ECLI:NL:RBMNE:2020:2641

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
16/230228-19; 16/107417-20 (gev. ttz); 16/038646-20 (gev. ttz); 16/033800-19 (tul); 21/005082-17 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling, huiselijk geweld en bedreiging

Op 8 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vijftien strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, jarenlang huiselijk geweld en bedreiging van zijn ex-vrouw en haar partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en heeft daarnaast tbs met voorwaarden opgelegd. De feiten die aan de verdachte zijn ten laste gelegd, omvatten onder andere het steken van een slachtoffer met een mes, bedreigingen via sms, en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke problemen, verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden, maar heeft rekening gehouden met zijn verminderde toerekenbaarheid. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral de poging tot zware mishandeling en de langdurige mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank heeft ook de impact van de daden op de slachtoffers en de noodzaak van bescherming van de maatschappij in overweging genomen. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/230228-19; 16/107417-20 (gev. ttz); 16/038646-20 (gev. ttz); 16/033800-19 (tul); 21/005082-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] (Marokko),
verblijvende in de forensisch psychiatrische kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 januari 2020, 1 april 2020 en 24 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, alsook mevrouw C.E. Tempelman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16/230228-19, feit 1:
op 21 september in Hilversum 2019 [slachtoffer 1] heeft geprobeerd zwaar te mishandelen door hem met een mes in het onderbeen te steken;
Ten aanzien van parketnummer 16/230228-19, feit 2:
op 21 september 2019 in Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem eenmaal of meermalen in het gezicht en/op het hoofd te slaan en/of stompen;
Ten aanzien van parketnummer 16/230228-19, feit 3:
in de periode van 21 september 2019 tot en met 24 september 2019 in Hilversum [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd door die [slachtoffer 2] te sms’en met de tekst(en):- "zeg tegen die zwijn ik rust niet dat ik hem dood maak" en/of- "dood gaan jullie allemaal als jullie grote bek heb komen jullie naar me slacht ik jullie hoeren kinderen" en/of- "Ah hoertje ik steek je hele flat in de fik, let maar op ik rust niet voordat ik voorpagina sta krant" en/of- "ah hoertje je gaat zuur in je gezicht krijgen" en/of- "groetjes aan je dikke vriendje wat een mietje zeg maar maak hem dood" en/of- "maak jou ook dood je gaat zien vandaag ik ben doorgedraaid (...) zeg tegen hem hij gaat zoiezo dood" en/of- "ik ga meer slachtoffers maken";
Ten aanzien van parketnummer 16/230228-19, feit 4:
op 21 september 2019 in Hilversum een mobiele telefoon van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
Ten aanzien van parketnummer 16/134773-19, feit 1:
op 4 juni 2019 in Hilversum de dienstdoende politieagent [politieagent] heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: “vieze of vuile flikker”;
Ten aanzien van parketnummer 16/134773-19, feit 2:
op 4 juni 2019 in Hilversum [politieagent] heeft bedreigd door met zijn hand een schietbeweging in de richting van die [politieagent] te maken en hem dreigend de woorden toe te voegen: "ik weet waar jij woont kale. Pas maar op. Ik zoek je zoek. Ik kom jou nog wel tegen op straat in Bussum. In Bussum, iedereen kent jou. Ik weet waar je auto staat. Ik ga je auto in de brand steken. Met je hond erbij. Je moet echt over je schouder gaan kijken. Je bent een racist je moet achterom kijken als je je hond uitlaat";
Ten aanzien van parketnummer 16/157284-19, feit 1:
op 1 juli 2019 in Hilversum een speaker en een radio van [winkel 1] , twee truien en twee broeken van [winkel 4] , twee jassen van [winkel 5] en twee tassen van Foot Locker heeft gestolen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen medewerkers van de [winkel 1] ;
Ten aanzien van parketnummer 16/157284-19, feit 2:
op 1 juli 2019 in Hilversum een radio van [winkel 1] heeft vernield;
Ten aanzien van parketnummer 16/200590-19, feit 1:
op 22 november 2018 in Bussum een geldbedrag van in totaal ongeveer € 500,00 heeft gestolen van [benadeelde] door zonder diens toestemming gebruik te maken van haar bankpas en daarmee een of meerdere geldbedragen van haar bankrekening te pinnen;
Ten aanzien van parketnummer 16/200590-19, feit 2:
op of omstreeks 19 maart 2019 in Naarden samen met (een) ander(en) scheermesjes van de [winkel 2] heeft gestolen;
Ten aanzien van parketnummer 16/200590-19, feit 3:
op 22 maart 2019 in Naarden een powerbank en/of oordopjes van de [winkel 2] heeft gestolen;
Ten aanzien van parketnummer 16/200590-19, feit 4:
op 31 juli 2019 in Bussum een of meerdere geldbedragen van in totaal € 250,00 van de NewFysic heeft gestolen;
Ten aanzien van parketnummer 16/031460-20:
in de periode van 1 november 2015 tot en met 21 september 2019 in Hilversum [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar aan haar haren te trekken en/of met vuisten en/of een afstandsbediening in/op het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of met kleurpotloden in haar knie te steken en/of de keel en/of nek dicht te drukken en/of te wurgen en/of in haar arm te bijten;
Ten aanzien van parketnummer 16/107417-20:
op 21 augustus 2019 in Bussum een geldkistje van [tandarts] B.V. heeft gestolen;
Ten aanzien van parketnummer 16/038646-20:
op 27 december 2018 in Hilversum met (een) ander(en) een filmcamera heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank nummert de ten laste gelegde feiten als volgt:
  • de bij dagvaarding met parketnummer 16/230228-19 ten laste gelegde feiten als de feiten 1, 2, 3 en 4;
  • de bij dagvaarding met parketnummer 16/134773-19 ten laste gelegde feiten als de feiten 5 en 6;
  • de bij dagvaarding met parketnummer 16/157284-19 ten laste gelegde feiten als de feiten 7 en 8;
  • de bij dagvaarding met parketnummer 16/200590-19 ten laste gelegde feiten als de feiten 9, 10, 11 en 12;
