ECLI:NL:RBMNE:2020:2658

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
C/16/503771 / FA RK 20-3511
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1996, die in verband met een psychische stoornis, vermoedelijk een bipolaire-stemmingsstoornis, onderworpen is aan verplichte zorg. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene en de afdelingsarts in dezelfde ruimte waren, terwijl de advocaat in een aparte ruimte zat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de algemene veiligheid van personen of goederen, wat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk maakt.

De rechtbank heeft de officier van justitie in zijn verzoek gevolgd en een machtiging verleend voor de voortzetting van de crisismaatregel, die onder andere het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiting, en het uitoefenen van toezicht op de betrokkene omvat. De rechtbank oordeelt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn om het dreigende nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De machtiging is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 2 juli 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. Dopheide en is schriftelijk uitgewerkt op 23 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/503771 / FA RK 20-3511
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 11 juni 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende te [verblijfplaats] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam 1] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. A.C. Blankestijn.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 9 juni 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 9 juni 2020;
  • de medische verklaring van 9 juni 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene,
- de heer [A] , afdelingsarts,
- mr. A.C. Blankestijn, de advocaat van de betrokkene,
- de heer [B] , verpleegkundige.
De betrokkene, de afdelingsarts en de verpleegkundige waren in dezelfde ruimte. De advocaat van de betrokkene bevond zich in een afzonderlijke ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.3.
De betrokkene wilde bij de start van de mondelinge behandeling weten waar de officier van justitie was en waarom de zaak niet met een videoverbinding kon worden behandeld. Omdat de afdelingsarts niet kon deelnemen aan een Skype-vergadering is ervoor gekozen om de mondelinge behandeling telefonisch te laten plaatsvinden. De betrokkene maakte kenbaar dat hij op deze manier niet kon verifiëren of de rechter wel echt een rechter was. Daarop heeft hij de gespreksruimte verlaten en heeft de mondelinge behandeling zonder hem plaatsgevonden.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de officier van justitie, de advocaat van de betrokkene en aan de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
insluiten;
onderzoek aan kleding of lichaam;
opnemen in een accommodatie.
2.2.
De afdelingsarts heeft verklaard dat dat de betrokkene de afgelopen weken meerdere malen in beeld is gekomen in verband met bizar en onrustig gedrag. De hypothese is dat het onderdeel is van een manische episode. De betrokkene kan zijn gedrag niet beheersen. Op de afdeling wordt hetzelfde beeld gezien als in de medische verklaring. Zijn gedrag is afdelingsontwrichtend. Bovendien is hij provocerend naar de groepsleiding en vertoont hij agressie naar objecten zoals kasten. Bij een vorige opname in [plaatsnaam 2] is de betrokkene snel opgeknapt. Het beeld van de betrokkene kan nu ook snel opknappen, maar het is onbekend hoe hij gaat reageren op de medicatie.
De afdelingsarts heeft ook verklaard dat het toedienen van vocht en voeding en onderzoek aan kleding of lichaam niet meer nodig zijn. De afdelingsarts vindt het uitoefenen van toezicht wel nodig in aanvulling op de door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg.
De advocaat van de betrokkene heeft zich wat betreft de vermoedelijke stoornis en het daaruit voortvloeiend ernstig nadeel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van de betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van bipolaire-stemmingsstoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de volgende vormen van verplichte zorg, te weten,
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op de betrokkene;
e. opnemen in een accommodatie;
noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van de betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op de betrokkene;
e. opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 juli 2020.
Deze beschikking is op 11 juni 2020 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 23 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.