ECLI:NL:RBMNE:2020:2683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
16/706528-18 en 16/244083-16 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en onttrekking lijk aan nasporing met indirect bewijs en bewezenverklaring

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van doodslag en het onttrekken van een lijk aan nasporing. De verdachte, geboren in 1975, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzittingen van 25 en 26 juni 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie, mrs. R.E. Leuven en M. Kamper, en van de verdediging door mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk doden van [slachtoffer 2] in de periode van 9 tot en met 20 september 2018, en het verbergen van haar lijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het lichaam van [slachtoffer 2] op 20 september 2018 in de Muidertrekvaart werd aangetroffen, gewikkeld in een opblaaszwembad en omwikkeld met touwen. De verdachte heeft ontkend enige betrokkenheid te hebben gehad bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de doodslag, onder andere door forensisch onderzoek en DNA-analyse. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren en 6 maanden. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/706528-18 en 16/244083-16 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 en 26 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. R.E. Leuven en M. Kamper (hierna gezamenlijk te noemen: de officier van justitie) en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te
’s-Hertogenbosch, alsmede de benadeelde partijen / nabestaanden (de dochter en de zus van het slachtoffer), bijgestaan door mr. W. van Egmond, advocaat te Amsterdam en de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging van beide parketnummers is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking houdt kort gezegd in dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/706528-18:
feit 1 primair:in de periode van 9 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Bussum/Naarden/Muiden, al dan niet met (een) ander(en), [slachtoffer 2] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door de keel/hals (met een voorwerp) dicht te knijpen/drukken en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt te houden, althans door op enige manier de ademhalingsbeweging en/of ademweg te belemmeren en/of een of meer (andere) vormen van geweld op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] uit te oefenen;
feit 1 subsidiair:in de periode van 9 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Bussum/Naarden/Muiden roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend
  • (wurg)seks heeft gehad met [slachtoffer 2] en/of
  • (daarbij) de keel/hals (met een voorwerp) dicht heeft gedrukt en/of geknepen en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en/of
  • een touw om de keel/hals heeft gebonden,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat [slachtoffer 2] is overleden;
feit 2:in de periode van 9 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Muiden/Bussum, al dan niet met (een) ander(en), het lijk van [slachtoffer 2] heeft weggemaakt met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
feit 3:in de periode van 1 september 2018 tot en met 23 oktober 2018 te Naarden/Bussum, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood/brandstichting/zware mishandeling;
feit 5 primair:in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 3 oktober 2018 te Hilversum, al dan niet met (een) ander(en), uit een pand ( [adres ] ) een laptop en/of beeldscherm heeft gestolen van Hockey Vereniging [hockeyvereniging] ;
feit 5 subsidiair:in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 4 oktober 2018 te Hilversum/Bussum een laptop heeft geheeld;
feit 6:in de periode van 15 juni 2018 tot en met 27 september 2018 te Bussum/Naarden een fiets (merk Cortina) heeft geheeld;
feit 7:in de periode van 25 december 2017 tot en met 22 februari 2018 te Bussum [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
feit 8:op 22 februari 2018 te Bussum een telefoon, jas en/of koptelefoon van [slachtoffer 3] heeft vernield;
feit 9:in de periode van 22 februari 2018 tot en met 28 februari 2018 te Bussum/Huizen
[slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 10:op 4 oktober 2018 te Bussum een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van parketnummer 16/244083-16:
feit 11:op 10 september 2016 te Bussum verboden wapens, te weten een pistool en een alarmpistool, en verboden munitie (6 scherpe patronen), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 16/244083-16 ten laste gelegde feit als feit 11.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 6

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 6 ten laste gelegde, omdat verdachte de achtergelaten fiets als ‘barrel’ heeft gevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 6 ten laste gelegde bij gebrek aan voldoende redengevende feiten en omstandigheden waaruit het bewijs volgt dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Mogelijk treft hem wel het verwijt van onvoorzichtig handelen in de vorm van schuldheling, doch dit verwijt is hem door de officier van justitie niet gemaakt.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Feiten 1 en 2
5.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ter terechtzitting is, overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir, uitvoerig stilgestaan bij de door de officier van justitie redengevend geachte feiten en omstandigheden rondom het aantreffen van het lichaam van het slachtoffer – gekneveld en gewikkeld in een plastic zwembad in de Muidertrekvaart – en bij de uitkomsten van het naar aanleiding daarvan verrichte opsporingsonderzoek. Bij de waardering van dat bewijs heeft de officier van justitie de uitlatingen van verdachte betrokken die door hem zijn gedaan in gesprek met opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering, de zogenoemde stelselmatige informatie-inwinners (hierna: SI’ers).
5.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, vrijspraak bepleit van het onder 1 (primair en subsidiair) en 2 ten laste gelegde. Verdachte heeft van meet af aan ontkend enige betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer en de verdwijning van haar lichaam te maken te hebben gehad.
Inzet SI’ers
De raadsman heeft – mede aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad – betoogd dat en waarom de inhoud van de gesprekken tussen verdachte en de SI’ers van het bewijs dient te worden uitgesloten. In de kern komt het verweer erop neer dat die inzet niet is opgenomen en daarmee niet controleerbaar is.
Overige bewijsverweren
De raadsman heeft de overige bewijsmiddelen in het dossier belicht en geconcludeerd dat forensisch onderzoek geen direct bewijs oplevert. Ook in het geval van indirect bewijs, in die zin dat, afhankelijk van de context, (impliciete) aanwijzingen zouden bestaan voor het gebruik van aan verdachte te relateren voorwerpen bij het wegmaken van het lichaam, volgt daaruit niet van enige betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van het slachtoffer, evenmin van de wijze waarop het slachtoffer is komen te overlijden.
Alternatief scenario
Forensische aanwijzingen worden vooral geleverd door voorwerpen en/of sporen daarop (touwen). Op een touw om de hals wordt het DNA van verdachte (en een onbekend gebleven persoon) aangetroffen. Echter, een veelheid aan mensen kon vrij beschikken over materialen/touwen opgeslagen in de schuurtjes van verdachte. De wijze waarop verdachte zijn ‘scharrels’ de deur wijst, is aannemelijk. Een andere vriendin is meermaals op soortgelijke wijze de deur gewezen als het slachtoffer. Het is niet ondenkbaar dat het slachtoffer, toen zij verdachtes woning verliet, met een andere man is meegegaan. Wellicht met degene die het tweede DNA-spoor heeft achtergelaten. Juist het gedrag van [A] en – in het bijzonder – zijn telefoongedrag, is verdacht.
5.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen: [1]
Verklaring verdachte
Het
proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende
de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb gedurende een aantal weken in augustus-september 2018 een verhouding gehad met [slachtoffer 2] . Zij verbleef die periode bij mij in mijn woning te [woonplaats] , [adres ] . Wij hebben een aantal keer seksueel contact gehad. In de ochtend van 11 september 2018 was zij nog bij mij. Zij had die nacht bij mij geslapen.
U, voorzitter, houdt mij voor dat getuigen hebben verklaard dat zij op 13 september 2018 al varend een pakket in de Muidertrekvaart te Muiden zagen drijven, dat zij dat pakket toen hebben vastgebonden aan de kade aan de Muidertrekvaart en dat ik op die plek wel gevist zou hebben. Ik heb vaker gevist in de Muidertrekvaart, in de buurt van de Maxis. Ik heb vroeger veel gevist. Ik sta afgebeeld op de twee foto’s op pagina 801 van het dossier. U, voorzitter, houdt mij voor dat het uitzicht op de foto op pagina 801 (‘Afbeelding 2’) bijna hetzelfde uitzicht betreft als het uitzicht op de foto die door agenten bij het onderzoek aan de kade is gemaakt waar getuigen een pakket hebben vastgebonden, ter hoogte van de Maxis. Dat klopt, ik heb daar wel gevist. Ik ben daar goed bekend. Ik heb in het verleden veel boten gehad. Ik had daarom touwen in huis. [2]
Pakket in Muidertrekvaart
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2018 kreeg ik de melding te gaan naar de [adres ] in [woonplaats] . Diezelfde dag kwam ik ter plaatse. Ik zag vervolgens midden in de vaart een pakket drijven. Diezelfde dag kwam de brandweer ter plaatse. Ik zag dat twee brandweermannen het pakket uit het water tilden. Ik zag vervolgens dat er aan de onderzijde van het pakket roodgekleurde vloeistof uit het pakket liep. Ik zag dat de brandweermannen het pakket neerlegden op het terras van een woonark. [3] Ik vroeg vervolgens aan een van de brandweermannen om het pakket open te maken. Ik zag dat de brandweerman de touwen begonnen door te snijden. Nadat de touwen waren doorgesneden begon de brandweerman met het uitrollen van het pakket. Na ongeveer drie keer rollen zag ik een rug van een menselijk lichaam. Ik heb vervolgens de situatie bevroren. [4]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in
een proces-verbaal sporenonderzoekhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Nadat medewerkers van de brandweer het pakket uit het water hadden gehaald en op de kant hadden gelegd, bleek het pakket van plastic te zijn wat leek op een opblaasboot of opblaaszwemboot. Het pakket was omwikkeld met verschillende touwen, UTP kabels en kabelbinders. Politieambtenaren haalden vervolgens de touwen en bekabeling van het pakket. Nadat ze het pakket deels openden troffen ze een stoffelijk overschot in het pakket aan. [5]
Wij zagen links van het plastic pakket een bos touwen en kabels liggen. Wij zagen dat het onder andere roodkleurig touw, bruinkleurig touw en UTP-kabels betrof. Wij zagen dat al deze touwen op verschillende manieren aan elkaar waren geknoopt. Door ons werden alle afzonderlijke knopen gefixeerd met witkleurige kabelbinders om de diverse knopen intact te laten.
Door ons werd het gefixeerde pakket touwen en kabels veilig gesteld en gewaarmerkt onder SIN AAJU4062NL. Nadat wij het pakket aan een zijde openden zagen wij een gekneveld lichaam.
Op 20 september 2018 werd door ons het stoffelijk overschot (lichaam) gewaarmerkt met SIN: AAKQ9306NL. [6]
Na het gedeeltelijk uitvouwen van het plastic pakket om het lichaam veilig te stellen zagen wij dat het een opblaaszwembad betrof. Wij zagen dat het een opblaaszwembad van het merk Bestway Type Fast-set pool betrof. Wij zagen dat er enkele gaten in het zwembad zaten. Wij zagen in het grijskleurige gedeelte, te weten de bodem, een gat. Wij zagen in het blauwe gedeelte, te weten de rand een gat met daaroverheen bruinkleurige tape. [7]
Getuige [getuige 1] is gehoord door de politie en heeft blijkens een daarvan opgemaakt
proces-verbaal van verhooronder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik was samen met [B] naar de Maxis gevaren en daar stapte [C] aan boord. Op de heenweg, toen we naar [C] voeren, zagen we in het water een pakket drijven ter hoogte van de woonboten, aan de Maxiskant. We zijn met de achterkant van de boot bij het pakket gaan liggen. We hebben toen geprobeerd om dat pakket op te pikken maar het was heel zwaar. Dus dat lukte niet. We zagen dat het pakket meerdere keren met een telefoonkabel was omwikkeld. Ik zag ook zo’n telefoonstekkertje. Ik zag een zilverkleurig zwembad, want toen ik in het pakket begon te snijden zag ik meteen dat het een zwembad betrof omdat er van die blauwe tuitjes uitstaken. Het pakket was een paar keer omwikkeld met dat draad. Door het trekken liet een deel van het snoer ook los. [8] Het was meerdere malen met touw en snoer omwikkeld. We hebben het pakket toen aan die kabel/dat snoer achter de boot aan meegesleept richting het Amsterdam Rijnkanaal. We zijn toen het kanaaltje uitgevaren. Daar ligt een ponton met een hijskraan. We zijn naar de overkant gegaan. Ik heb toen het pakket met de kabel vastgebonden aan die paal. We hebben het pakket daar achtergelaten. Dat was op donderdag 13 september 2018. [9]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] hebben in
een proces-verbaal sporenonderzoekhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 22 september 2018 werden wij verzocht te gaan naar de Overdiemerweg te Diemen. Wij werden geleid in de richting van de Muidertrekvaart. Aangekomen op de locatie werden wij door een rechercheur geattendeerd op een witte kabel.
Bevindingen:
Wij zagen aan de waterkant een witte kabel het water in lopen. Wij zagen dat deze witte kabel boven het water was bevestigd aan een reeks aanwezige zwarte elektriciteit (grond)kabel in een metalen mantelbuis. Wij zagen dat de andere zijde van de witte kabel verdween onder het wateroppervlakte. Wij zagen dat het gedeelte onder water was voorzien van enkele knopen. Tevens zagen wij onder het wateroppervlak een UTP connector zitten. Gezien de aangetroffen situatie en onze informatie rees bij ons het vermoeden dat deze aangetroffen UTP-kabel veel gelijkenis vertoonde met de gebruikte UTP-kabel bij het verpakken van het lichaam. [10]
Later hebben wij de bovengenoemde aangetroffen kabel onderzocht. Wij hebben het volgende bevonden:
  • Het betrof een witte UTP netwerkkabel.
  • De kabel was aan het uiteinde voorzien van een UTP connector.
  • Het andere uiteinde was afgescheurd, uitgerekt dan wel geknapt.
  • De kabel was voorzien van de opdruk “TECHNET 1.X CAT5 1.GBIT TESTED”.
Het touw en de snoeren die waren gebruikt bij het verpakken van het lichaam (AAJU4062NL) hebben wij op 23 september 2018 onderzocht op overeenkomsten met de door ons aangetroffen kabel. Wij hebben het volgende bevonden:
  • Dit pakket was voorzien van verschillende touwen en kabels.
