ECLI:NL:RBMNE:2020:2660

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
C/16/503839 / FA RK 20-3533
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang

Op 15 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1936. Het verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. H.S.K. Jap A Joe, en een specialist ouderengeneeskunde telefonisch werden gehoord. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakte. De betrokkene verzet zich tegen de voortzetting, maar de rechtbank concludeerde dat hij nog veel zorg nodig heeft en dat de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken verleend werd, tot en met 27 juli 2020. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.E.A. Braeken en is schriftelijk uitgewerkt op 25 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/503839 / FA RK 20-3533
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 15 juni 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. H.S.K. Jap A Joe.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van 10 juni 2020;
- de medische verklaring van 10 juni 2020;
-het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 28 maart 2018.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan en de verpleeghuizen gesloten zijn voor personen die noodzakelijk zijn voor de basiszorg, heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • de betrokkene,
  • mr. H.S.K. Jap A Joe, de advocaat van de betrokkene,
  • mevrouw [A] , specialist ouderengeneeskunde.
De betrokkene en de specialist ouderengeneeskunde waren in dezelfde ruimte. De advocaat van de betrokkene bevond zich in een afzonderlijke ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in een zittingszaal in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.3.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van de betrokkene en aan de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Namens de betrokkene is geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De betrokkene geeft aan dat hij goed voor zichzelf zorgt en dat hij goed eet en drinkt. Hij wil niet langer blijven, hij wil naar huis. Volgens de betrokkene klopt de diagnose niet. Na het overlijden van zijn vrouw in januari 2018 proberen zijn kinderen hem in een instelling te krijgen.
De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat het bij de betrokkene ontbreekt aan ziekte-inzicht en vermogen om overzicht te krijgen. Zij pleit voor voortzetting van de inbewaringstelling.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van (een combinatie van) zijn psychogeriatrische aandoening te weten vasculaire ziekte, en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis, dit ernstig nadeel veroorzaakt .
2.3.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is met name gelegen in ernstig lichamelijk letsel voor zichzelf.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit zijn uitspraken dat hij graag weer naar huis wil en dat hij thuis genoeg mensen om hem heen heeft die hem kunnen ondersteunen.
2.6.
De rechtbank is toch van oordeel dat de betrokkene opgenomen moet blijven, want hij heeft nog veel zorg nodig, waaronder hulp bij de toiletgang en om uit bed te kunnen komen. Daar komt bij dat de betrokkene wonden heeft opgelopen doordat hij langdurig gelegen heeft en onvoldoende is verschoond. Er is tijd nodig om de betrokkene te observeren.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 27 juli 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 juli 2020.
Deze beschikking is op 15 juni 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 25 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.