ECLI:NL:RBMNE:2020:2665

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 64
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Defensie inzake functiebeschrijving cateringmedewerker

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, werkzaam bij het dienstencentrum van het Ministerie van Defensie, en de Staatssecretaris van Defensie. De zaak betreft een geschil over de functiebeschrijving van de eiser, die stelt dat zijn werkzaamheden de functiebeschrijving van cateringmedewerker C overstijgen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 25 april 2019, waarin de Staatssecretaris heeft bepaald dat de functiebeschrijving van cateringmedewerker C van toepassing is. Het bezwaar van eiser werd ongegrond verklaard bij besluit van 20 november 2019, waarna eiser beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft het onderzoek in deze zaak op 12 mei 2020 gesloten, maar heropend op 12 juni 2020, waarna de zitting op 26 juni 2020 via een Skypeverbinding heeft plaatsgevonden. Eiser heeft aangevoerd dat hij gedurende een langere periode werkzaamheden heeft verricht die de functiebeschrijving overstijgen, en meent aanspraak te maken op een individuele aanpassing van zijn functiebeschrijving. De Staatssecretaris heeft echter gesteld dat de reparatie van de IST betrekking heeft op het herzien van generieke functiebeschrijvingen en dat individuele aanpassingen slechts in uitzonderlijke gevallen plaatsvinden.

De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris een juiste uitleg heeft gegeven aan de doelstelling van het project “reparatie van de IST” en dat er geen aanleiding is om de functiebeschrijving van eiser te herzien. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G.C. Bulten, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/64

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.S. Badri).

Inleiding en procesverloop

Eiser is werkzaam bij het dienstencentrum [dienstencentrum] , een onderdeel van het Ministerie van
Defensie. Kort samengevat verzorgt [dienstencentrum] de catering en voorziet het in producten en
diensten ten behoeve van de voedings- en kantineverzorging binnen de defensieorganisatie.
Bij [dienstencentrum] is eind 2017 een project van start gegaan, genaamd “reparatie van de IST”. Het
doel van dit project is om de functiebeschrijvingen bij [dienstencentrum] in harmonie te brengen.
Bij besluit van 25 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de functiebeschrijving van cateringmedewerker C [1] op eiser van toepassing is. Verweerder ziet geen aanleiding om de functiebeschrijving van cateringmedewerker C aan te passen.
Tegen het primaire besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Verweerder heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben aanvankelijk afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting. Zij hebben toestemming gegeven dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek op 12 mei 2020 gesloten.
Omdat de rechtbank van oordeel was dat het onderzoek toch nog niet voltooid was, heeft zij het onderzoek op 12 juni 2020 heropend. Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens via een Skypeverbinding plaatsgevonden op 26 juni 2020. Aanwezig waren eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser (in ieder geval gedurende een langere periode) in de dagelijkse uitvoering van zijn functie werkzaamheden heeft verricht die de functiebeschrijving cateringmedewerker C overstijgen. Volgens eiser bedraagt deze overstijging in ieder geval 20%. Op grond hiervan meent eiser aanspraak te maken op een individuele aanpassing van zijn functiebeschrijving. Eiser wijst in dit verband op een ongedateerd stuk met de titel “Stand van zaken reparatie IST”. Voor zover hier relevant staat in dit stuk het volgende vermeld:
“(…) Doel is dat er recht gedaan wordt aan de werkzaamheden die door het betrokken personeel op dit moment daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de inhoud van de huidige functiebeschrijvingen en de daadwerkelijke uitvoering van de functie in de IST. Bij een afwijking van > 20% zal de geactualiseerde functiebeschrijving worden aangeboden bij UBOF voor een waardering. Mocht dit leiden tot een hogere waardering, dan zal dit met individueel maatwerk worden opgelost. (…) Dit noemen we “reparatie van de IST” (…).”
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de reparatie van de IST betrekking heeft op het -zo nodig- herzien van de generieke beschrijving van organieke functies. Met “individueel maatwerk” wordt volgens verweerder gedoeld op het maatwerk dat op de individuele medewerker wordt geleverd, in het geval de generieke functiebeschrijving zou veranderen. Als daartoe aanleiding bestaat, dan past verweerder de functiebeschrijving dus aan voor de generieke functie. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen gaat verweerder ertoe over om een functiebeschrijving van een individuele medewerker te herzien.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee een juiste uitleg gegeven aan de doelstelling van het project “reparatie van de IST”. Daarmee is de kern van dit geschil beperkt tot de vraag of verweerder het standpunt heeft mogen innemen dat er geen aanleiding is geweest om de functiebeschrijving van eiser te herzien.
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder dit standpunt inderdaad heeft mogen innemen. Het project “reparatie van de IST” kent als het ware een meetmoment naar de huidige situatie en is gericht op de toekomst. Tegen deze achtergrond heeft verweerder mogen aandragen dat de situatie op de afdeling van eiser op dat meetmoment was gewijzigd ten opzichte van de jaren daarvoor. Zo zijn veel van de functieoverstijgende werkzaamheden die eiser voorheen heeft verricht weer belegd bij medewerkers die een hogere functie hebben. Eiser verricht nu in overwegende mate weer werkzaamheden die passen bij zijn functie van cateringmedewerker C. Verweerder heeft jegens eiser niet onzorgvuldig gehandeld door de diverse functieoverstijgende werkzaamheden uit zijn takenpakket te halen. Dat eiser die werkzaamheden voorheen jarenlang heeft verricht, heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven geven om nu en naar de toekomst toe de functiebeschrijving van eiser op individuele basis te herzien.
5. Het beroep van eiser faalt dan ook. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 10 juli 2020 gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G.C. Bulten, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet
uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer
mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Als omschreven in het functiewaarderingssysteem FUWASYS-DEF.