  • Ook dit pakket was voorzien van twee verschillende witte UTP netwerkkabels.
  • Een UTP kabel was voorzien van twee gele UTP connectoren.
  • De andere UTP kabel was voorzien van de opdruk “TECHNET 1.X CAT5 1.GBIT
TESTED”.
- Een uiteinde van deze kabel was afgescheurd, uitgerekt dan wel geknapt.
Met de bovengenoemde informatie is het zeer waarschijnlijk dat het verpakte lichaam met de aangetroffen kabels was vastgebonden aan de kade op de Overdiemerweg te Diemen. De locatie van het aantreffen van de kabel op de Overdiemerweg en de locatie van het aantreffen van het lichaam, Muidertrekvaart, bevinden zich in de directe nabijheid van elkaar. [11]
Identificatie lichaam
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2018 werd het levenloze lichaam aangetroffen van een onbekende vrouw in het water van de Muidertrekvaart te Muiden. Het lichaam werd vastgelegd onder SIN-nummer AAGH6901NL (
de rechtbank leest deze kennelijke verschrijving als AAKQ9306NL. Een kennelijke verschrijving, omdat uit de dossierstukken kan worden opgemaakt dat de twee SIN-nummers in dit summiere proces-verbaal zijn omgewisseld). Op 20 september 2018 werd een lijkschouw verricht op het lichaam van de onbekende vrouw. Tijdens deze schouw werden sporen veiliggesteld, waaronder de opperhuid van de vingers van het slachtoffer. Op 21 september 2018 werd een dactyloscopisch signalement opgesteld. Het signalement werd opgeslagen onder SIN-nummer AAKQ9306NL (
verbeterd gelezen als: AAGH6901NL). [12]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in
een proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoorhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch spoor heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon onder de volgende personalia:
Betrokkene: [slachtoffer 2]
Delictinformatie forensisch onderzoek: SIN AAGH6901NL. [13]
Onderzoek naar oorzaak overlijden
Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 6] hebben in
een proces-verbaal van onderzoek en lijkschouwhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Kleding
Wij zagen dat het lichaam was gekleed in een vest, daaronder een jurk en enkelsokken. Wij troffen geen BH, onderbroek en schoenen aan.
Kneveling
Wij zagen dat het lichaam in een foetushouding lag. Wij zagen dat beide armen bij de ellebogen waren omwikkeld met een tweetal touwen. Wij zagen dat deze touwen over de kleding van het lichaam liepen. Wij zagen dat de touwen door middel van knopen bij elkaar gebonden waren op de rug van het lichaam. Wij zagen dat beide touwen doorliepen tot in de nek en hals van het lichaam. Wij zagen dat een van de touwen een knoop met een lus had waar het touw doorheen liep wat een zogenaamde schuifknoop maakte. Wij zagen dat de enkels bij elkaar waren gebonden met zwartkleurige kabelbinders. Wij zagen dat de bovenbenen bij elkaar waren gebonden met meerdere kabelbinders. Wij zaken om de nek van het lichaam meerdere kabelbinders. Wij zagen dat de kabelbinders om de bovenbenen en de nek bij elkaar gebracht waren middels een enkele kabelbinder. Wij zagen dat deze kneveling de foetushouding van het lichaam veroorzaakte. Wij zagen om het gezicht een plastic tas van het merk AH. [14]
Lijkschouw
Op 21 september 2018 werd het stoffelijk overschot overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (
hierna: NFI) voor het verrichten van een gerechtelijke sectie en overgedragen aan patholoog dr. H.H. de Boer. [15]
Sporenregistratie
SIN: AAJQ6361NL
Touw
Rondom de hals
SIN: AAJQ6362NL
Touw
Rondom de ellebogen. [16]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een
schouwverslagvan 21 september 2018 opgemaakt door J. Overkamp, forensisch arts GGD Gooi & Vechtstreek, zakelijk weergegeven:
Vanaf het touw rondom de armen loopt er een touw over de linkerschouder naar de hals, waarbij deze in eerste instantie door een lus om de hals gaat en dan nogmaals om de hals is gedraaid en vervolgens naar de achterzijde gaat. [17]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een
Herzien rapport ‘Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood’ van 28 november 2018, opgemaakt door H.H. de Boer, arts en patholoog bij het NFI, zakelijk weergegeven:
Er waren tekenen van gevorderde postmortale veranderingen. Deze postmortale veranderingen passen, uitgaande van het feit dat het lichaam na het overlijden onafgebroken in de buitenlucht is geweest, bij een postmortale periode van ten minste ongeveer meerdere dagen bij de recente weersomstandigheden. De postmortale veranderingen hebben het onderzoek, onder andere de beoordeling van letsels, ernstig beperkt. Daarnaast bemoeilijkten de gevorderde postmortale veranderingen de aan- en afwezigheid van bloeduitstorting(en) en de interpretatie daarvan. [18]
Ten aanzien van een mogelijke doodsoorzaak wordt het volgende opgemerkt:
1. Er was een bandvormige insnoering in de hals (sub 4), door de inwerking van uitwendig mechanisch omsnoerend/samendrukkend geweld op de hals, zoals het ombinden met een structuur (zoals een touw of tie-wrap). Daarnaast was er een breuk van het bovenste hoorntje van het strottenhoofd rechts (sub 5), hetgeen door omsnoerend/samendrukkend geweld op de hals (al dan niet met een structuur), stomp botsend geweld op de hals, of een combinatie van beide kan zijn ontstaan. De bevindingen sub 4 en 5 gingen niet gepaard met (overtuigende) kenmerken van vitaliteit (bloeduitstorting), maar door de gevorderde postmortale verandering is het mogelijk dat tekenen van bloeduitstorting niet (meer) goed zichtbaar waren. Letseldateringonderzoek van de huid en lichtmicroscopisch onderzoek van de breuk was niet bijdragend. Hierdoor kan uiteindelijk niet worden gesteld of de insnoering en/of de breuk van het strottenhoofd vóór of na het overlijden is/zijn ontstaan. Indien er bij leven sprake is geweest van samendrukkend en/of stomp botsend geweld op de hals kan dit hebben geleid tot belemmering van de bloedvoorziening van de hersenen en/of hartritmestoornissen ('reflex cardiac arrithmia'), al dan niet met de dood tot gevolg. [19]
2. Er waren beiderzijds ribbreuken en er was een dwarse breuk van het borstbeen (sub 6). Deze breuken zijn ontstaan door de inwerking van samendrukkend geweld op de romp, hevig uitwendig mechanisch stomp botsend geweld (hard stoten, hard geslagen worden of hard vallen), of een combinatie van beide. Een deel van de breuken ging gepaard met omgevende donkerrode verkleuring, waarschijnlijk op basis van bloeduitstorting. Dit was echter door de gevorderde postmortale veranderingen niet zeker. Indien deze breuken bij leven zijn ontstaan kunnen zij hebben geleid tot longfunctie- en ademhalingsstoornissen, met eventueel algehele orgaanschade door zuurstoftekort en het overlijden tot gevolg. [20]
3. Volgens verkregen informatie was het lichaam ingepakt in een plastic structuur ('opblaaszwembad') en zou er een zak om het hoofd zijn geweest. Het lichaam zou daarnaast in het water zijn aangetroffen. Op basis van deze informatie is het mogelijk dat belemmering van de ademhalingsbewegingen/bewegingsvrijheid, belemmering van de ademweg en verdrinking (ieder op zich of in combinatie) een rol hebben gespeeld bij het overlijden. Of, en zo ja, in welke mate hiervan sprake kan zijn geweest is vooralsnog niet vast te stellen; hiervoor is meer gedetailleerde informatie nodig, onder andere over de wijze van aantreffen van het lichaam.
Wel kan gesteld worden dat de insnoeringen in de huid aan de bovenarmen en benen (sub 7) volgens de verbalisant overeenkomen met de locatie van de touwen/tie-wraps die op het lichaam aanwezig waren bij aantreffen. Deze insnoeringen gingen (voor zover te beoordelen bij de postmortale veranderingen) niet gepaard met bloeduitstorting en zijn derhalve waarschijnlijk na het overlijden ontstaan. [21]
4. Er waren voor zover te beoordelen geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren, of die hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest. [22]
5. Een combinatie van bovenstaande behoort ook tot de mogelijkheden. [23]
Conclusie
Bij sectie op het lichaam kan het overlijden worden verklaard door:
- samendrukkend en/of stomp botsend geweld op de hals;
- samendrukkend en/of stomp-botsend geweld op de borstkas;
- belemmering van de (ademhalings)beweging en/of ademweg;
- verdrinking;
ieder op zich of in combinatie. [24]
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, onder meer inhoudende de
verklaring van deskundigeH.H. de Boer (voornoemd), zakelijk weergegeven:
Ik heb (ook) mijn rapport van 28 november 2018 met het oog op de voorbereiding van mijn verhoor door de rechtbank gelezen. Ik heb ook intern collegiaal overleg gehad. Dat lezen en overleg brengt mij niet tot herziening van mijn schriftelijke bevindingen en conclusies. De breuken van de ribben van het slachtoffer zijn omgeven met rode verkleuringen, waarschijnlijk op basis van bloeduitstorting. Deze rode verkleuringen zijn dusdanig erg en gelokaliseerd – rondom het gebied van de gebroken ribben – dat ik niet een heftige postmortale reactie verwacht. Een bloeduitstorting is een aanwijzing dat de letsels bij leven zijn ontstaan, nu een bloeduitstorting alleen kan ontstaan wanneer er nog bloeddruk in de bloedvaten zit. Ik neig er sterk naar te zeggen dat het 100 tot 10.000 keer waarschijnlijker is dat de rode verkleuringen bloeduitstortingen betreffen en derhalve bij leven dan wel rondom de dood van het slachtoffer zijn ontstaan dan dat dit een postmortale reactie is. Deze gradatie van de mate van waarschijnlijkheid is een extreem hoge die men niet veel ziet in de forensische pathologie. De ribbreuken zijn een mogelijke oorzaak van – dan wel kunnen hebben bijgedragen aan – het overlijden van het slachtoffer. [25]
Een
schriftelijk bescheid, te weten
een brief van 24 april 2019 aan het kabinet van de rechter-commissaris van deze rechtbank, opgemaakt door H.H. de Boer (voornoemd), zakelijk weergegeven:
Vraag:
Kan er op basis van de bevindingen ten tijde van de sectie, aangevuld met de medische gegevens afkomstig van de GGD en de huisarts onder de hieronder voorgelegde hypothese-stelling in de waarschijnlijkheidstermen een uitspraak worden gedaan over welke hypothese het meest passend is bij de totale bevindingen?
Het overlijden heeft een natuurlijke/ziekelijke oorzaak.
Het overlijden is als gevolg van een oorzaak van buitenaf.
Antwoord:
Samenvattend waren er met het blote oog en lichtmicroscopisch geen aanwijzingen voor een ziekelijke afwijking waarmee het overlijden kan worden verklaard. Hoewel de postmortale veranderingen het onderzoek hebben beperkt, is hiermee het overgrote deel van de ziekelijke doodsoorzaken uitgesloten. De niet (meer) aantoonbare ziekelijke afwijkingen die theoretisch gezien het overlijden nog zouden kunnen verklaren zijn zeer zeldzaam. Daarnaast blijken uit de verstrekte medische gegevens geen aanwijzingen voor een ziekelijke afwijking waarmee het overlijden kan worden verklaard. Voorts wordt opgemerkt dat er bij sectie meerdere letsels waren die bij leven, of waarschijnlijk bij leven zijn ontstaan. Er waren geen aanwijzingen voor een onnatuurlijk overlijden op toxicologische gronden.
Alles overziend is het mijn oordeel dat het aantreffen van het geheel aan informatie veel waarschijnlijker is onder de hypothese dat er in deze casus sprake is van een onnatuurlijk overlijden (exclusief toxicologisch overlijden), dan van een natuurlijke/ziekelijke oorzaak. [26]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een
rapport ‘Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [slachtoffer 2]’ van 30 oktober 2018, opgemaakt door I.J. Bosman, apotheker-toxicoloog bij het NFI, zakelijk weergegeven:
Op grond van de resultaten van het uitgevoerde toxicologische onderzoek kan een bijdrage van ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen aan het overlijden van [slachtoffer 2] niet worden geconcludeerd en het overlijden niet worden verklaard. [27]
I.J. Bosman (voornoemd) is op 26 november 2019 als deskundige door de rechter-commissaris gehoord en heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhooronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op grond van de bevindingen is het niet waarschijnlijk dat het een toxicologische doodsoorzaak is geweest. Op grond van de toxicologische bevindingen is het heel onwaarschijnlijk dat de doodsoorzaak af te leiden is van inname diazepinen. [28]
[slachtoffer 2] : wat van haar gangen kan worden vastgesteld
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 22 september 2018 kwamen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] op het politiebureau in Hilversum [slachtoffer 2] als vermist opgeven. Ik hoorde [aangeefster 1] zeggen dat zij de zus van [slachtoffer 2] is en dat [aangeefster 2] de dochter van [slachtoffer 2] is. Vervolgens hoorde ik hen, elkaar aanvullend mij het volgende vertellen: [verdachte] woont op [adres ] in [woonplaats] , wij hadden van [slachtoffer 2] gehoord dat zij daar was. Wij zijn 16 september 2018 bij hem langsgegaan. We hebben gevraagd waar [slachtoffer 2] was. Iemand aan de andere kant van de deur vertelde ons dat [slachtoffer 2] er niet meer was. Wij hoorden hem zeggen dat [slachtoffer 2] weg was gegaan en daarna had hij haar niet meer gezien. [29]
Getuige [getuige 2] is op 25 september 2018 gehoord door de politie en heeft blijkens een daarvan opgemaakt
proces-verbaal van verhooronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ken haar als [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] was een date van mijn buurman [verdachte] . Volgens mij sprak [verdachte] over haar sinds een week of vijf. Wij zien elkaar vaak. Hij komt vaak bij mij langs en ik kom ook veel bij hem over de vloer. [30] Ik heb haar 4 of 5 weken geleden op de trap zien zitten. Ik ken haar zus [aangeefster 1] . Zij heeft op een ochtend bij mij aangebeld. Ze zei tegen mij dat [verdachte] er niet was. Ik heb dat bevestigd en haar verteld dat zij daar niet meer woonde. Dat had [verdachte] mij namelijk de dag tevoren verteld. Ze zijn dus ongeveer een week of 2 a 3 met elkaar omgegaan. De reden dat die zus bij mij heeft aangebeld was dat zij zich zorgen maakte om haar zus [slachtoffer 2] . Dit moet zijn geweest op 9 september 2018 maar ik ben niet goed in data en dit is wat ik mij herinner. [31]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking ter inbeslagname die plaatsvond op [adres ] [woonplaats] op 4 oktober 2018, werd de data van twee telefoons uitgelezen, een Samsung S5 en een Samsung J1.
Op de veiliggestelde data van de Samsung J1 zag ik audio bestanden in de map “WhatsApp voice notes”. Mij is bekend dat de in WWhatsApp ingesproken geluidsberichten hier worden opgeslagen. Opvallend is dat de naam ‘ [slachtoffer 2] ’ wordt genoemd terwijl [verdachte] in gesprek lijkt te zijn met een NN man over “Cobra’s”.
Hieronder een schematische (de rechtbank begrijpt: verbatim) weergave van het gesprek.
11 september 2018 02:02 “
Nou dan ga ik maar naar Artis toe he? Dan ga ik daar maar ff die Cobra opzoeken. Dan vreet ik die gewoon op. (onverstaanbaar) Wie weet! Hey maar hey man, kom morgen wel langs. Maare, meen dat je ’s-Ochtends werkt. En ik. Kut kanker coke troep joh, kan mij het nou verrotten. Dus eh, als jij klaar bent met werken geef mij dan even een appje ja, dan kunnen we even wat bespreken he, en dan vind ik het allemaal best. Niet zo zeuren om die spullen he, zijn mijn spullen he, niet van jou. [slachtoffer 2] . Nee ik hoef dat niet, is nu nog niet leeg.”
Gezien de berichtenwisseling heeft [verdachte] het bericht van 02:02 uur gestuurd aan NN-man. Echter in het laatste gedeelte van dit spraakbericht, lijkt het er sterk op dat [verdachte] op de achtergrond tegen [slachtoffer 2] zegt: “
Niet zo zeuren om die spullen, zijn mijn spullen he, niet van jou. [slachtoffer 2] . Nee ik hoef dat niet, is nu nog niet leeg.” [32]
Het
proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik kan mij herinneren dat ik in de nacht van 11 september 2018 iets tegen [slachtoffer 2] heb gezegd, die toen bij mij thuis was. U, voorzitter, houdt mij dat spraakbericht en in het bijzonder daaruit voor “
Niet zo zeuren om die spullen, zijn mijn spullen he, niet van jou. [slachtoffer 2] . Nee ik hoef dat niet, is nu nog niet leeg.”Ja, dat zal het geweest zijn. [33]
Verbalisant [verbalisant 12] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens het onderzoek bleek dat [slachtoffer 2] gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: # [telefoonnummer] ). Door het onderzoeksteam werden de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode van 1 juni 2018 tot en met 23 september 2018. [34]
Vanaf 25 augustus 2018 straalde het toestel nagenoeg alleen maar zendmasten in [woonplaats] aan, zowel overdag als ‘s nachts. Dit betroffen de zendmasten die gestationeerd zijn aan de [adres ] en aan de [adres ] . De laatste zendmast die door het toestel werd aangestraald was op dinsdag 11 september 2018 te 11:10:59 uur. Dit betrof de zendmast aan de [adres ] te [woonplaats] . [35]
De twee zendmasten die door het toestel van het slachtoffer werden aangestraald staan in de nabije omgeving van de woning van verdachte. Vooral de laatste aangestraalde zendmast aan de [adres ] staat zeer dicht bij de woning van verdachte. [36]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Uit de verkeersgegevens blijkt dat er op 11 september 2018 te 11:10:59 uur geen dataverkeer plaatsvindt vanuit het toestel # [telefoonnummer] . Dit betekent dat het toestel is uitgegaan of dat er een actieve handeling met het toestel heeft plaatsgevonden waarbij het dataverkeer is uitgezet. [37]
Doorzoeking woning verdachte
Verbalisant [verbalisant 10] heeft in
een proces-verbaal sporenonderzoekhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 4 oktober 2018 vond een doorzoeking plaats in de woning op het adres [adres ] te [woonplaats] . [38] Door mij werden (onder meer) de navolgende goederen veiliggesteld:
Uit de berging:
AAMF7867NL: stuk oranjekleurig nylontouw aan metalen ketting, aangetroffen in blauwe krat. [39]
Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben in
een proces-verbaal doorzoeking plaats ter inbeslagneminghet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 20 november 2018 zijn wij voor een doorzoeking binnengetreden in de kelderbox behorende bij het adres [adres ] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd in een grijs krat dat onder een werkbank stond een stuk wit gevlochten touw (
SIN AAMF7955NL, zie Sporenmatrix op pagina 42 van het Forensisch dossier)aangetroffen en inbeslaggenomen. Tevens werd er in een ander grijs krat nog een klein stukje oranje gevlochten touw (
SIN AAMF7954NL, zie Sporenmatrix op pagina 42 van het Forensisch dossier)aangetroffen. Dit touw zat vast aan een klein model anker. Aangezien er ook oranje touw was gebruikt bij het vastbinden van het pakket, werd dit stukje oranje touw van het anker gehaald en ook inbeslaggenomen. [40]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Bij de doorzoeking van [adres ] te [woonplaats] op 4 oktober 2018 werd onder andere een kluis in beslag genomen. [41] Toen de kluisdeur open was zag ik diverse voorwerpen liggen, waaronder twee fotocamera’s. Het aangetroffen digitale Kodak fototoestel is aangezet. Later bleek dat op de SD-kaart van het betreffende toestel nog andere beelden aanwezig waren. Het ging hier om foto’s die kennelijk waren gewist maar door de digitale recherche weer zichtbaar zijn gemaakt. [42]
Op één van de foto’s stond een lachende mij onbekende jonge blanke vrouw zonder kleding. Deze onbekende vrouw hing deels vastgebonden met een ketting aan een toestel via een haak aan het plafond. De vrouw had om haar middel een metalen ketting en het leek of haar handen op haar rug waren vastgebonden. De voeten van deze vrouw stonden op een metalen stang. Deze stang hing/lag deels op een crèmekleurig matras dat onder de vrouw op de grond lag. [43] Ik zag dat op zowel het matras als de bank een dun geel touw lag. Beide touwen waren qua kleur, vorm en lengte soortgelijk. Verder was er een dikker wit gekleurd touw aanwezig die ter hoogte van de rechterschouder van de vrouw langs de ketting tot op de grond naar beneden hing.
Uit vergelijking van foto’s van de doorzoeking en de aangetroffen foto van de vastgebonden onbekende vrouw blijkt dat de vastgebonden vrouw is gefotografeerd in de woonkamer van verdachtes woning, [adres ] te [woonplaats] . Voorts werd door opsporingsambtenaren belast met de zoeking op voornoemd adres de woonkamer van verdachte herkend op voornoemde foto. [44]
Vergelijking gele touwen:
Uit onderstaande foto’s (foto’s 9, 10 en 11) is op te maken dat de touwen c.q. lijnen die te zien zijn op de foto van de naakte vrouw in de woning van verdachte soortgelijk zijn aan de touwen die zijn gebruikt bij het vastgebonden slachtoffer. [45]
Vergelijking wit touw
Uit onderstaande foto’s (foto’s 10, 11 en 12) is op te maken dat het witte touw dat te zien is op de foto van de naakte vrouw in de woning van verdachte soortgelijk is aan het touw dat is gebruikt bij het vastbinden van het slachtoffer. [46]
Forensisch onderzoek aan touwen
Een
schriftelijk bescheid, te weten een
rapport ‘Beeldonderzoek aan afgebeelde touwen naar aanleiding van een lijkvinding te Muiden op 20 september 2018’ van 16 april 2019, opgemaakt door B. Hoogendoorn, NFI-deskundige Beeldonderzoek en Biometrie, en J. van der Weerd, NFI-deskundige Vezels- en Textielonderzoek, zakelijk weergegeven:
AAJQ6361NL Touw rondom hals. Touw met een gele basiskleur
AAJQ6362NL Touwen rondom de ellebogen. Een aantal met een witte basiskleur en een aantal met een gele basiskleur
AAMF7896NL CD waarop twee fotobestanden en twee videobestanden staan (
SIN staat vermeld in Sporenmatrix op pagina 43 van het Forensisch dossier)
Vraagstelling AAJQ6362NL
Kunnen de touw(deel) op de foto’s aangetroffen op de camera bij de verdachte dezelfde zijn als de touwen aangetroffen als bindmiddel bij het slachtoffer? [47]
Vraagstelling AAJQ6361NL
Kunnen de touw(deel) op de foto’s aangetroffen op de camera bij de verdachte dezelfde zijn als de touwen aangetroffen als bindmiddel bij het slachtoffer?
Vraagstelling AAMF7896NL
Kunnen de touw(deel) op de foto’s aangetroffen op de camera bij de verdachte dezelfde zijn als de touwen aangetroffen als bindmiddel bij het slachtoffer?
Over de touwen AAJQ6361NL en AAJQ6362NL is gerapporteerd dat touw AAJQ6361NL visueel overeenkomt met een van de touwen AAJQ6362NL en dat daarom touw AAJQ6361NL verder niet is onderzocht. Om die reden is in het huidige onderzoek AAJQ6361NL niet in het onderzoek betrokken en zijn alleen de touwen AAJQ6362NL gebruikt.
Hypothesen
Hypothese H1: De touwen afgebeeld in de foto’s zijn dezelfde touwen als de touwen aangetroffen bij het slachtoffer.
Hypothese H2: De touwen afgebeeld in de foto’s hebben geen relatie met de aangetroffen touwen bij het slachtoffer; de vergeleken touwen op de foto’s zijn twee willekeurige andere touwen. [48]
Conclusie
De bevindingen van het onderzoek zijn
zeer veel waarschijnlijkerals de touwen afgebeeld in de foto’s dezelfde touwen zijn als de touwen aangetroffen bij het slachtoffer, dan wanneer de afgebeelde touwen twee willekeurige andere touwen zijn en geen relatie hebben met de aangetroffen touwen bij het slachtoffer.
(Onder dezelfde touwen wordt verstaan: de touwen of touwdelen die met elkaar vergeleken zijn, zijn afkomstig van touw dat als eenheid is verkocht aan een consument, dus bijvoorbeeld touw dat is verkocht als één rol of bundel). [49]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een
rapport ‘Vergelijkend materiaalonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2]in Muiden op 20 september 2018’ van 27 februari 2019, opgemaakt door J. van der Weerd, NFI-deskundige Vezel- en Textielonderzoek, zakelijk weergegeven:
AAJU4062NL Touw en tiewraps waarmee zwembad omsnoerd was
AAMF7867NL Stuk oranje nylon touw aan metalen ketting
AAMF7955NL Stuk wit gevlochten touw
AAMF7954NL Stuk oranje gevlochten touw
Vraagstelling
Zijn de touwen aangetroffen bij verdachte van hetzelfde materiaal en/of hebben zij voorheen een geheel gevormd met de touwen rondom het pakket (zwembad).
Interpretatie en conclusie
De ontvangen touwen zijn onderling vergeleken. Daarbij zijn overeenkomsten waargenomen: touwen [AAMF7867NL, AAMF7954NL, AAMF7955NL] komen overeen met touwen aangetroffen om het pakket waarin het slachtoffer is aangetroffen.
Er zijn twee hypothesen opgesteld om deze resultaten te evalueren. In deze hypothesen worden de nu ontvangen touwen [AAMF7867NL, AAMF7954NL, AAMF7955NL] ‘referentietouw’ genoemd.
Hypothese 1:
Het referentietouw en één of meerdere van de touwen aangetroffen om het pakket waarin het slachtoffer is aangetroffen hebben één geheel gevormd.
Hypothese 2:
Het referentietouw is afkomstig uit andere touwen dan de touwen aangetroffen om het pakket waarin het slachtoffer is aangetroffen.
De resultaten van het vergelijkend vezelonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer het referentietouw (AAMF7867NL) en het touw aangetroffen om het pakket waarin het slachtoffer is aangetroffen (AAJU4062NL touw 3) één geheel hebben gevormd.
De resultaten van het vergelijkend vezelonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer het referentietouw (AAMF7955NL) en het touw aangetroffen om het pakket waarin het slachtoffer is aangetroffen (AAJU4062NL touw 1) één geheel hebben gevormd.
De twee overeenkomende referentietouwen zijn mijns inziens onafhankelijk van elkaar. Dat houdt in dat de bewijswaarden elkaar versterken. Ik acht de kans dat in een willekeurig huishouden twee touwen worden aangetroffen die beide overeenkomen met touwen zoals aangetroffen om het pakket zeer gering. [50]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een
rapport ‘Onderzoek aan bindingen aangetroffen aan een stoffelijk overschot aangetroffen op 20 september 2018 in de Muidertrekvaart te Muiden’ van 6 mei 2019, opgemaakt door P. van den Hoven, NFI-deskundige sporen, zakelijk weergegeven:
SIN AAJQ6361NL Touw rondom hals
SIN AAJQ6362NL Touw rondom de ellebogen
SIN AAJU4062NL Touw en tiewraps waarmee zwembad omsnoerd was
Resultaat/conclusie
Beschouwing van de knopen in materiaal waarmee het zwembad omsnoerd was [AAJU4062NL], de touwen om de ellebogen [AAJQ6362NL] en de touwen rond de hals [AAJQ6361NL], teneinde de mate van kennis van het leggen van knopen door de knopenlegger te bepalen.
De bindingen om de ellebogen [AAJQ6362NL]
In de bindingen om de ellebogen [AAJQ6362NL] is een zogenaamde stoppersknoop aangetroffen. Een dergelijke stoppersknoop kan duiden op iets meer dan gemiddelde kennis van het leggen (en gebruik) van knopen maar is echter eenvoudig van aard.
Touw (touw, kabelbinders en kabels) [AAJU4062NL]
In twee typen touw, oranje en bruin, zijn twee oogsplitsen aangetroffen welke een vaste lus in het touw vormen. Voor het leggen van een oogsplits is meer dan gemiddelde kennis vereist.
Een vergelijking tussen de knopen in de bindingen [AAJU4062NL] waarmee het zwembad omsnoerd was met knopen touw met ketting [AAMF7867NL].
In het touw [AAMF7867NL] werd eveneens een oogsplits aangetroffen. In de touwen van de bindingen [AAJU4062NL] zijn eveneens oogsplitsen aangetroffen. Voor het maken van oogsplitsen is meer dan gemiddelde kennis van het leggen van knopen benodigd. [51]
DNA onderzoek
Een
schriftelijk bescheid, te weten een
rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] in Muiden op 20 september 2018’ van 30 oktober 2018, opgemaakt door P.A. Maaskant-van Wijk, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, zakelijk weergegeven:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek:
Touw AAJQ6361NL rondom de hals van het slachtoffer
AAJQ6361NL#05 (
binnenzijde knoop) [52]
Beschrijving DNA-profiel: DNA-mengprofiel van minimaal twee personen, waarvan minimaal één man
DNA kan afkomstig zijn van: [slachtoffer 2] en [verdachte] [53]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] en DNA-mengprofiel AAJQ6361NL#05 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAJQ6361NL#05 bevat DNA van 3 personen;
- [slachtoffer 2] is één van de donoren;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [slachtoffer 2] en [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
- Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [slachtoffer 2] , [verdachte] en 1 willekeurige onbekende persoon.
- Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van [slachtoffer 2] en 2 willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAJQ6361NL#05 is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is. [54]
Onderzoekset zedendelicten AALI5342NL van het slachtoffer [slachtoffer 2]
AALI5342NL#06 (buitenzijde binnenste schaamlippen) en #07 (vagina ingang)
(met sperma)
Beschrijving DNA-profiel: Y-chromosomaal DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van: [verdachte]
AALI5342NL#08 (diep vaginaal)
Beschrijving DNA-profiel: Y-chromosomaal DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van: [verdachte] [55]
Bewijskracht van het vergelijkend Y-chromosomaal DNA-onderzoek
- Hypothese 3: het sperma/mannelijk DNA in de bemonsteringen AALI5342NL#06, #07 en #08 is afkomstig van [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man. [56]
- Hypothese 4: het sperma/mannelijk DNA in de bemonsteringen AALI5342NL#06, #07 en #08 is niet afkomstig van [verdachte] , maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
De verkregen resultaten zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is dan wanneer hypothese 4 waar is.
Telefoongebruik verdachte
Verbalisant [verbalisant 12] heeft in
een proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens telefoonnummers [verdachte]het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Uit de politiesystemen bleek dat verdachte gebruikt maakt van de telefoonnummers [telefoonnummer] (hierna: # [telefoonnummer] ) en [telefoonnummer] (hierna: # [telefoonnummer] ). Beide telefoonnummers worden binnen het onderzoek getapt. Het telefoonnummer # [telefoonnummer] blijkt daadwerkelijk door verdachte te worden gebruikt en was kennelijk tussen 10 en 13 september 2018 ook bij verdachte in gebruik. Het telefoonnummer # [telefoonnummer] wordt niet gebruikt om te bellen, maar er is wel internetverbinding. Af en toe wordt er een sms op dit nummer ontvangen, of er wordt ingebeld.
De historische verkeersgegevens van beide telefoonnummers werden opgevraagd over de periode 25 maart 2018 tot en met 24 september 2018. [57]
Historische verkeersgegevens # [telefoonnummer]
Met dit nummer vond alleen bel- en sms-contact plaats. Verder blijkt dat het toestel kennelijk af en toe een periode van langer dan een dag uit staat. Er zijn dan alleen inkomende contacten, waarop het toestel vervolgens doorschakelt, kennelijk naar voicemail. Opmerkelijk is wel dat in de periode van verdwijning van [slachtoffer 2] het toestel van verdachte kennelijk uit stond. Gezien de doorschakeling (naar voicemail), duur van de contacten en het ontbreken van zendmastgegevens, stond het toestel van verdachte kennelijk uit tussen zondag 9 september 19:32 uur en donderdag 13 september 2018. [58]
Historische verkeersgegevens # [telefoonnummer]
Vanaf 1 september 2018 vond er nagenoeg alleen internetverbinding plaats. Opvallend was dat het telefoonnummer nagenoeg dagelijks in het netwerk te zien was. Echter tussen 11 september 2018 om 11:45 uur en 14 september 2018 om 13:51 uur werd het telefoonnummer/toestel niet in het netwerk gezien en stond het kennelijk uit. [59]
Verbalisant [verbalisant 14] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
In de woning van verdachte vond op 4 oktober 2018 een doorzoeking plaats waarbij twee telefoons heimelijk zijn uitgelezen. Dit betroffen de mobiele telefoons SM-G901F Galaxy S5 Plus en de Samsung J1. [60]
Samsung Galaxy S5
Communicatie met betrekking tot [slachtoffer 3]
14-9-2018 12:31:20 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Kom anders naar me toe ik moet je iets vertellen
14-9-2018 12:35:51 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Ik ben net zwaar uit me plaat gegaan.
14-9-2018 12:36:09 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Kheb nog nikes voor je
14-9-2018 12:38:28 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Mintgroene nikes
Opmerking verbalisant: Uit het onderzoek TGO Wolga blijkt dat de nabestaanden van [slachtoffer 2] mintgroene of turquoise Nike schoenen missen.
14-9-2018 12:45:59 WhatsApp bericht van [telefoonnummer]
Maar uit je plaat áls in ruzie of feestvieren?
14-9-2018 12:46:00 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Half
14-9-2018 12:46:38 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Nee joh niks meer van deze troep
14-9-2018 12:46:51 WhatsApp bericht van [telefoonnummer]
Wat bedoel je dan wel?
14-9-2018 12:46:58 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
En ik ben niet uit me plaat
14-9-2018 12:48:00 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Wellicht als ik je zie vertel ik het wel
14-9-2018 12:48:21 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Die maat van me
14-9-2018 12:48:47 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Die is zo zo dom geweest.
14-9-2018 13:09:16 WhatsApp bericht van [telefoonnummer]
Maar hoezo heb je ineens nikes voor me?
14-9-2018 13:10:06 WhatsApp bericht aan [telefoonnummer]
Euh, die had ik al ff
Het
proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de volgende verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 14 of 15 september 2018 schoenen van het merk Nike, maat 40/41, aan [slachtoffer 3] aangeboden. Ik heb de kleur van die schoenen mintgroen genoemd. Op 18 september 2018 heb ik de schoenen die ik eerder had aangeboden aan [slachtoffer 3] aan iemand anders gegeven die bij mij was, maar ik wil niet zeggen aan wie. [61]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft in
een proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek Samsung S5 [verdachte]het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op de Samsung S5 van verdachte is het Android besturingssysteem geïnstalleerd. De contacten van Android worden opgeslagen in de database. Dit bestand heb ik geopend. In dit bestand is te zien dat er een contact is verwijderd met de naam “ [slachtoffer 2] skatje” en daarbij het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer komt overeen met het telefoonnummer van het slachtoffer.
Tevens zag ik dat er op de Samsung S5 een “Samsung Health App” was geïnstalleerd. Dit is een zogenoemde gezondheidstracker die de activiteiten van (de gebruiker van de) telefoon bijhoudt. Ik zag in de tabel dat de schermstatus op 11 september 2018 vanaf 00:03 totaal 47 registraties bevatte van scherm aan (1) en scherm uit (0). Op basis van deze tabel zag ik dat de telefoon op momenten niet werd gebruikt, omdat het scherm toen langdurig uit was. [62]
Aanbieden van een opblaaszwembad
Getuige [getuige 3] is gehoord door de politie en heeft blijkens een daarvan opgemaakt
proces-verbaal van verhooronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn buurman heeft mij een keer een zwembad aangeboden. [verdachte] heet hij. Hij woont op [adres ] in [woonplaats] . Het zwembad was opgerold. Het witte van het zwembad zat aan de buitenkant en het was opgevouwen. Het was in de zomer, ik schat in augustus (de rechtbank begrijpt: van het jaar 2018) en het was warm buiten. Mijn zoontje had vakantie tot 3 september, dus het was in de 6 weken zomervakantie daarvoor. [63]
Getuige [getuige 4] is gehoord door de politie en heeft blijkens een daarvan opgemaakt
proces-verbaal van verhooronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik liep naar beneden, naar mijn schuur, en toen vroeg de buurman of ik een zwembad nodig had. Ik zag dat hij uit zijn schuur een [verdachte] zwembad pakte en hem uitrolde. Ik zag dat hij beplakt was met duct tape. Dit was ergens in augustus (de rechtbank begrijpt: van het jaar 2018). Met de buurman bedoel ik [verdachte] . Het zwembad was blauw, wit en grijs. Dat ding was leeg. Ik denk dat de blauwe kant onder was en de rest boven.
Er zat grijs duct tape op. Ik kan mij één strook herinneren. Ik geloof aan de rand. Ik durf het niet met zekerheid te zeggen maar ik zou zeggen aan de korte kant. Ik heb iets van Tex zien staan, iets met een X. Volgens mij zilver grijs. Ik geloof aan de zijkant van het zwembad. Ik denk aan de lengte kant. [64]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleidend
De inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen dwingt op zichzelf beschouwd niet zonder meer tot het oordeel dat het de handelingen van verdachte zijn geweest, die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer 2] . Evenmin volgt uit die bewijsmiddelen rechtstreeks verdachtes daderschap van het onttrekken van het lijk van [slachtoffer 2] aan nasporing. Immers, het verband tussen wat met die bewijsmiddelen in feitelijke zin is komen vast te staan en wat in het bestek van de tenlastelegging met het oog op bewezenverklaring door de officier van justitie aan de rechtbank is voorgelegd, is in overwegende mate indirect.
De redengevendheid van die bewijsmiddelen en daarmee de bewijskracht daarvan voor het hierna te vellen bewijsoordeel volgt – zoals in iedere strafzaak – uit hun onderlinge verband en samenhang. Hierna zal die redengevendheid nader worden uiteengezet. Daarbij betrekt de rechtbank wat door de verdachte daarover (niet) naar voren is gebracht.
Het tijdstip van overlijden van [slachtoffer 2] en de aanwezigheid van haar lijk in de Muidertrekvaart te Muiden
[slachtoffer 2] had een kortdurende relatie met verdachte. Zij beschikte over een eigen woning in [woonplaats] , maar verbleef de laatste weken voorafgaand aan haar overlijden bij verdachte in zijn woning te [woonplaats] . Zij maakte gebruik van een mobiele telefoon. Onderzoek naar de historie van het gebruik van dat toestel heeft uitgewezen dat de telefoon van [slachtoffer 2] vanaf zondag (9 september 2018) te 23.47 uur slechts twee in [woonplaats] aan de [adres ] en [adres ] geplaatste masten heeft aangestraald. Deze masten bevinden zich nabij de woning van verdachte. In het geheugen van een mobiele telefoon van verdachte is een spraakbericht aangetroffen. Beluisteren van dat bericht heeft uitgewezen dat verdachte op dinsdag (11 september 2018) te 02.02 uur een bericht heeft ingesproken en dat hij zich al insprekend ook heeft gericht tot [slachtoffer 2] , die zich kennelijk toen en daar in aanwezigheid van verdachte bevond. [slachtoffer 2] en verdachte waren op dat moment in de woning van verdachte. Het is de GSM-mast aan de [adres ] te [woonplaats] die door de telefoon van [slachtoffer 2] als laatste mast is aangestraald: dinsdag (11 september 2018) te 11.10 uur. Daarna is die telefoon niet meer in het Nederlandse netwerk gezien en is het toestel kennelijk uitgeschakeld. Het lijk van [slachtoffer 2] is op donderdag 20 september 2018 aangetroffen, als pakket drijvend in de Muidertrekvaart te Muiden, nabij de Maxis. Onderzoek heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van dat pakket (met naar moet worden aangenomen daarin het lijk van [slachtoffer 2] ) eerder, in de vroege middag van donderdag (13 september 2018), is vastgesteld, eveneens nabij de Maxis. Verdachte kent dit (water)gebied naar zijn zeggen op zijn duimpje, als sportvisser. [65]
Deelconclusie:
  • [slachtoffer 2] bevond zich op dinsdag (11 september 2018) te 02.02 uur in het gezelschap van verdachte.
  • [slachtoffer 2] is overleden tussen dinsdag (11 september 2018) te 02.02 uur en de vroege middag van donderdag (13 september 2018).
  • De plaats van aantreffen van het pakket waarin het lijk van [slachtoffer 2] is verpakt is een door verdachte goed bekende locatie, te weten een dikwijls door hem bezochte visstek.
De oorzaak van het overlijden van [slachtoffer 2]
Forensisch onderzoek door een deskundige heeft uitgewezen dat het overlijden van [slachtoffer 2] onnatuurlijk is, en kan worden verklaard door onderscheiden vormen van op het lichaam van [slachtoffer 2] uitgeoefend geweld, de belemmering van haar (ademhalings)beweging en/of ademweg. Omdat het lichaam in het water is aangetroffen kan ook verdrinking een rol hebben gespeeld bij het overlijden. De ter terechtzitting als deskundige gehoorde forensisch patholoog heeft met betrekking tot in dat lichaam vastgestelde ribbreuken verklaard dat het zeer waarschijnlijk is dat de breuken bij leven dan wel rondom het overlijden van [slachtoffer 2] zijn ontstaan, en voorts dat de ribbreuken kunnen worden aangemerkt als een mogelijke oorzaak van overlijden dan wel daaraan kunnen hebben bijgedragen.
Deelconclusie:
  • Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat [slachtoffer 2] aan een onnatuurlijke dood is overleden, door toepassing van geweld/verwurging/verstikking, terwijl gelet op de plaats van aantreffen – in het water – ook verdrinking een rol kan hebben gespeeld.
  • Het lijk van [slachtoffer 2] is, als inhoud van een pakket, drijvend in het water aangetroffen, terwijl op/in haar lichaam de aanwezigheid van sporen van potentieel dodelijk letsel is vastgesteld. Nadat het lijk van touw en tie wraps is ontdaan, is geconstateerd dat de aan die touwen/tie wraps te relateren insnoeringen in de huid aan bovenarmen en benen vermoedelijk niet gepaard gingen met bloeduitstorting. Aangenomen mag worden dat deze na het overlijden zijn ontstaan.
  • Daarmee staat buiten redelijke twijfel vast dat het dodelijk geweld en/of verwurging/verstikking is toegebracht c.q. veroorzaakt, nog voordat zij in foetushouding is gekneveld en in het opblaaszwembad is ingepakt en te water is gelaten. Zo bezien gaat de rechtbank in de sleutel van het bewijs voorbij aan de door de forensisch patholoog benoemde mogelijkheid dat ook verdrinking een rol kan hebben gespeeld, nu die mogelijkheid slechts is gegrond op de plaats van aantreffen en in het licht van het voorgaande zich niet verdraagt met wat ten aanzien van de chronologie kan worden vastgesteld.
Het opblaaszwembad, en de resultaten van forensisch onderzoek naar materialen
Het lijk van [slachtoffer 2] was omwikkeld door en ingesnoerd in een kunststof opblaaszwembad. Dit zwembad is uitgevoerd in de kleuren blauw en grijs. In dit zwembad zitten gaten, waarvan er één met (bruingekleurd) tape is afgeplakt. Verdachte is in de zomer van 2018 in het bezit geweest van een opblaaszwembad. Volgens de verklaring van een getuige was dat zwembad uitgevoerd in de kleuren blauw, wit en grijs. En was ergens op dat zwembad (grijskleurig) tape aangebracht.
Het opblaaszwembad waarin het lijk van [slachtoffer 2] was verpakt, was omwikkeld met verschillende touwen, UTP-kabels en kabelbinders. Ook het lijk van [slachtoffer 2] was omwikkeld met touwen en kabelbinders.
Ten huize van verdachte zijn verschillende touwen en touwdelen aangetroffen en inbeslaggenomen. Het totaal van de resultaten van forensisch vergelijkend (vezel)onderzoek naar die touwen en touwdelen, bindingen en knopen is voor verdachte sterk bezwarend.
In het touw dat was aangebracht om de hals van [slachtoffer 2] bevond zich een knoop. In (de binnenzijde van) die knoop is een biologisch spoor veiliggesteld en onderzocht. Dat onderzoek heeft geleid tot de vaststelling van een DNA-mengprofiel, dat is herleid tot onder anderen de persoon van verdachte.
Volgens verklaring van verdachte is hij in het verleden in het bezit van boten geweest [66] , heeft hij oog voor de wikkeling van touw en heeft hij volgens zijn verklaring veel touw gevlochten. [67] In een touw dat is aangetroffen bij verdachte thuis is een zogenoemde oogsplits aangetroffen. Ook in verschillende touwen waarmee het zwembad als verpakking was omsnoerd zijn zogenoemde oogsplitsen aangetroffen. Voor het leggen van een oogsplits – een vaste lus in touw – is een bovengemiddelde kennis vereist. In aanmerking nemend de wijze waarop een oogsplits wordt gemaakt (namelijk door de strengen van een geslagen touw aan het einde van het touw uit elkaar te halen en met een lus terug te splitsen of vlechten in het touw) sluit dat goed aan op de verklaarde vaardigheid van verdachte waar het gaat om het vlechten van touwen, terwijl touwen, vlechten en oogsplitsen in een logisch verband zijn te brengen met de vis- en watersport, waarmee verdachte goed bekend is.
In de bindingen om de ellebogen van het lijk van [slachtoffer 2] is een zogenoemde stoppersknoop aangetroffen. Een stoppersknoop kan duiden op iets meer gemiddelde kennis van het leggen en het gebruik van knopen. Verdachte is – in zijn woorden – ‘gek van vissen’. [68] De rechtbank acht van algemene bekendheid dat (het leggen van) knopen een belangrijk onderdeel van de sportvisserij is. Immers, door knopen wordt de verbinding gemaakt tussen de vislijn en de attributen waarmee wordt gevist. Deze knopen worden niet in de winkel gekocht, maar door de sportvisser gelegd, al dan niet langs de waterkant.
Deelconclusie:
  • De materialen die onder verdachte zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen zijn op basis van het verrichte (forensisch) onderzoek telkens – op zichzelf beschouwd – op enigerlei wijze in verband te brengen met het lijk van [slachtoffer 2] . Dat verband is, ofwel daarvan verwijderd (het vastgestelde bezit van een opblaaszwembad, het maken van de oogsplits en het leggen van de stoppersknoop), ofwel nauwer (touwdelen).
  • Het DNA-mengprofiel legt een rechtstreeks verband naar verdachte.
  • Het geheel is meer dan de som van al deze deelverbanden – en bezwaart als geheel de verdachte zodanig sterk – dat daaraan voor de bewijslevering substantiële betekenis toekomt.
Overigens
Schoenen van [slachtoffer 2]
Volgens de verklaring van de dochter van [slachtoffer 2] was [slachtoffer 2] in het bezit van een paar sportschoenen, merk Nike of Puma, kleur turquoise. Die schoenen zijn door de dochter niet teruggevonden in de woning van [slachtoffer 2] . [69] Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] de voorbije drie weken (alleen) Nike-schoenen heeft gedragen, mintgroen van kleur. [70] In zijn WhatsApp-bericht van vrijdag (14 september 2018) biedt verdachte aan een vriendin schoenen aan van het merk Nike, mintgroen van kleur. Door deze vriendin gevraagd naar het hoe en waarom van dat aanbieden van die Nikes antwoordt verdachte in een ander bericht “dat hij die al even had”. Het geknevelde lichaam van [slachtoffer 2] was gedeeltelijk ontkleed; schoenen zijn niet aangetroffen. Verdachte heeft op dit punt wisselend en niet verifieerbaar verklaard. Volgens zijn verklaring heeft hij die schoenen in de maand augustus 2018 voor die vriendin gekocht in een winkel, heeft hij de schoenen wel aangeboden aan die vriendin maar toch niet aan haar gegeven. Aan wie hij de schoenen wel heeft gegeven wil verdachte op dat moment niet zeggen. [71] De verdachte verklaart op een ander moment dat hij de schoenen aan een niet nader genoemde asielzoeker heeft gegeven [72] , ter terechtzitting van de rechtbank verklaart hij dat de schoenen op 18 september 2019 door hem zijn gegeven aan ‘iemand die bij mij was’; verdachte heeft geweigerd te zeggen wie dat is geweest.
Deelconclusie:
- Het moet ervoor worden gehouden dat verdachte in het bezit is geweest van de Nike-schoenen van [slachtoffer 2] op een moment waarop [slachtoffer 2] reeds is overleden en haar lichaam op de Muidertrekvaart drijft. Immers, opening van zaken en voor verificatie vatbare informatie daarover heeft hij niet willen geven. Daarbij onderkent de rechtbank dat waar is gesproken over de kleuren turquoise en mintgroen, volgens die door de even bedoelde personen gekozen bewoordingen wordt geduid op verschillende kleuren. Echter, bezien in de context van het bovenstaande waardeert de rechtbank dat – relatieve – kleurverschil als van ondergeschikt belang.
Historische gegevens telefoon verdachte
Het onderzoek naar de twee telefoontoestellen van verdachte heeft uitgewezen dat het ene (voor telefoon- en SMS-verkeer gebruikte) toestel was uitgeschakeld tussen de avond van zondag (9 september 2018) en donderdag (13 september 2018). Het andere (voor het internet gebruikte) toestel was in afwijking van wat het gebruik in de daaraan voorafgegane periode liet zien uitgeschakeld tussen de ochtend van dinsdag (11 september 2018) en de middag van vrijdag (14 september 2018). Daarnaast werd het toestel – in afwijking van het gebruik in de daaraan voorafgegane periode – op meerdere momenten niet gebruikt in de nacht van maandag (10 september 2018) op dinsdag (11 september 2018), omdat het scherm op die momenten langdurig uit was. Verdachte heeft over het hoe en waarom van het uitschakelen dan wel niet gebruiken van die telefoons nagenoeg niet willen of kunnen verklaren, niet tijdens het vooronderzoek noch ter terechtzitting.
Deelconclusie:
- Gelet op het tijdpad zoals daarvan uit de bewijsmiddelen blijkt, roept dit wat telefoongebruik kennelijke “onder de radar blijven” door verdachte vragen op, die hij niet heeft willen of kunnen beantwoorden. Dit aspect is voor de bewijslevering relevant, in zoverre dat het de appreciatie van wat verdachte wél heeft verklaard in de zin van betrouwbaarheid negatief kleurt.
De verklaringen van de verdachte
Verdachte heeft steeds gezegd dat hij niets te maken heeft met de gewelddadige dood van [slachtoffer 2] , noch met het dumpen van haar lijk. Op de voor hem sterk bezwarende resultaten van het opsporingsonderzoek heeft hij niet willen of kunnen reageren. En over de onderwerpen waarover hij wél vragen heeft beantwoord heeft hij dat veelal wisselend gedaan. De constante is dat zijn verklaringen niet vatbaar zijn voor verificatie of falsificatie. Illustratief in dit verband is wat verdachte heeft gedaan in de nacht van maandag (10 september 2018) op dinsdag (11 september 2018). Tijdens het vooronderzoek heeft hij op het ene moment verklaard dat hij die nacht wakker is gebleven [73] , op een ander moment dat hij die nacht heeft geslapen [74] , en ter terechtzitting onthult verdachte dat hij voor een handeltje naar Ankeveen is gefietst en daar een ontmoeting heeft gehad in het bestek van een aan verdovende middelen te relateren klus, die het daglicht niet kan verdragen. Gevraagd naar het bieden van enig aanknopingspunt dat kan bijdragen aan verankering van zijn verhaal houdt hij het erop dat hij dat niet doet. Want hij is geen vriend van de politie en wil anderen niet in de problemen brengen. Wanneer verdachte wordt voorgehouden dat het soortelijk gewicht van de ernst van wat die nacht zou zijn gebeurd in het geval van onthulling daarvan nagenoeg verdampt bij de aard en ernst van de feiten waarvoor hij bovendien al langere tijd voorlopig is gehecht, doet hij er verder het zwijgen toe. Waar het onderzoek wél aanknopingspunten heeft opgeleverd voor nader onderzoek – in het bijzonder DNA-onderzoek in relatie tot anderen, onder wie door verdachte genoemde personen – heeft dat niet een voor verdachte ontlastend resultaat opgeleverd en heeft dat voor die door verdachte genoemde personen geen belastende uitwerking gehad. [75]
Eindconclusie
In het licht van al het voorgaande is de redengevendheid van de bewijsmiddelen nader uiteengezet. Deze bewijsmiddelen bezwaren de verdachte onmiskenbaar, en een die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft hij niet willen en/of kunnen geven, niet tijdens het voorbereidend onderzoek en evenmin er terechtzitting. Dit aspect weegt de rechtbank mee bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Het dossier bevat geen materiaal op grond waarvan de feitelijke gang van zaken rondom de dood van [slachtoffer 2] en het haar als pakket doen belanden in de Muidertrekvaart kan worden gereconstrueerd. Dat manco staat echter niet in de weg aan het bewijsoordeel dat met de voor het bewijs nodige genoegzaamheid vast is komen te staan dat het niet een ander dan verdachte is, die als dader verantwoordelijk is voor haar dood, en voor het vervolgens onttrekken van haar lijk aan nasporing. Voor het aannemen van een minder vergaande strafbare betrokkenheid van verdachte – bijvoorbeeld in de vorm van zijn medeplichtigheid aan deze feiten – biedt de inhoud van het dossier in het geheel geen aanknopingspunt.
Vervolgens ligt de vraag voor of verdachte [slachtoffer 2] opzettelijk heeft gedood, of dat [slachtoffer 2] het slachtoffer is geworden van het subsidiair aan hem verweten scenario (dood door schuld in het bestek van wurgseks). Het dossier bevat weliswaar ondubbelzinnige aanknopingspunten voor dat scenario, in die zin dat de seksuele voorkeuren van verdachte dat scenario in het algemeen en bij vluchtige kennisneming van het dossier (de wijze waarop [slachtoffer 2] is gekneveld) niet volstrekt ondenkbaar maken. Echter, in het bijzonder het vastgestelde letsel aan de ribben verdraagt zich zonder nadere toelichting, die ontbreekt, daarmee niet.
De rechtbank concludeert dat het verdachte is geweest die het in de tenlastelegging onder
1. primair omschreven geweld tegen [slachtoffer 2] heeft uitgeoefend en dat het daardoor toegebrachte letsel haar overlijden tot gevolg heeft gehad. Gelet op wat forensisch onderzoek over de aard van dat gewelddadig handelen heeft uitgewezen kan het niet anders zijn dan dat bij verdachte bij zijn handelen het opzet op haar overlijden heeft voorgezeten. Voor het aannemen van kalm beraad en rustig overleg biedt de inhoud van het dossier geen grond, zodat verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken.
Uit het voorgaande blijkt dat de rechtbank voor het bewijs geen gebruik maakt van wat in de sleutel van stelselmatige inwinning van informatie door opsporingsambtenaren als hun bevindingen in processen-verbaal is gerelateerd naar aanleiding van door ieder van hen met verdachte onderhouden contacten. Daarom behoeft wat daartegen door de verdediging ten verwere is ingebracht, geen beoordeling en beslissing.
5.2
Feit 3
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde, omdat de bedreigingen niet strafbaar zijn jegens aangeefster. Aangeefster en verdachte hadden een knipperlicht relatie met elkaar, waarin veelvuldig bedreigingen en beledigingen zijn geuit, zonder dat daardoor vrees is opgewekt.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen:
Aangeefster [slachtoffer 1] is gehoord door de politie en heeft blijkens een daarvan opgemaakt
proces-verbaal van aangifteonder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Plaats delict: [adres ] [woonplaats] .
Ik doe aangifte van bedreiging omdat [verdachte] mij bedreigt met de dood en niet alleen mij maar ook via mij andere mensen. [76] Ik heb u een aantal WhatsApp berichten doorgestuurd. Toen hij die BMW van [D] in de fik stak had hij mij aan de telefoon. [verdachte] zei tegen mij: ‘Ik ga de auto van [D] in de fik steken. Je moet nu naar buiten kijken, dan wordt ie nu in de fik gestoken.” Ik keek toen naar buiten en zag het toen ook gebeuren.
Ik heb vaker aangifte gedaan van bedreiging en mishandeling. [77] Hij heeft mij ook al een keer van de scooter af gereden.
Ik ga niet meer alleen de straat op. [78] Hij bedreigt nu ook mijn buurvrouw. Hij heeft bij zijn ex [E] de ruiten ingegooid. Hij heeft bij zijn ex [slachtoffer 3] haar pols gebroken. Hij heeft dat tegen mij gezegd.
Ongeveer twee jaar geleden heeft hij geprobeerd mijn keel dicht te knijpen. Hij heeft mij ook een klap in mijn nek gegeven. Ik ben toen bij de huisarts geweest. Er zijn toen foto’s gemaakt. [79] Bij de voordeur heb ik een buggy met eten, drinken, kleding en luiers van de kleine klaar staan. Zodat ik weg kan. Voor mijn kleine moet ik spullen hebben als het mocht gebeuren dat ik weg moet.
Hij heeft het afgelopen jaar wel eens foto’s gestuurd van een flesje met olie en een lont. Zo’n Molotov cocktail. [80]
Verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 16] hebben in een
proces-verbaal van bevindingen data en tijdstippen WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachtehet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Met toestemming van [slachtoffer 1] is het gehele WhatsApp-gesprek tussen haar en verdachte van haar telefoon gekopieerd. De kopie van dit gesprek is als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd. [81] Onder meer bevat dit gesprek de volgende berichten, afkomstig van ‘ [verdachte] 1’, zijnde verdachte:
02-10-18 16:31 - [verdachte] 1: Heb je gepraat meis02-10-18 16:33 – [verdachte] 1: Dan ben je loes02-10-18 22:05 – [verdachte] 1: Ook jij staat op de lijst. Ik geef rustig 5000 om jou te laten mollen [82] 04-10-18 20:28 – [verdachte] 1: Ik kom jou persoonlijk afmaken04-10-18 20:24 – [verdachte] 1: Jij straks [F] dood zien gaan6-10-18 17:11 [verdachte] 1: Je een levende dode6-10-18 21:14 – [verdachte] 1: Jij praat en wie praat die gaat. Ik heb niks gedaan maar geloof me je gaat een dure prijs betalen nu ben je een wandelende dode [83] 08-10-18 08:12 – [verdachte] 1: je staat op de lijst maak je geen zorgen jouw kop gaat eraf je handen en voeten ook15-10-18 17:38 – [verdachte] 1: Dus je moet binnen nu en 00.00 uur antwoord geven zo niet brand het hele [straat] Jij [D] [G] [H] dan gaat de fik erin15-10-18 17:39 [verdachte] 1: jij straks zware brandwonden of misschien DOOD [84] .
Verbalisant [verbalisant 12] heeft in een p
roces-verbaal van bevindingen voice-berichten [verdachte] naar [slachtoffer 1], het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
De politie heeft spraakberichten, afkomstig van verdachte, ontvangen van aangeefster [slachtoffer 1] . De berichten zijn tussen 2 oktober 2018 en 15 oktober 2018 door verdachte naar aangeefster [slachtoffer 1] verstuurd. [85] Deze berichten zijn uitgewerkt. Onder meer bevatten deze berichten de volgende door verdachte uitgesproken teksten:
Dan sla ik je hersenpan helemaal verrot. Jij moet oppassen op je nekkie meissie, want anders breek ik gewoon je nekkie. Ik druk gewoon een 9 millimeter op je poten leeg hoor, dan kan je niet meer lopen. [86] Ik wil jou dood hebben [slachtoffer 1] , als jij zo doorgaat. [87] Wat zou je er van vinden als ik een bijl in je knie sla?Ik maak je rustig dood hoor [slachtoffer 1] .Je hebt een leuk kind. Dus als je nog 1 keer zeikt, dan snij ik zo zijn kop eraf. Ik geef niks om [F] . Onthou dat. Hij mag van mij ook dood. [88] Laat mij gewoon met rust. Want anders tyf ik je ramen eruit hoor. En een brandbom naar binnen.Fuck you [slachtoffer 1] . Jij gaat eraan. [slachtoffer 3] haar pols heb ik gebroken. Ik vraag me af hoe het is jouw armen te breken, je ellebogen, je polsen, je ribben. [89]
Jij gaat eraan [slachtoffer 1] . Ze hebben mij voor dat stroomstootwapen uit mijn huis gehaald. Wie wist dat? Jij. Je hebt echt een probleem. [90] Misschien steek ik die hele flat van je wel in de fik.[slachtoffer 1] , het interesseert me geen reet meer. Je gaat er aan. Lichamelijk hoef je je niet druk te maken. Gezichtelijk denk ik wel heel erg. Want eh meissie, gatenkaas ga je worden, je kop. Alleen je gezicht. [91] [F] zal ook branden, als er een brandbom naar binnen gaat.Kogels vang je op met je lichaam. Straks lek je. Ik schiet je leeg. [92] Jij hebt gepraat met de politie. Jij bent dood strakkies. Ik ga jou persoonlijk het licht uit je ogen halen. Dat verdien je ook verrader.
Vuile vieze gore snitch. Kwestie van tijd, en je ligt met een open doorgesneden strot in je huis. [93] Jullie beiden zijn wandelende doden. [94] Ik schiet je meteen voor je kanker hoor [slachtoffer 1] . [95]
Het
proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik tegen [slachtoffer 1] de woorden heb gebruikt die in de dagvaarding zijn genoemd. Voor zover ik mij kan herinneren is er in het verleden wel eens iets gebeurd met een ex, wat meer was dan woorden. [96]
Overweging met betrekking tot het bewijs
Aangeefster was bekend met eerder gepleegd geweld door verdachte jegens [slachtoffer 3] en jegens aangeefster. Verdachte heeft ter zitting ook min of meer toegegeven dat hij eerder geweld heeft gebruikt tegen een ex. Daarom kon aangeefster [slachtoffer 1] redelijkerwijs daadwerkelijk vrees hebben dat verdachte de geuite bedreigingen zou uitvoeren.
5.3
Feit 5
5.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte namens Hockey Vereniging [hockeyvereniging] van 4 oktober 2018, genummerd PL0900-2018285735-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina 1614 en 1615;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever
[aangever] namens Hockeyclub [hockeyvereniging] , genummerd PL0900-2018285735-10, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 1618 en 1619, blijkens een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen wijziging tijdstip verhoor aangever (doorgenummerde pagina 1620) gehouden op 23 november 2018.
5.4
Feiten 7, 8 en 9
5.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 7, 8 en 9 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder 7 ten laste gelegde mishandelingen die verdachte heeft bekend. Ten aanzien van feit 8 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat één getuige niet genoeg is voor bewezenverklaring. Ten aanzien van feit 9 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen:
Aangeefster [slachtoffer 3] is gehoord door de politie en heeft blijkens een daarvan opgemaakt
proces-verbaal van aangifteonder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van mishandeling en vernieling door mijn vriend [verdachte] op
22 februari 2018 tussen 08:00 uur en 10:06 uur op het adres [adres ] te [woonplaats] .
Tijdens onze relatie is het buiten vandaag drie keer gebeurd dat hij mij heeft mishandeld, met kerst 2017, met oud en nieuw 2017/2018 en een week of twee geleden op vrijdagavond. Het begon dan met dat [verdachte] mij uitschold. Daarna sloeg het dan vaak over in een tik op mijn hoofd, een kopstoot tegen mijn hoofd of dat hij mij bij mijn pols vastpakte en mijn arm verdraaide. Door dat laatste heb ik een kneuzing opgelopen in mijn linker pols. [97] Vandaag was ik bij [verdachte] . Rond 9:00 uur ging ik boodschappen doen. [verdachte] bleef thuis.
Bij thuiskomst was [verdachte] nog steeds geïrriteerd. Ik wilde weggaan. [98] [verdachte] duwde mij op de bank en ging op mij zitten. Hij pakte mij bij mijn haar/knot en trok die naar achteren. Dat trekken deed pijn. [verdachte] greep me met twee handen bij mijn keel. [verdachte] hield me met twee handen stevig vast. Ik kreeg daardoor geen lucht meer en begon licht in mijn hoofd te worden. [verdachte] zat met zijn rechterknie op mijn borst. [verdachte] stapte van me af.
stond achter me en trok hard aan mijn haar mijn hoofd naar achteren, deed zijn rechter arm om mijn hals als nekklem en trok mij verder naar achteren waardoor ik op mijn rug op de grond viel. Dat deed zo’n pijn aan mijn hoofd dat ik nog blij was dat er haren op mijn hoofd zaten.
Ik kon niet voorkomen dat [verdachte] mijn telefoon pakte. Met een hand hield hij de telefoon deels op de tafel en met de andere hand duwde hij het overstekende gedeelte (ongeveer de helft) omlaag. Hierdoor boog de telefoon krom. Aan de voorzijde van de telefoon is de bovenkant gebarsten. U heeft foto’s van mijn beschadigde telefoon gemaakt voor bij deze aangifte.
Ik pakte mijn jas en probeerde deze aan te doen. Toen ik mijn rechter arm in mijn jas had trok [verdachte] aan de capuchon van mijn jas. Een lusje met een drukkertje dat de bontkraag vast moest haken is stuk. Dat was niet zo. [99] [verdachte] pakte de oortjes van mijn telefoon. Ik zag dat [verdachte] aan de oortjes begon te trekken. Nu zie ik dat de oortjes stuk zijn. De bedrading is bloot komen te liggen. Dat was niet zo.
Ik heb nu hoofdpijn maar ook pijn aan de voorzijde van mijn rechterknie. Dat had ik voor de mishandeling van vanmorgen niet. Mijn knie is nu rood. [100]
Figuur 5: Vernielde telefoon
Figuur 6: Vernielde telefoon [101]
Figuur 7: Vernielde telefoon [102]
Aangeefster [slachtoffer 3] is (nader) gehoord door de politie en heeft blijkens een daarvan opgemaakt
proces-verbaal van verhoor van aangeefsteronder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard
Ik heb sinds de mishandeling op 22 februari 2018 meer pijn in mijn pols.
[verdachte] heeft mij via SMS meerdere berichten gestuurd met de letterlijke tekst “ik maak je dood.” [103] Ik heb foto’s van zichtbaar letsel van een mishandeling een keer eerder (dan de mishandeling op 22 februari 2020). Deze mag u bij mijn verklaring voegen.
Ik doe ook aangifte van bedreiging. [104]
Verbalisant [verbalisant 16] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Samsung S7 Van [slachtoffer 3], het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
De WhatsApp-berichten zijn bekeken rond februari 2018. Ik zag een gesprek op 22 februari 2018 tussen [slachtoffer 3] en een persoon die zij ‘ [naam] ’ noemt. In dat gesprek geeft [slachtoffer 3] aan te zijn mishandeld door [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte) waarbij hij haar keel heeft dichtgeknepen. [105] Het
proces-verbaal van verhoor van verdachteop 18 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb haar bij de strot gepakt in mijn huis. [106]
Het
proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het grootste deel van de aangifte van [slachtoffer 3] klopt. Ik durf niet te zeggen of ik ook haar polsen had omgedraaid. Een kopstoot zou kunnen. Ik geef toe dat de oortjes van de telefoon kapot zijn gegaan. Het zou kunnen dat ik haar jas heb beschadigd. [107]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ook de mishandelingen die verdachte niet heeft bekend of die verdachte zich niet meer herinnerde of zegt zich niet te herinneren, acht de rechtbank bewezen op basis van de aangifte. De vernielingen acht de rechtbank bewezen door de aangifte en de gedeeltelijk bekennende verklaring van de verdachte.
5.5
Feit 10
5.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 10 ten laste gelegde.
5.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen:
Verbalisant [verbalisant 17] heeft in een
proces-verbaal van binnentreden in woning(ter doorzoeking ter inbeslagneming), onder meer geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 4 oktober 2016 betrad ik de woning van verdachte aan [adres ] te [woonplaats] ter doorzoeking ter inbeslagneming. In de woning werd een stroomstootwapen van het merk Police in beslag genomen. [108]
Verbalisant [verbalisant 18] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenbetreffende een
nader onderzoek in het kader van de Wet wapens en munitienaar het in beslag genomen voorwerp met goednummer PL0900-2018285478-2274301 en SIN AAIJ1353NL, onder meer geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Als onderzoeksresultaat wordt vermeld dat het voorwerp een stroomstootwapen is in de vorm van een zaklamp voorzien van het opschrift POLICE 2000W.
De onderzijde van het stroomstootwapen was los van de rest van het wapen. Hierdoor was het stroomstootwapen defect. Aan de zijkant is een schuifknop gesitueerd. Deze schuifknop kan in drie standen/functies worden gezet, van onder naar boven het stroomstootwapen, de uitstand en de zaklamp. Aan de andere zijkant is een drukknop gesitueerd. Deze drukknop bedient het stroomstootapparaat. Aan de bovenzijde van dit stroomstootwapen bevindt zich een paar metalen polen. Deze polen geven, na volledige inschakeling, bij een werkend apparaat en bij aanraking van voorwerpen en/of personen een stroomstoot af.
Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen weerloos te maken of pijn toe te brengen. Genoemd stroomstootapparaat is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie. [109]
Het
proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het stroomstootwapen lag in een kast. Ik wist dat het een verboden wapen betrof. [110]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft aangevoerd dat het voorwerp geen stroomstootwapen in de zin van de wet is omdat het defect is. Die opvatting is echter in haar algemeenheid onjuist omdat een defect op zichzelf niet eraan in de weg behoeft te staan dat het voorwerp kan worden aangemerkt als een handwapen, waarmee personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Uit de beschrijving van het voorwerp blijkt dat het als zodanig kan worden aangemerkt.
5.6
Feit 11
5.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het 11 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.6.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 11 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2016, genummerd PL0900-2016281327-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, voor zover relaterende het aantreffen en de inbeslagname van een pistool en een gas-/alarmpistool in diens woning te [woonplaats] op aanwijzingen van de eerder aangehouden verdachte, doorgenummerde pagina 31 e.v.;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van relaas, doorgenummerd pagina 4, voor zover daarin is gerelateerd dat met toestemming van verdachte op 11 september 2016 diens woning is betreden om op de door verdachte in verhoor aangegeven plaats een houder met patronen in beslag te nemen;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2016, genummerd PL0900-2016281327-19, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende het verslag van een nader onderzoek in het kader van de Wet Wapens en Munitie naar een in beslag genomen pistool, een in beslag genomen gas-/alarmpistool en in beslag genomen scherpe patronen, doorgenummerde pagina 41 e.v.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/706528-18:
feit 1. primairin de periode van 11 september 2018 tot en met 13 september 2018 te Bussum, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door een of meer vormen van geweld op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] uit te oefenen;
feit 2.in de periode van 11 september 2018 tot en met 13 september 2018 te Muiden, in elk geval in Nederland, het lijk van [slachtoffer 2] heeft verborgen, vervoerd en
weggemaakt, met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden van die
[slachtoffer 2] te verhelen, immers heeft hij, verdachte
- de handen en benen van die [slachtoffer 2] vastgebonden met tie-wraps en de nek van die [slachtoffer 2] met een tie-wrap verbonden aan de benen en het lijk van die [slachtoffer 2] in een plastic zwembad gewikkeld en
- het lijk van die [slachtoffer 2] met een touw en kabels en plastic zakken omwikkeld en
- het lijk van die [slachtoffer 2] verborgen en weggemaakt in het Amsterdam Rijnkanaal of de Muidertrekvaart;
feit 3.in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 15 oktober 2018 te Naarden en Bussum [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, door die [slachtoffer 1] dreigend toe te voegen (zakelijk weergegeven) dat hij die [slachtoffer 1] dood zal maken, dat hij de keel van die [slachtoffer 1] door zal snijden, dat hij de woning van die [slachtoffer 1] in de brand zal steken en dat hij een kind van die [slachtoffer 1] iets aan zal doen;
feit 5.in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 3 oktober 2018 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, uit een pand gelegen aan het [adres ] een laptop en een beeldscherm, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorden, te weten aan Hockey vereniging [hockeyvereniging] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7.op tijdstippen in de periode van 25 december 2017 tot en met 22 februari 2018 te Bussum [slachtoffer 3] heeft mishandeld door te slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en een kopstoot tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] te geven en de pols vast te pakken en daarbij een draaiende beweging te maken en die [slachtoffer 3] op de bank te duwen enop die [slachtoffer 3] te zitten en het haar van die [slachtoffer 3] vast te pakken en aan het haar van die [slachtoffer 3] te trekken en met twee handen de keel van die [slachtoffer 3] vast te pakken en vast te houden en dicht te duwen en de arm om de nek van die [slachtoffer 3] te doen;
feit 8.op 22 februari 2018 te Bussum opzettelijk en wederrechtelijk een jas heeft beschadigd en een telefoon en een koptelefoon heeft vernield, die geheel aan een ander, te weten [slachtoffer 3] , toebehoorden;
feit 9.in de periode van 22 februari 2018 tot en met 28 februari 2018 te Bussum, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 3] telkens dreigend de woorden toe te voegen: “ik maak je dood”;
feit 10.op 4 oktober 2018 te Bussum een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
feit 11.op 10 september 2016 te Bussum, wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk Walther, model GSP, kaliber .22LR met het wapennummer [wapennummer] , en een gas-/alarmpistool van het merk Röhm, model RG88, kaliber 9 mm P.A. Knall met het wapennummer [wapennummer] , en munitie van categorie III, te weten zes scherpe patronen van het merk MRP, kaliber .22LR, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3, 5 en 7 tot en met 11 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
doodslag;
feit 2:een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 5:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 7:mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 8:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 9:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 10:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 11:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een lagere straf wordt opgelegd dan die door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij en aanknopend bij de feiten onder 1 en 2 heeft de raadsman gewezen op de straffen die door andere feitenrechters in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten ligt, indien bewezen, de strafmodaliteit van de taakstraf meer voor de hand, aldus de raadsman.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich voor de rechtbank moeten verantwoorden voor de feiten zoals bewezen geacht in dit vonnis. Het behoeft geen betoog dat de doodslag op [slachtoffer 2] en het verpakken en dumpen van haar lichaam van een volstrekt andere categorie zijn dan de andere feiten. Niettemin springt ook samenhang in het oog: het leeuwendeel van de feiten is begaan in de context van relaties die verdachte met vrouwen heeft gehad. Die explosieve relaties brengen hem tot strafbare gedragingen, in het geval van [slachtoffer 2] heeft zij dat met haar dood moeten bekopen. En ook de andere feiten kunnen aan agressie en geweld worden gerelateerd, zij het in een meer verwijderd verband: bezit van wapens (twee pistolen en een stroomstootwapen).
Verdachte heeft [slachtoffer 2] met geweld om het leven gebracht. Haar lichaam is, met touwen omsnoerd en gerold in een afgedankt opblaaszwembad, door verdachte gedumpt in het water van de Muidertrekvaart. Het aldus verpakken en dumpen van haar lichaam straalt af op wat daaraan is voorafgegaan. Macaber, weerzinwekkend, respectloos en gespeend van enig normbesef, dat zijn de trefwoorden die aan dit gedrag moeten worden verbonden.
De wetgever heeft het wegmaken van een lijk in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld als misdrijf tegen de openbare orde, en bedreigd met een gevangenisstraf van maximaal twee jaren. Geïsoleerd beschouwd en ontdaan van de feitelijkheden in het ter berechting voorliggende geval roept die wettelijke strafbedreiging niet onmiddellijk verbazing op, wanneer daarbij de onderliggende casus wordt betrokken ligt dat anders. Zo bezien kleuren die doodslag en dat dumpen van het lichaam van [slachtoffer 2] elkaar, over en weer.
Met zijn brute handelen heeft verdachte het leven van [slachtoffer 2] beëindigd en haar nabestaanden, onder wie haar dochter, opgezadeld met diep en onomkeerbaar leed. Is de verwerking voor nabestaanden van degene die door het geweld om het leven is gekomen in de regel al buitengewoon moeilijk, voor de naasten van [slachtoffer 2] is dat ter terechtzitting volstrekt en indringend duidelijk geworden. En het is nota bene verdachte die deze (rouw)verwerking frustreert. Niet alleen omdat hij het is die haar heeft gedood en als vuil in het water heeft gedumpt, maar ook omdat hij geen opening van zaken heeft willen geven over wat er is gebeurd. Zijn zwijgen en liegen, gevolgd op dat doden en dumpen, de rechtbank rekent hem dit alles zeer zwaar aan.
Verdachte heeft met zijn handelen bovendien grote beroering in de samenleving teweeggebracht. Zaken als de onderhavige versterken in het algemeen in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid en onbehagen.
Naast deze twee misdrijven heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak en een vernieling. En, zoals al is overwogen ook aan ander relationeel geweld en wapenbezit. Zonder voorbij te gaan aan de ernst van dat andere relationele geweld, de ernst daarvan verbleekt in de context van wat hierboven is omschreven. In zoverre gaat de bestraffing voor die feiten als het ware op in de bestraffing voor de eerste twee feiten. De rechtbank zal bij de op te leggen straf wel het wapenbezit markeren, op de wijze als hierna te melden.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een op naam van verdachte gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 juni 2020. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor misdrijven, waaronder vermogensdelicten, bedreiging en mishandeling.
Over de persoon van verdachte is door diverse deskundigen gerapporteerd.
In het dossier is het Multidisciplinair gedragsdeskundig triple-onderzoeksrapport van 10 maart 2019 gevoegd. Uit het van hun onderzoek door de deskundigen opgemaakte rapport blijkt, dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Hierdoor hebben de psychiater en psycholoog in het ambulante kader niet of nauwelijks onderzoek kunnen doen en is het milieuonderzoek beperkt gebleven. Deze rapporteurs hebben het moeten laten bij het maken van een aantal beschouwende opmerkingen. Die opmerkingen mondden uit in het advies nader onderzoek te doen verrichten, in de vorm van een klinische observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum.
Overeenkomstig dat advies heeft verdachte in het kader van klinische observatie en onderzoek een aantal weken doorgebracht in het Pieter Baan Centrum. Van die observatie en dat onderzoek is verslag gedaan in het pro Justitia rapport van 4 december 2019, opgesteld door M. Fluit, psychiater, en I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog (supervisant). Als supervisor heeft B.H. Boer, klinisch psycholoog, zijn akkoord gegeven voor de inhoud van het rapport, voor zover dat door de supervisant is geschreven. Allen zijn verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek in Almere. In dit rapport valt te lezen dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft onthouden. De observatie en beperkte onderzoekscontacten hebben geen aanwijzingen opgeleverd voor ernstige psychiatrische problemen in de voorgeschiedenis, en ook ten tijde van de observatie is er geen psychiatrisch toestandsbeeld. Er bestaan aanwijzingen dat de laatste jaren een zekere ontremming en agressie een rol in het functioneren van verdachte speelt, toch is hij in staat tot goede momenten en gezond gedrag. Op basis van het onvolledig beeld ontbreken de mogelijkheden om betrouwbare persoonlijkheidsdiagnostiek te verrichten. Hetzelfde geldt voor het kunnen trekken van eigenstandige diagnostische conclusies op grond van psychiatrisch onderzoek, nu verdachte categorisch heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Al met al is onduidelijk of sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis der geestvermogens. Daarmee is gegeven dat een advies over de toerekeningsvatbaarheid niet valt te formuleren. Doordat het onderzoek vanwege de weigerende houding van verdachte beperkt is gebleven, is voor de rapporteurs onvoldoende te onderbouwen of verwacht wordt dat verdachte zal recidiveren. In het verlengde van het voorgaande kunnen de rapporteurs geen advies geven over de wenselijkheid van een psychologische/psychiatrische behandeling in een juridisch kader die een kans op recidive zou kunnen terugdringen, aldus deze deskundigen in hun rapport.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het onderzoek geen grondslag biedt voor het oordeel dat het bewezen geachte aan verdachte verminderd moet worden toegerekend. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot dat oordeel nopen.
De straf
De aan verdachte op te leggen straf dient in het bijzonder bij te dragen aan de strafdoelen van vergelding en maatschappijbeveiliging. Het doden van [slachtoffer 2] en het zich ontdoen van haar lichaam is, zoals eerder in dit vonnis is overwogen, ook als samenstel van feiten zeer ernstig, terwijl aan haar naasten ernstig leed is berokkend. Wat van verdachtes gedrag en persoon wél is gebleken, is zijn recente recidiverende agressief gedrag jegens vrouwen met wie hij een relatie aanknoopt. Zo bezien dient de bestraffing mede bij te dragen aan die beveiliging. Kortom, de oplegging van een langdurige gevangenisstraf ligt in de rede. De rechtbank markeert met de strafoplegging bovendien dat op het bezit van (vuur)wapens wordt gereageerd met oplegging van gevangenisstraf. De rechtbank brengt dit tot uitdrukking door de straf die voor de doodslag, het onttrekken van het lichaam aan nasporing en de overige feiten op zichzelf beschouwd als passend wordt geacht te verhogen met 6 maanden.
