ECLI:NL:RBMNE:2020:2650

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
C/16/504111 / FA RK 20-3619
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 29 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gericht op het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1958, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch laten plaatsvinden vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. S.M.G. Weitjens, een arts en een verpleegkundige gehoord. De advocaat heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene zich in een verbeterde toestand bevindt en bereid is om behandeling vanuit huis te accepteren. Subsidiair verzocht de advocaat om alleen de zorgvormen die betrekking hebben op medicatie en contactafspraken toe te wijzen, en om opname in een accommodatie af te wijzen.

De arts heeft echter aangegeven dat er onzekerheid bestaat over de noodzaak van een opname, gezien de psychotische stoornis van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een depressieve-stemmingsstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico op levensgevaar. Gezien het gebrek aan mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, heeft de rechtbank besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor de verzochte vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en opname in een accommodatie. De rechtbank heeft de zorgmachtiging beperkt tot een duur van drie maanden, tot en met 29 september 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.J. van Maanen en schriftelijk uitgewerkt op 6 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/504111 / FA RK 20-3619
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 29 juni 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. S.M.G. Weitjens.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 11 juni 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz;
- de strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 juni 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling
Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. S.M.G. Weitjens,
- mevrouw [A] , arts,
- mevrouw [B] , verpleegkundige.
Alle personen waren in dezelfde ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
insluiten;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene heeft de wens om naar huis te gaan. De advocaat van betrokkene heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Het gaat nu een stuk beter met betrokkene. Betrokkene ervaart geen klachten, eet en drinkt goed. Hij is bereid behandeling en medicatie vanuit de thuissituatie te accepteren. Subsidiair, als de rechtbank een zorgmachtiging verleent, verzoekt de advocaat om alleen de vormen van verplichte zorg die zien op het toedienen van medicatie en het nakomen van contactafspraken toe te wijzen, waarbij de advocaat uitdrukkelijk verzoekt om opnemen in de accommodatie af te wijzen. Volgens de advocaat van betrokkene is een opname op korte termijn in de situatie van betrokkene niet voorzienbaar en mag in een ambulante setting deze vorm van verplichte zorg niet dienen als een soort vrijbrief om betrokkene op te kunnen nemen.
2.3.
De arts heeft toegelicht dat het beter gaat met betrokkene en dat het de bedoeling is dat hij op korte termijn naar huis gaat. Er zal eerst een gesprek plaatsvinden om een crisis interventieplan op te stellen. Het is van belang dat er goede afspraken worden gemaakt om betrokkene weer naar huis te laten gaan, maar ook om te bespreken wat nodig is zodat betrokkene zijn werk (weer) kan oppakken. Een zorgmachtiging is nodig omdat, gelet op de psychotische stoornis waaraan betrokkene lijdt, op momenten dat het slechter met betrokkene gaat er geen ziekte-inzicht aanwezig is. Hierdoor is het moeilijk om betrokkene de juiste zorg te bieden. De arts kan momenteel onvoldoende inschatten of een opname op korte termijn noodzakelijk is om ernstig nadeel af wenden en verzoekt de rechtbank daarom om de vorm van verplichte zorg die ziet opnemen in de accommodatie toe te wijzen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van depressieve-stemmingsstoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstige psychische schade.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz. De rechtbank overweegt het volgende. De rechtbank volgt de advocaat van betrokkene niet in haar standpunt om de vorm van verplichte zorg die ziet op een eventuele opname van betrokkene af te wijzen. De arts heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het moeilijk is om in te schatten of een opname op korte termijn noodzakelijk is. Het is in het belang van betrokkene dat er snel ingegrepen kan worden en dat niet eerst een crisismaatregel afgewacht moet worden. De rechtbank heeft op dit moment onvoldoende vertrouwen in dat betrokkene op vrijwillige basis de behandeling voortzet. De verbetering van het toestandsbeeld van betrokkene is nog te pril.
2.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Abusievelijk heeft de rechtbank in de kennisgeving mondelinge uitspraak niet aangekruist, de onder f. vermelde vorm van verplichte zorg. Echter ook deze vorm van verplichte zorg maakt deel uit van deze machtiging. De rechtbank ziet aanleiding om zorgmachtiging in duur te beperken. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van drie maanden, en geldt aldus tot en met 29 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 september 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 29 juni 2020 mondeling gegeven door mr. D.J. van Maanen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 6 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.