  • het bij dagvaarding met parketnummer 16/031460-20 ten laste gelegde feit als feit 13;
  • het bij dagvaarding met parketnummer 16/107417-20 ten laste gelegde feit als feit 14 en
  • het bij dagvaarding met parketnummer 16/038646-20 ten laste gelegde feit als feit 15.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 15 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 15 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 tot en met 15 ten laste gelegde, gelet op de inhoud van na te noemen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft deze feiten bekend en zijn raadsvrouw heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 september 2019, genummerd PL0900-2019283513-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] (pagina 9 en 10);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 september 2019, genummerd PL0900-2019283513-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] (pagina 9 en 10);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 september 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019286145-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] (pagina 43 tot en met 56);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 september 2019, genummerd PL0900-2019283513-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] (pagina 9 en 10);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2019 genummerd PL0900-2019163475-2, opgemaakt door [politieagent] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant (pagina’s 9 en 10);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2019 genummerd PL0900-2019163475-4, opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant (pagina’s 7 en 8);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 juni 2019, genummerd PL0900-2019163462-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [politieagent] (pagina 1 en 2);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 7:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juli 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019194124-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 1] (pagina 1 tot en met 3);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juli 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019194123-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , BOA domein generieke opsporing van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 2] (pagina 14 tot en met 16);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juli 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019194150-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , aspirant van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 3] (pagina 64 en 65);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juli 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019194170-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 4] (pagina 74 tot en met 76);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 juli 2019, met bijlage, genummerd PL0900-2019195043-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 5] (pagina 80 en 81);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 8:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juli 2019, genummerd PL0900-2019194124-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 1] (pagina 1 tot en met 3);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 9:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 november 2018, met bijlagen, genummerd PL0900-2018337525-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] , aspirant van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde] (pagina 137 tot en met 139);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 10:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 maart 2019, met bijlage, genummerd PL0900-2019081692-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , brigadier van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 6] (pagina 81 tot en met 83);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 11:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 maart 2019, met bijlage, genummerd PL0900-2019083813-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 6] (pagina 41 tot en met 44);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 12:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 31 juli 2019, met bijlage, genummerd PL0900-2019229436-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12] , agent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 7] (pagina 6 tot en met 8);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 13:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 oktober 2019, met bijlagen, voorzien van documentcode 2019100909209685 en proces-verbaalnummer 21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] (pagina 134 en 135);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2019, met bijlagen, voorzien van documentcode 2019100909209685 en proces-verbaalnummer 24, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant (pagina 162 tot en met 165);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 14:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 augustus 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019258967-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 13] , BOA domein generieke opsporing van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 8] (pagina 3 tot en met 7);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 15:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 januari 2019, met bijlagen, genummerd PL0900-2019008436-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] , surveillant van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 9] (pagina 1);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2019, met bijlage, genummerd PL0900-2019008436-9, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15] , hoofdagent van politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 9] (pagina 5 tot en met 7);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2020.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 21 september 2019 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een mes in het (linker)onderbeen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2:
op 21 september 2019 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht te slaan;
Ten aanzien van feit 3:
op tijdstippen in de periode van 21 september 2019 tot en met 24 september 2019 te Hilversum [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling en brandstichting door die [slachtoffer 2] (veelvuldig) te sms’en met de teksten, zakelijk weergegeven:- "zeg tegen die zwijn ik rust niet dat ik hem dood maak" en- "dood gaan jullie allemaal als jullie grote bek heb komen jullie naar me slacht ik jullie hoeren kinderen" en
- "Ah hoertje ik steek je hele flat in de fik, let maar op ik rust niet voordat ik voorpagina sta krant" en- "ah hoertje je gaat zuur in je gezicht krijgen" en- "groetjes aan je dikke vriendje wat een mietje zeg maar maak hem dood" en- "maak jou ook dood je gaat zien vandaag ik ben doorgedraaid (...) zeg tegen hem hij gaat zoiezo dood" en- "ik ga meer slachtoffers maken";
Ten aanzien van feit 4:
op 21 september 2019 te Hilversum een mobiele telefoon (Samsung S8) die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 5:
op 4 juni 2019 te Hilversum opzettelijk een ambtenaar, te weten [politieagent] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "vuile flikker”;
Ten aanzien van feit 6:
op 4 juni 2019 te Hilversum [politieagent] heeft bedreigd met zware mishandeling door met zijn hand een zogenaamde schietbeweging in de richting van die [politieagent] te maken en aan die [politieagent] dreigend de woorden toe te voegen "Ik weet waar jij woont kale. Pas maar op. Ik zoek je. Ik kom jou nog wel tegen op straat in Bussum. In Bussum, iedereen kent jou. Ik weet waar je auto staat. Ik ga je auto in de brand steken met je hond erbij. Je moet echt over je schouder gaan kijken. Je bent een racist, je moet achterom kijken als je je hond uitlaat.";
Ten aanzien van feit 7:
op 1 juli 2019 te Hilversum- een speaker (Bose) en een radio (Sangean), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan elektronicawinkel [winkel 1] , en- twee truien en twee broeken (North Face), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 4] , en- twee jassen (Napapijri), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 5] , en- twee zwarte tassen (Nike), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan Foot Locker, heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen medewerkers van elektronicawinkel [winkel 1] , te weten [aangever 1] en [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door die [aangever 1] bij de keel te grijpen en daarin te knijpen en door die [aangever 2] tegen de middelvinger te schoppen en door een andere collega in de nek te slaan;
Ten aanzien van feit 8:
op 1 juli 2019 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een radio (Sangean), die geheel aan een ander, te weten aan elektronicawinkel [winkel 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
Ten aanzien van feit 9:
op meerdere tijdstippen op 22 november 2018 te Bussum meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 500 euro), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) met een (gestolen) bankpas, tot welk gebruik verdachteniet gerechtigd was, geldbedragen te pinnen van een bankrekening van die Van Diemen;
Ten aanzien van feit 10:
op 19 maart 2019 te Naarden tezamen en in vereniging met een ander scheermesjes, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 11:
op 22 maart 2019 te Naarden een powerbank en oordopjes, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 12:
op 31 juli 2019 te Bussum meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 250 euro), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan de NewFysic, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 13:
hij op meer tijdstippen omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 21 september 2019 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft mishandeld door- die [slachtoffer 2] meerdere malen aan haar haren te trekken en- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met vuisten en/of een afstandsbediening op het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en- die [slachtoffer 2] met kleurpotloden in haar knie te steken en- (met kracht) de nek van die [slachtoffer 2] dicht te drukken en die [slachtoffer 2] te wurgen en- die [slachtoffer 2] in haar arm te bijten;
Ten aanzien van feit 14:
op 21 augustus 2019 te Bussum een geldkistje, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [tandarts] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 15:
hij op 27 december 2018 te Hilversum tezamen en in vereniging met een andereen filmcamera (Go Pro) heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen,terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 15 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling;
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling en brandstichting;
Ten aanzien van feiten 4, 11, 12 en 14, telkens:
diefstal;
Ten aanzien van feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Ten aanzien van feit 6:
bedreiging met zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 7 met betrekking tot de diefstallen bij [winkel 4] , [winkel 5] en Foot Locker:
diefstal, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 7 met betrekking tot de diefstal bij [winkel 1] :
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Ten aanzien van feit 8:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Ten aanzien van feit 9:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 10:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 13:
mishandeling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 15:
medeplegen van opzetheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over de persoon van verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een Pro Justitia psychologisch rapport van 2 december 2019, opgemaakt door R.J. Vriend, GZ-psycholoog;
  • een Pro Justitia psychiatrisch rapport van 3 december 2019, opgemaakt door J. van der Meer, psychiater;
  • een reclasseringsrapport van 27 maart 2020, opgemaakt door C.E. Tempelman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor.
De inhoud van die rapporten brengen de rechtbank niet tot de slotsom dat is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Nu daarvan ook overigens niet is gebleken is verdachte dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van het voorarrest en verdachte daarnaast ter beschikking te stellen met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden), zoals deze zijn geadviseerd in voornoemd reclasseringsrapport van 27 maart 2020. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte voor de duur van drie jaren een vrijheidsbenemende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een met betrekking tot de woning van aangeefster geldend locatieverbod.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd zich, met uitzondering van de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te kunnen vinden in het standpunt van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijftien misdrijven. Deze misdrijven zijn naar hun aard weliswaar divers, maar hebben gemeen dat ze hebben geleid tot schade en overlast, dat de slachtoffers, die zowel de voormalige partner van verdachte en haar nieuwe partner als andere personen betreffen, zich hierdoor steeds in hun veiligheid en bezit aangetast voelen en dat vanwege het handelen van verdachte keer op keer de inzet van politie nodig is. In het bijzonder noemt de rechtbank de ernst van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en de jarenlange mishandeling van zijn toenmalige levensgezel en tevens de moeder van zijn dochter [slachtoffer 2] .
Nadat verdachte de woning waarin [slachtoffer 1] zich bevond was binnengedrongen en die [slachtoffer 1] al meermalen in zijn gezicht had geslagen, terwijl hij met een groot mes in zijn hand dreigde die [slachtoffer 1] dood te gaan maken, heeft verdachte die [slachtoffer 1] met dit mes in het been gestoken. De rechtbank overweegt dat de situatie zoals die zich heeft voorgedaan zeer beangstigend voor [slachtoffer 1] moet zijn geweest en beschouwt het door verdachte gepleegde feit als zeer ernstig.
Daarnaast heeft verdachte gedurende een zeer lange periode geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] , onder meer door haar aan haar haren te trekken en door haar hals dicht te knijpen. Die mishandelingen vonden met name plaats in de woning van [slachtoffer 2] , de plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De mishandelingen van [slachtoffer 2] , die gedurende het merendeel van hun relatie plaatsvonden, volgden – zo blijkt uit de verklaring van verdachte – op niet meer dan een paar vragen die [slachtoffer 2] aan verdachte stelde en die verdachte niet aanstonden.
Naast de dagenlange bedreigingen die verdachte aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geuit, heeft verdachte ook politieagent [politieagent] ernstig bedreigd. Door de bedreiging van die [politieagent] door verdachte werd niet alleen zijn werk bemoeilijkt, maar werd hij ook in zijn veiligheidsgevoel aangetast.
Hiernaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging, beschadiging van een goed en een groot aantal diefstallen, waarmee hij veel overlast heeft veroorzaakt en bij een van die diefstallen geweld tegen drie personen heeft gebruikt.
Het is bovendien niet voor het eerst dat verdachte zich aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Blijkens het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 25 mei 2020 is hij veelvuldig veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een Pro Justitia psychologisch rapport van 2 december 2019, opgemaakt door R.J. Vriend, GZ-psycholoog;
  • een Pro Justitia psychiatrisch rapport van 3 december 2019, opgemaakt door J. van der Meer, psychiater;
  • een reclasseringsrapport van 24 december 2019, opgemaakt door N. van der Wal, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor;
  • een reclasseringsrapport van 27 maart 2020, opgemaakt door C.E. Tempelman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor;
  • een reclasseringsrapport van 13 mei 2020, opgemaakt door C.E. Tempelman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor;
  • het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële Documentatie van 25 mei 2020;
  • de ter terechtzitting van 24 juni 2020 door C.E. Tempelman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor, gegeven toelichting op het reclasseringsrapport van 27 maart 2020.
De psychiater komt in het rapport van 3 december 2019 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van cocaïne en een psychotische kwetsbaarheid. Ook concludeert de psychiater in voornoemd rapport dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking en dat er ten slotte sprake is van antisociaal gedrag. De psycholoog komt in het rapport van 2 december 2019 eveneens tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, van een stoornis in het gebruik van cocaïne en van antisociaal gedrag. Daarnaast concludeert de psycholoog in voornoemd rapport dat er bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis.
Volgens de psycholoog en de psychiater waren deze stoornissen ten tijde van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 4, overigens de enige feiten die aan deze deskundigen zijn voorgelegd, aanwezig. De psychiater beschrijft dat de agressie van verdachte voortkwam uit de boosheid over het door zijn partner aangaan van een nieuwe relatie, waarbij verdachte impulsief lijkt te hebben gehandeld. De psychiater stelt dat die omstandigheid maakt dat verdachte wel in enige mate in staat was om zijn gedrag te sturen. Aan de andere kant stelt de psychiater dat er ook aanwijzingen zijn dat een psychose het handelen van verdachte bepaalde. In dat geval kan het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde niet aan verdachte worden toegerekend. De psycholoog beschrijft dat verdachte door zijn cocaïnegebruik, zijn psychotische belevingen, zijn licht verstandelijke beperking en de vroege verstoring van zijn persoonlijkheidsontwikkeling bij het doorbreken van de idealisering van zijn relatie ten tijde van het ten laste gelegde door negatieve emoties overmand is geraakt, waardoor hij ofwel geheel niet ofwel in zeer beperkte mate in staat is geweest om zijn angst- en agressieve impulsen te beheersen.
Gelet op hun bevindingen adviseren de deskundigen om de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten in verminderde mate dan wel niet aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater overweegt dat bij verdachte veel risicofactoren voor recidive bestaan, terwijl er relatief weinig beschermende factoren zijn die de kans op recidive verkleinen. Alles overziend concludeert de psychiater dat de kans op recidive als hoog wordt ingeschat. Ook de psycholoog schat de kans op recidive van verdachte als hoog in. De psycholoog overweegt daartoe de kans dat verdachte zonder gedwongen behandeling terugvalt in drugsgebruik, psychotische belevingen en het plegen van vermogensdelicten en bedreigingen zeer hoog te achten is.
De deskundigen adviseren om verdachte klinisch te laten behandelen in een kliniek die gespecialiseerd is in het verlenen van forensische zorg aan patiënten met een verstandelijke beperking. Naar de mening van de deskundigen is oplegging van tbs met voorwaarden een te zware maatregel om aan verdachte op te leggen. In plaats daarvan adviseren zij om een zorgmachtiging aan verdachte op te leggen. Indien die zorgmachtiging niet kan worden opgelegd en de rechtbank van mening is dat de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wel in enige mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, wordt geadviseerd om de klinische behandeling op te leggen in het kader van een eventueel door de rechtbank op te leggen (deels) voorwaardelijk strafdeel. Beide deskundigen overwegen de oplegging van tbs met voorwaarden niet te adviseren, omdat zij dit een te vergaande maatregel vinden om aan verdachte op te leggen.
GGZ Reclassering Fivoor adviseert in haar rapport van 27 maart 2020 daarentegen positief ten aanzien van oplegging van tbs met voorwaarden. GGZ Reclassering Fivoor heeft daartoe een reeks voorwaarden geformuleerd, waarbij gestart dient te worden met een klinische opname. Daarnaast dient de tbs met voorwaarden direct uitvoerbaar te worden verklaard.
Ter terechtzitting van 24 juni 2020 heeft C.E. Tempelman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor, dit advies toegelicht. Door de reclasseringswerker is aangevoerd dat de door de deskundigen geadviseerde klinische behandeling in het kader van een zorgmachtiging wegens een tekort aan forensische plekken in de praktijk neerkomt op een opname in de reguliere GGZ. Opname van verdachte in de reguliere GGZ is onwenselijk, nu immers opname in een kliniek die gespecialiseerd is in zorgverlening aan patiënten met een verstandelijke beperking voor verdachte wordt geadviseerd. De reclasseringswerker heeft voorts overwogen dat verdachte ten tijde van het opstellen van de rapportages door de deskundigen niet voor een klinische opname gemotiveerd was, hetgeen inmiddels veranderd is. Verdachte ziet inmiddels namelijk in dat hij een klinische behandeling nodig heeft. De reclasseringswerker heeft aangevoerd dat een zorgmachtiging bij een gemotiveerd persoon naar alle waarschijnlijkheid niet zal worden afgegeven. Voorts heeft de reclasseringswerker overwogen dat, mocht die zorgmachtiging al worden verleend, die in eerste instantie slechts voor de duur van zes maanden kan worden afgegeven. De reclasseringswerker heeft zich op het standpunt gesteld dat een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte langdurig klinisch wordt opgenomen onvoldoende waarborg voor klinische behandeling biedt. Door de reclasseringswerker is geconcludeerd dat GGZ Reclassering Fivoor van mening is dat, om de klinische behandeling van verdachte te waarborgen, een strikt kader zoals tbs met voorwaarden geïndiceerd is.
Tbs-maatregel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke straf en/of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd. Gelet op de adviezen van de deskundigen en GGZ Reclassering Fivoor en de ter terechtzitting gegeven toelichting van reclasseringswerker C.E. Tempelman op het rapport van GGZ Reclassering Fivoor zal de rechtbank in het navolgende toetsen of aan de voorwaarden is voldaan om tbs met voorwaarden op te leggen en onderzoeken of de oplegging van deze maatregel in het onderhavige geval passend is.
Voor het kunnen opleggen van tbs met voorwaarden moet aan een aantal vereisten zijn voldaan, te weten:
• er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten minste vier jaar gevangenisstraf of dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht;
• er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
• de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
• verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden;
• er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de onder 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14 en 15 bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van de tbs-maatregel mogelijk is.
Met betrekking tot de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten is onderzoek door deskundigen gedaan, die hebben geconstateerd dat ten tijde van die feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Gelet op wat is komen vast te staan over de persoon van verdachte, zoals in het bovenstaande is uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat de vastgestelde stoornissen van de geestvermogens eveneens bij verdachte aanwezig waren ten tijde van het plegen van de onder 4, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14 en 15 bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank rekent al met al deze feiten aan verdachte verminderd toe, waarbij de rechter het advies van de psychiater volgt.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of – ter bescherming van de maatschappij – tbs met voorwaarden aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij licht dat als volgt toe.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten en zowel de deskundigen als de reclassering hebben het recidiverisico van verdachte, indien hij onbehandeld blijft, ingeschat als hoog. Gelet op de hoeveelheid en de aard van de feiten, de inhoud van de in dit vonnis besproken onderzoeken, de inhoud van het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Fivoor van 27 maart 2019 en de toelichting op dit rapport van reclasseringswerker C.E. Tempelman ter terechtzitting van 24 juni 2020 acht de rechtbank de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt hoogst onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen – gelet op het recidiverisico zoals aangenomen en omschreven door de psychiater, psycholoog en reclassering – dat aan verdachte tbs met voorwaarden wordt opgelegd. De rechtbank markeert dat bij het onder 1 bewezen verklaarde feit sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan verdachte voor wat betreft de onder 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14 en 15 bewezen verklaarde feiten tbs met voorwaarden opgelegd dient te worden. Voor de te formuleren voorwaarden heeft de rechtbank het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Fivoor van 27 maart 2020 als uitgangspunt genomen. Ter terechtzitting van 24 juni 2020 heeft verdachte verklaard zijn problematiek aan te willen pakken en bereid te zijn de op te leggen voorwaarden na te leven. De rechtbank zal na te noemen voorwaarden van de reclassering overnemen.
Gevangenisstraf
Het verminderd toerekenen van het bewezen verklaarde aan verdachte, zoals hiervoor onder 7 is uiteengezet, betekent niet dat met strafoplegging aan verdachte geen daarmee na te streven doel wordt gediend. In het bijzonder de onder 1, 2, 3, 6, 7 en 13 bewezen verklaarde feiten zijn evident van grote ernst en meerdere personen zijn daarvan slachtoffer geworden. Gelet op die omstandigheid alsook op de omstandigheid dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen, kan niet worden volstaan met oplegging van een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank bij het bepalen van de duur van de vrijheidsbenemende straf rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid van het bewezen verklaarde aan verdachte, met gevolg dat het strafdoel van vergelding aanzienlijk afneemt.
Alles afwegende zal de rechtbank voor de onder 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14 en 15 bewezen verklaarde feiten aan verdachte tbs met voorwaarden opleggen en zal zij op de voet van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht voorwaarden stellen, zoals hierna te melden.
Daarnaast zal de rechtbank voor de bewezen verklaarde feiten 1 tot en met 15 aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Zoals hiervoor is overwogen is bij het onder 1 bewezen verklaarde feit sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de conclusies in de hiervoor genoemde rapportages en het door verschillende deskundigen als hoog geschatte recidiverisico, dient er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geen oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank aan verdachte geen vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van deze maatregel naast de oplegging van tbs met voorwaarden niet noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. De oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel zou verdachte in de toekomst bovendien onvoldoende ruimte bieden om invulling te geven aan het ouderschap.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 59.043,41. Dit bedrag bestaat uit € 53.543,41 aan materiële schade en € 5.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde materiële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat die met uitzondering van de verzochte vergoeding van de omzetderving geheel dient te worden toegewezen. Met betrekking tot de verzochte vergoeding van de omzetderving heeft de officier van justitie overwogen dat niet kan worden gesteld dat de gehele omzetderving aan verdachte kan worden toegerekend. De officier van justitie acht het evenwel passend om de aan verdachte toe te rekenen omzetderving te stellen op een bedrag van € 10.000,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat die geheel dient te worden toegewezen. De officier van justitie heeft geconcludeerd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 15.939,62 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich met betrekking tot de gevorderde materiële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat die met uitzondering van de verzochte vergoeding van de omzetderving geheel voor toewijzing in aanmerking komen. Met betrekking tot de verzochte vergoeding van de omzetderving heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dat gedeelte van de vordering dient te worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat die dient te worden gematigd tot een bedrag van € 2.500,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 2.939,62 toewijzen, bestaande uit € 439,62 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.939,62, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 39 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 7.500,00. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 3 en 13 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding die ziet op een voorschot op te maken verhuiskosten op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gehele toewijzing te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat die geheel dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat die voor gehele toewijzing in aanmerking komt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 3 en 13 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal
€ 2.500,00 toewijzen, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2015 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding afwijzen. Reden daarvoor is dat er vooralsnog geen verhuiskosten door de benadeelde partij zijn gemaakt en dat de rechtbank niet is gebleken van een voornemen tot verhuizing van de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2015 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 910,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 9 ten laste gelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 264,00 (bestaande uit het gepinde geldbedrag van
€ 514,00 verminderd met het reeds door ABN Amro aan de benadeelde partij teruggeven geldbedrag van € 250,00), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daartoe overwogen dat de schade die is voortgekomen uit de diefstal van de tas van de benadeelde partij niet aan verdachte kan worden toegerekend, nu die diefstal niet aan hem is ten laste gelegd.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd met de officier van justitie van oordeel te zijn dat de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 264,00 voor toewijzing in aanmerking komt.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 9 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal
€ 264,00 toewijzen, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Aangezien de meer gevorderde schadevergoeding betrekking heeft op de schade die is voortgekomen uit de diefstal van de tas van de benadeelde partij, terwijl dit feit niet aan verdachte is ten laste gelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaring en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 264,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

12.BENADEELDE PARTIJ [aangever 9]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 300,00. Dit bedrag bestaat uit € 210,00 aan materiële schade en € 90,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 15 ten laste gelegde feit.
12.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de rechtbank bij de beoordeling van de gevorderde schadevergoeding rekening dient te houden met de mate van eigen schuld die de benadeelde partij aan de schade heeft en dat die mate van eigen schuld tot uitdrukking dient te komen in de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 15 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal
€ 180,00 toewijzen, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor met betrekking tot de meer gevorderde materiële schadevergoeding is dat uit het procesdossier volgt dat de benadeelde partij – anders dan het in de vordering genoemde bedrag van € 210,00 – een bedrag van € 180,00 voor de filmcamera aan verdachte heeft betaald. Reden daarvoor met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding is dat de door de benadeelde partij gestelde immateriële schade geenszins is onderbouwd.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 9] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 180,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 9] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

13.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 16/033800-19 en 21/005082-17, conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, afwijzen. Reden daarvoor is dat tenuitvoerlegging van de onder voornoemde parketnummers voorwaardelijk opgelegde vrijheidsbenemende straffen de aan verdachte op te leggen maatregel doorkruist.

14.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45, 47, 57, 266, 267, 285, 300, 302, 310, 311, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

15.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 15 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 15 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 15 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte
ten aanzien van het onder 1 tot en met 15 bewezen verklaardetot
een gevangenisstrafvan
acht maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ten aanzien van het onder 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14 en 15 bewezen verklaardeter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling en begeleiding in het kader. Verdachte verleent zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier. Verdachte verleent tevens medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
  • verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders dat in geval
van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
  • verdachte mag zich tijdens de gehele duur van de tbs-maatregel niet buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden begeven;
  • verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt verdachte mee aan huisbezoeken door de reclassering;
  • verdachte verblijft op een door het DIZ te bepalen klinische setting of soortgelijke instelling en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels en voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte werkt mee aan het, indien nodig geacht, elektronisch toezicht met het doel zijn verlofbewegingen te monitoren;
  • verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een beschermd/begeleid wonen en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels en voorwaarden die aan hem gesteld worden;
  • verdachte conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensische polikliniek of een soortgelijke instelling, na het afronden van klinische opname, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
  • verdachte zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en/of de reclassering zijn werkuren bij het dagbestedingstraject veranderen;
  • verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar
(kunnen) brengen en stelt zich open inzake het aangaan van nieuwe relaties of
bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
  • verdachte zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
  • verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding van de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor of een soortgelijke instelling;
  • verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van de FPA of een soortgelijke instelling;
  • verdachte werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang;
- geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.939,62, bestaande uit € 439,62 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.939,62 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 39 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.500,00 toewijzen, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2015 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de materieel gevorderde schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2015 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde]
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 264,00, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde] voor wat betreft de meer gevorderde schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 264,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 9]
  • wijst de vordering van [aangever 9] toe tot een bedrag van € 180,00, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [aangever 9] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 9] aan de Staat € 180,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/033800-19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/005082-17
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en J.S. de Weijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2020.
Mrs. H.J. Bos en J.S. de Weijer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 16/230228-19:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het (linker)onderbeen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of stompen;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2019 tot en met 24 september 2019 te Hilversum [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (telkens) heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [slachtoffer 2] (veelvuldig) te SMSen met de tekst(en) -zakelijk weergegeven-:
- "zeg tegen die zwijn ik rust niet dat ik hem dood maak" en/of
- "dood gaan jullie allemaal als jullie grote bek heb komen jullie naar me slacht ik jullie hoeren kinderen" en/of
- "Ah hoertje ik steek je hele flat in de fik, let maar op ik rust niet voordat ik voorpagina sta krant" en/of
- "ah hoertje je gaat zuur in je gezicht krijgen" en/of
- "groetjes aan je dikke vriendje wat een mietje zeg maar maak hem dood" en/of
- "maak jou ook dood je gaat zien vandaag ik ben doorgedraaid (...) zeg tegen hem hij gaat zoiezo dood" en/of
- "ik ga meer slachtoffers maken",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Hilversum een mobiele telefoon (Samsung S8), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 16/134773-19:
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2019 te Hilversum opzettelijk een ambtenaar, te weten [politieagent] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "vieze of vuile flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 4 juni 2019 te Hilversum [politieagent] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met zijn verdachtes hand een zogenaamde schietbeweging in de richting van die [politieagent] te maken en (meermalen) aan die [politieagent] , dreigend de woorden toe te voegen "ik weet waar jij woont kale. pas maar op. ik zoek je zoek. ik kom jou nog wel tegen op straat in Bussum. in Bussum. iedereen kent jou. Ik weet waar je auto staat. ik ga je auto in de brand steken. met je hond erbij. je moet echt over je schouder gaan kijken. je bent een racist je moet achterom kijken als je je hond uitlaat.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 16/157284-19:
1.
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Hilversum
- een speaker (Bose) en een radio (Sangean), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan electronicawinkel [winkel 1] , en/of
- twee truien en twee broeken (North Face), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 4] , en/of
- twee jassen (Napapijri), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 5] , en/of
- twee zwarte tassen (Nike), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Foot Locker, heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen medewerkers van electroniacawinkel [winkel 1] , te weten [aangever 1] en/of [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever 1] bij de keel te grijpen en daarin te knijpen en/of door die [aangever 2] tegen de hand/middelvinger te schoppen en/of door een andere collega in de nek te slaan;
2.
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Hilversumbv opzettelijk en wederrechtelijk een radio (Sangean), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan electronicawinkel [winkel 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 16/200590-19:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 22 november 2018 te Bussum, gemeente Gooise Meren, één of meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) met een (gestolen/onrechtmatig verkregen) bankpas, tot welk gebruik verdachte
niet gerechtigd was, een of meerdere geldbedragen te pinnen van een bankrekening van die Van Diemen;
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2019 te Naarden, gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, scheermesjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan de [winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te Naarden, gemeente Gooise Meren, een powerbank en/of oordopjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 31 juli 2019 te Bussum, gemeente Gooise Meren, één of meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 250 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de NewFysic, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 16/031460-20:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 21 september 2019 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen aan haar haren te trekken en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met vuisten en/of een
afstandbediening, althans met enig(e) voorwerp(en) in/op het gezicht
en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- die [slachtoffer 2] met kleurpotloden in haar knie, althans been te steken en/of
- (met kracht) de keel en/of nek van die [slachtoffer 2] dicht te drukken en/of
die [slachtoffer 2] te wurgen en/of
- die [slachtoffer 2] in haar arm, althans haar lichaam te bijten;
Ten aanzien van parketnummer 16/107417-20:
hij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Bussum, gemeente Gooise Meren een geldkistje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [tandarts] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 16/038646-20:
hij op of omstreeks 27 december 2018 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een filmcamera (Go Pro) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.