De maximale duur van de gevangenisstraf die wegens doodslag kan worden opgelegd is 15 jaren. De straffen die door rechters worden opgelegd voor doodslag bewegen zich veelal in de bandbreedte van 8 tot 12 jaren. Als gezegd, heeft de wetgever het wegmaken van een lijk bedreigd met een gevangenisstraf van maximaal twee jaren. Op grond van de wettelijke regeling van samenloop van feiten is de maximale duur van de gevangenisstraf die door de rechtbank kan worden opgelegd 20 jaren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de oplegging van een gevangenisstraf van 15 jaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 14 jaren en 6 maanden aangewezen.

10.BENADEELDE PARTIJEN

Vordering benadeelde partij [aangeefster 1] en [aangeefster 2]
[aangeefster 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.442,29. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft ook [aangeefster 2] zich in het geding gevoegd ten aanzien van een deel van de primair door [aangeefster 1] gevorderde schade, te weten de schade die is onderbouwd met facturen die op naam gesteld zijn van [aangeefster 2] , te weten een bedrag van in totaal € 3.965,12 aan materiële schade.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.419,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.419,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vorderingen benadeelde partij [aangeefster 1] en [aangeefster 2]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partijen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] toe te wijzen op de wijze zoals dat subsidiair door hen is gevorderd. Derhalve dient een bedrag van € 2.477,17 te worden toegekend aan [aangeefster 1] en dient een bedrag van € 3.965,12 te worden toegekend aan [aangeefster 2] . Ten aanzien van beide vorderingen dient toepassing te worden gegeven aan de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, nu de gevorderde schade niet in rechtstreeks verband staat met het onder 3 ten laste gelegde.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Vorderingen benadeelde partij [aangeefster 1] en [aangeefster 2]
De verdediging heeft primair verzocht de vordering(en) niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak voor feit 1.
De verdediging heeft (subsidiair) de vordering(en) inhoudelijk niet betwist en heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de wijze waarop de vergoedingen toegekend zouden moeten worden.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De verdediging heeft eveneens geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, nu de gevorderde schade niet in rechtstreeks verband staat met het onder 3 ten laste gelegde.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [aangeefster 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij [aangeefster 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze voldoende onderbouwde en inhoudelijk niet betwiste schade op € 2.477,17 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat die gevorderde schade is onderbouwd met facturen die op naam zijn gesteld van [aangeefster 2] , die, als subsidiair ingenomen standpunt, een bedrag heeft gevorderd met betrekking tot die op haar naam gestelde facturen (zie hierna).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.477,17, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 34 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [aangeefster 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [aangeefster 2] als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze voldoende onderbouwde en inhoudelijk niet betwiste schade op € 3.965,12 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.965,12, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 49 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De door de benadeelde partij gevorderde schadeposten, mede bezien in het licht van de ten aanzien van die schadeposten gegeven onderbouwing, kan die toets niet doorstaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering nog bij de civiele rechter aanbrengen
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op
  • de artikelen 36f, 57, 151, 285, 287, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 5, 7, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 5, 7, 8, 9, 10 en 11 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 1 primair, 2, 3, 5, 7, 8, 9, 10 en 11 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 14 jaren en 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij [aangeefster 1] (feit 1 primair)
  • wijst de vordering van [aangeefster 1] toe tot een bedrag van € 2.477,17;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [aangeefster 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 1] aan de Staat € 2.477,17 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 34 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 2] (feit 1 primair)
  • wijst de vordering van [aangeefster 2] toe tot een bedrag van € 3.965,12;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 2] aan de Staat € 3.965,12 te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 49 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter,
mrs. R. Veldhuisen en A.W.M. van Hoof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/706528-18 en

1.

Primair
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Bussum en/of Naarden en/of Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door de keel/hals van die [slachtoffer 2] (met een voorwerp) dicht te knijpen/drukken en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt te houden, althans door op enige manier de ademhalingsbeweging en/of ademweg te belemmeren en/of een of meer (andere) vormen van geweld op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] uit te oefenen;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2018 tot en met 20 september
2018 te Bussum en/of Naarden en/of Muiden, althans in Nederland, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - (wurg)seks heeft gehad met [slachtoffer 2] en/of - (daarbij) de keel/hals van die [slachtoffer 2] (met een voorwerp) dicht heeft gedrukt en/of geknepen en/of enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en/of een touw om de keel/hals van die [slachtoffer 2] heeft gebonden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat [slachtoffer 2] is overleden;

2.

hij in of omstreeks de periode van 9 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Muiden en/of te Bussum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, het lijk van [slachtoffer 2] heeft verborgen en/of weggevoerd en/of
weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die
[slachtoffer 2] te verhelen, immers heeft hij, verdachte en/of haar mededaders- de handen en benen van die [slachtoffer 2] vastgebonden met tie-wraps en/of de hals/nek, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] met een of meer tiewraps verbonden aan de benen en/of het lijk van die [slachtoffer 2] in een plastic zwembad, althans een zeil gewikkeld en/of - het lijk van die [slachtoffer 2] met een touw en/of kabels en/of plastic zakken omwikkeld en/of het lijk van die [slachtoffer 2] met een auto vervoerd en/of - het lijk van die [slachtoffer 2] verborgen en/of weggemaakt in het Amsterdam Rijnkanaal of de Muidertrekvaart, althans in het water;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 23 oktober 2018 te Naarden en/of Bussum [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven) dat hij die [slachtoffer 1] dood zal maken, dat hij de keel van die [slachtoffer 1] zal doorsnijden, dat hij die [slachtoffer 1] van de fiets zal rijden, dat hij de woning van die [slachtoffer 1] in de brand zal steken en/of dat hij de kinderen van die [slachtoffer 1] iets aan zal doen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

5. Primair

hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2018 tot en met 3 oktober 2018 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een pand (gelegen aan het [adres ] ) een laptop en/of een beeldscherm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Hockey Vereniging [hockeyvereniging] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2018 tot en met 4 oktober 2018 te Hilversum en/of Bussum, althans in Nederland een laptop heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2018 tot en met 27 september 2018 te Bussum en/of Naarden, althans in Nederland, een fiets (merk Cortina) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 december 2017 tot en met 22 februari 2018 te Bussum, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door te slaan/stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of een zogenoemde kopstoot tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] te geven en/of de pols vast te pakken en/of (daarbij) een draaiende beweging te maken en/of
die [slachtoffer 3] op de bank te duwen en/of op die [slachtoffer 3] te zitten en/of
(vervolgens) het haar van die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of aan het haar van die [slachtoffer 3] te trekken en/of (met twee handen) de keel/hals van die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of vast te houden en/of (dicht) te duwen en/of de arm om de nek/hals/keel van die [slachtoffer 3] te doen en/of drukken;

8.

hij op of omstreeks 22 februari 2018 te Bussum, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon en/of een jas en/of een koptelefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

9.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 februari 2018 tot en met 28 februari 2018 te Bussum en/of Huizen, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] (telkens) dreigend de woorden toe te voegen “ik maak je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

10.
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te Bussum een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 16/244083-16:
hij op of omstreeks 10 september 2016 te Bussum, gemeente Gooise Meren een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (van het merk Walther, model GSP, kaliber .22LR met het wapennummer [wapennummer] ) en/of een gas- / alarmpistool (van het merk Röhm, kaliber 9mm, P.A. Knall met het wapennummer [wapennummer] ), en/of munitie van categorie III, te weten zes scherpe patronen (van het merk MRP, kaliber .22LR), voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij:
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Procesdossier: pagina 73.
4.Procesdossier: pagina 74.
5.Forensisch dossier: pagina 48.
6.Forensisch dossier: pagina 49.
7.Forensisch dossier: pagina 50.
8.Procesdossier: Pagina 598.
9.Procesdossier: Pagina 599.
10.Forensisch dossier: pagina 159.
11.Forensisch dossier: pagina 160.
12.Forensisch dossier: pagina 111.
13.Procesdossier: Pagina 174.
14.Forensisch dossier: Pagina 66.
15.Forensisch dossier: Pagina 68.
16.Forensisch dossier: Pagina 69.
17.Forensisch dossier: Pagina 83.
18.Forensisch dossier: Pagina 429.
19.Forensisch dossier: Pagina’s 429 en 430.
20.Forensisch dossier: Pagina 430.
21.Forensisch dossier: Pagina 430.
22.Forensisch dossier: Pagina 430.
23.Forensisch dossier: Pagina 430.
24.Forensisch dossier: Pagina 431.
25.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring ter terechtzitting van deskundige H.H. de Boer, forensisch patholoog bij het NFI.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten en brief aan de rechter-commissaris van de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2019, met als onderwerp ‘Aanvullend bericht inzake NFI 2018.09.21.063, S2018-161, betreffende [slachtoffer 2] , geboren [1976] ’. Pagina’s 4 en 5.
27.Forensisch dossier: Pagina 469.
28.Het verhoor bij de rechter-commissaris van deze rechtbank d.d. 26 november 2019 van deskundige I.J. Bosman, apotheker toxicoloog bij het NFI (RC-nummer 18/3773). Pagina 7.
29.Procesdossier: Pagina’s 192 en 193.
30.Procesdossier: Pagina 244.
31.Procesdossier: Pagina 239 en 240.
32.Procesdossier: Pagina’s 907 en 908.
33.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
34.Procesdossier: Pagina 695.
35.Procesdossier: Pagina 695.
36.Procesdossier: Pagina 696.
37.Procesdossier: Pagina 699.
38.Forensisch dossier: Pagina 222.
39.Forensisch dossier: Pagina 224.
40.Procesdossier: Pagina 805.
41.Procesdossier: Pagina 770.
42.Procesdossier: Pagina’s 771 en 772.
43.Procesdossier: Pagina 772.
44.Procesdossier: Pagina’s 773 en 774.
45.Procesdossier: Pagina’s 774 en 775.
46.Procesdossier: Pagina’s 775 en 776.
47.Forensisch dossier: Pagina 626.
48.Forensisch dossier: Pagina 627.
49.Forensisch dossier: Pagina 641.
50.Forensisch dossier: Pagina’s 682 en 683.
51.Een rapport van het NFI van 6 mei 2019, getiteld ‘Onderzoek aan bindingen aangetroffen aan een stoffelijk overschot aangetroffen op 20 september 2018 in de Muidertrekvaart te Muiden’, opgemaakt door P. van den Hoven, NFI-deskundige sporen. Pagina’s 3, 7 en 8.
52.Forensisch dossier: Pagina 380.
53.Forensisch dossier: Pagina 382.
54.Forensisch dossier: Pagina 385.
55.Forensisch dossier: Pagina 384.
56.Forensisch dossier: Pagina 386.
57.Procesdossier: Pagina 704.
58.Procesdossier: Pagina’s 704 en 705.
59.Procesdossier: Pagina 705.
60.Procesdossier: Pagina 864.
61.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
62.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaal nummer 337 (documentcode 2018-1054-45051), getiteld ‘PV van Bevindingen Digitaal Onderzoek Samsung S5 [verdachte] ’, opgemaakt door [verbalisant 8] , inspecteur van politie, houdende het relaas van verbalisant. Pagina’s 1 en 2.
63.Procesdossier: Pagina’s 712, 713 en 714.
64.Procesdossier: Pagina’s 717, 718 en 719.
65.Procesdossier: Pagina 1759.
66.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
67.Procesdossier: Pagina 1761.
68.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 november 2019, pagina 23.
69.Procesdossier: Pagina 922.
70.Procesdossier: Pagina’s 1728 en 1729.
71.Procesdossier: Pagina 1757 en 1758.
72.Proces-verbaal verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris (in het kader van toetsing inverzekeringstelling en inbewaringstelling) van 19 november 2018, pagina 2.
73.Procesdossier: Pagina 1726.
74.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 oktober 2019, pagina 8.
75.Forensisch dossier: Pagina 401 en 402, alsmede een NFI rapport van 14 februari 2020, getiteld ‘Vergelijkend DNA onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] in Muiden op 20 september 2018’, opgemaakt door P.A. Maaskant-van Wijk, NFI deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, pagina 1.
76.Procesdossier: Pagina 1454.
77.Procesdossier: Pagina 1455.
78.Procesdossier: Pagina 1456.
79.Procesdossier: Pagina 1457.
80.Procesdossier: Pagina 1458.
81.Procesdossier: Pagina’s 1521 en 1522.
82.Procesdossier: Pagina 1538.
83.Procesdossier: Pagina 1541.
84.Procesdossier: Pagina 1542.
85.Procesdossier: Pagina 1550.
86.Procesdossier: Pagina 1554.
87.Procesdossier: Pagina 1555.
88.Procesdossier: Pagina 1556.
89.Procesdossier: Pagina 1557.
90.Procesdossier: Pagina 1558.
91.Procesdossier: Pagina 1558.
92.Procesdossier: Pagina 1559.
93.Procesdossier: Pagina 1562.
94.Procesdossier: Pagina 1562.
95.Procesdossier: Pagina 1563.
96.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
97.Procesdossier: Pagina 1573.
98.Procesdossier: Pagina 1574.
99.Procesdossier: Pagina 1575.
100.Procesdossier: Pagina 1576.
101.Procesdossier: Pagina 1583.
102.Procesdossier: Pagina 1584.
103.Procesdossier: Pagina 1590.
104.Procesdossier: Pagina 1591.
105.Procesdossier: Pagina 1601 e.v.
106.Procesdossier: Pagina 1756.
107.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
108.Procesdossier: Pagina 1675.
109.Procesdossier: Pagina 1657 en 1658.
110.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 en 26 juni 2020, inhoudende de verklaring van verdachte.