het tijdstip van de overval een scooter hoorde aankomen en dat hij kort daarna zag dat de scooter in de richting van het [straat] reed. Hij kon zich herinneren dat de scooter crèmekleurig was. Op dezelfde avond kreeg de politie een melding dat er een scooter en een bivakmuts waren aangetroffen bij het [straat] te [woonplaats] . Ter plaatse trof de politie, naast de scooter en de bivakmuts, twee donkerblauwe regenbroeken en regenjassen aan. In een zak van een regenjas zat een mes. Op verschillende van deze goederen is DNA van verdachte aangetroffen.
De rechtbank vindt het opvallend dat deze goederen kort na de overval in de buurt van de plek van de overval zijn aangetroffen en acht het niet uitgesloten dat de aangetroffen goederen door de daders van de overval zijn gebruikt en dat verdachte, gelet op het aangetroffen DNA, een van de daders is. De rechtbank stelt evenwel ook vast dat de aangevers niet of aanvankelijk niet hebben verklaard dat de daders een bivakmuts droegen, dat aangevers spreken over een zwart windjack en niet over een blauw regenpak en dat wordt verklaard over een lichtkleurige scooter, terwijl op de foto’s van de aangetroffen scooter is te zien dat deze een zwartblauwe kleur heeft met witte accenten. Gelet op deze discrepanties ontbreekt een directe link tussen de aangetroffen goederen en de overval. Hierdoor bestaat te veel twijfel of de aangetroffen goederen bij deze overval zijn gebruikt en zijn er vraagtekens over de betrokkenheid van verdachte bij deze overval. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd en zal verdachte vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 400,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 350,- met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopig hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om van wederrechtelijk toeëigening, heeft
weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de snackbar van die [aangever] binnen zijn/is gegaan en/of aldaar hebben/heeft geroepen: "Dit is een overval" en/of
- die [aangever] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, hebben/heeft getoond en/of dreigend hebben/heeft gehouden in de richting van die [aangever] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen de schouder, althans het lichaam van die [aangever] hebben/heeft geplaatst en/of gehouden en/of geduwd;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] , te dwingen tot de afgifte van een portemonnee en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [A] of aan een derde, toebehoorde
- die [A] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp hebben/heeft getoond en/of
- een mes. althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen, althans in de nabijheid van het gezicht van die [A] hebben/heeft gehouden, en/of (daarbij) tegen die [A] hebben/heeft gezegd dat hij zijn portemonnee en/of zijn telefoon moest afgeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )