ECLI:NL:RBMNE:2020:2657

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
C/16/503551 / FA RK 20-3429
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1977, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De officier van justitie had op 5 juni 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden verzocht, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn de betrokkene, zijn psychiater, de patiëntenvertrouwenspersoon en de advocaat gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zonder zorgmachtiging zich waarschijnlijk zal onttrekken aan zorg, gezien zijn eerdere gedrag en de noodzaak voor medicatie. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene momenteel goed functioneert, maar dat er een risico bestaat op ontregeling en agressie als hij stopt met medicatie. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding, toegewezen voor de duur van zes maanden, met de nadruk op ambulante zorg waar mogelijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel voor de betrokkene en zijn omgeving te voorkomen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. Dopheide en is schriftelijk uitgewerkt op 23 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/503551 / FA RK 20-3429
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 11 juni 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. A.M.P.M. Adank.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 3 juni 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
Op 10 juni 2020 is een (eigen) plan van aanpak van 19 mei 2020, een adviesverslag
van CCE van augustus 2017 en een verklaring omtrent gedrag van 8 maart 2016 ontvangen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene,
- mevrouw [A] , psychiater,
- de heer [B] , patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: de PVP),
- mr. A.M.P.M. Adank, de advocaat van de betrokkene.
Alle personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aan de officier van justitie, de advocaat van de betrokkene en aan de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan de betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van a, d, e, f en g ook ambulant worden toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De psychiater heeft verklaard dat het toedienen van vocht en voeding als vormen van verplichte zorg niet nodig zijn. De psychiater heeft voorts verklaard dat de officier van justitie heeft verzocht om ‘het uitoefenen van toezicht op de betrokkene’ zowel in ambulante als klinische setting toe te passen. De psychiater heeft toegelicht dat de ambulante vorm hiervan ziet op het zich houden aan afspraken met [naam instelling] .
De psychiater heeft ten aanzien van het verzoek verklaard dat het de verwachting is dat de betrokkene zonder zorgmachtiging zal stoppen met het innemen van medicatie en meer drugs gaat gebruiken. Hierdoor kan de betrokkene psychotische klachten gaan ontwikkelen. In het huidige kader gaat het goed met de betrokkene. [naam instelling] is de enige instantie die bereid is om de betrokkene in het ambulante kader te begeleiden, maar die instelling verbindt daar wel voorwaarden aan waar de betrokkene zich aan moet houden.
2.3.
De PVP heeft verklaard dat de betrokkene in de hulpverleningsgeschiedenis periodes had dat hij een gevecht voerde, maar ook periodes had waarbij het goed met hem ging, een baan had en in een flat woonde. Nu woont de betrokkene ook in een eigen flat. Er zijn twee dingen die de betrokkene belemmeren: dat hij elke week urinecontroles moet doen en dat hij een grote onrechtvaardigheid voelt bij het moeten slikken van clozapine. De betrokkene ervaart verschrikkelijke bijwerkingen van dat middel en vindt het niet goed voor zijn fysieke gezondheid. De communicatie tussen de betrokkene en de behandelaren verloopt niet goed. Daarom wil de betrokkene een kans om te laten zien dat hij het kan zonder machtiging. De betrokkene is volgens de PVP heel goed in staat om zelf aan de bel te trekken als dat nodig is. Hij heeft de betrokkene ook niet op agressie kunnen betrappen.
2.4.
De betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij een kans wil krijgen om te bewijzen dat hij zich zonder machtiging goed weet te redden. Hij wil met de psychiater in overleg om de medicatie af te bouwen. Als het niet goed gaat, kan er altijd nog een machtiging worden aangevraagd. De advocaat van de betrokkene heeft hieraan toegevoegd dat de betrokkene graag autonomie over zijn leven wil. Het huidige kader dient volgens de psychiater gehandhaafd te worden anders is er een risico op ontregeling en agressie, maar uit de politiemutaties blijkt niet dat zich agressie-incidenten hebben voorgedaan. Daarnaast kan de PVP aan de bel trekken als het niet goed gaat met de betrokkene.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.6.
Deze stoornis leidt bij de betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- acute maatschappelijke teloorgang voor zichzelf,
- de situatie dat de betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft de betrokkene zorg nodig.
2.7.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Vanuit de stoornis kan de betrokkene angstig en verward raken, waarbij hij agressief en dreigend kan worden naar zijn omgeving. Het gebruik van cocaïne vergroot de kans op een dergelijke ontregeling en kan de symptomen versterken. De betrokkene wordt – volgens de medische verklaring van 3 juni 2020 – bijna maandelijks klinisch opgenomen omdat hij positief test op cocaïne in zijn urine. Daar komt bij dat de betrokkene het niet eens is met de vastgestelde diagnose en het opgestelde behandelplan. Agressie-incidenten doen zich de laatste maanden niet voor. Dit lijkt te maken te hebben met het feit dat er door zijn behandelaren op ontregeling geanticipeerd wordt en daarmee agressie voorkomen kan worden.
2.8.
De rechtbank heeft goed begrepen van de betrokkene, zijn advocaat en zijn PVP dat hij een kans wil om te laten zien dat hij zich zonder zorgmachtiging goed kan redden. Gelet op het voorgaande is de kans echter reëel dat de betrokkene gaat stoppen met het innemen van clozapine, omdat hij daar vervelende bijwerkingen van ervaart en hij het niet goed vindt voor zijn fysieke gezondheid. De betrokkene heeft ook verklaard af te willen van de clozapine. Wanneer de betrokkene stopt met het innemen van clozapine is het risico op ontregeling echter groot. Het beschreven gevaar kan zich dan voordoen, zoals in het verleden ook is gebeurd. Dat zich de afgelopen maanden geen agressie-incidenten hebben voorgedaan, doet hieraan niet af. Integendeel, goed denkbaar is dat er geen incidenten zijn geweest doordat de betrokkene medicatie neemt en er urinespiegels worden afgenomen. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat de betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.9.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.10.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg – met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding – toe te wijzen, waarbij de vorm a eerst moet worden toegepast. Gelet op de verklaringen van de psychiater zal de rechtbank ook het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat de betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen als vorm van verplichte zorg toewijzen. Hieronder valt het nakomen van contactafspraken met [naam instelling] . Deze vorm van verplichte zorg wordt toegewezen, in die zin dat deze zorg alleen ambulant wordt toegepast.
Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b, c, d, e, f, g en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.11.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.13.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening: alleen ambulant;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat de betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen: alleen ambulant;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op de betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
j. opnemen in een accommodatie,
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a en h;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 december 2020.
Deze beschikking is op 11 juni 2020 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 23 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.