Uit niets blijkt dat [eiser] na de betekening van het arrest op 4 oktober 2017 zelf actief heeft meegewerkt om te komen tot die spoedige levering van het perceel aan [gedaagde] . Uit de navolgende feiten en omstandigheden blijkt eerder van zijn tegenwerking bij de administratieve en financiële afwikkeling van het arrest.
1) Na de betekening van het arrest heeft de toenmalige advocaat van [eiser] alleen aan de advocaat van [gedaagde] bericht dat [eiser] zijn betalingsverplichting opschort totdat de overige verplichtingen die in het arrest zijn opgenomen, zijn geëffectueerd. In deze brief heeft [eiser] niet aangeboden zijn medewerking te verlenen om tot komen tot spoedige levering en niet gevraagd wat hij in dat kader kon doen. Ook later heeft hij dat niet gedaan.
2) Uit niets blijkt dat [eiser] heeft meegewerkt aan zijn ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheken. Volgens [gedaagde] heeft de Rabobank [eiser] vlak na het arrest in brieven en e-mails en telefonisch diverse malen uitgenodigd om zijn daartoe benodigde handtekening te zetten. Dat heeft [eiser] volgens [gedaagde] echter geweigerd. Daardoor heeft [gedaagde] nieuwe hypotheken moeten afsluiten, wat tot extra kosten en vertraging van de levering heeft geleid. [eiser] heeft dit weliswaar betwist, maar dit niet verder onderbouwd. [eiser] heeft ook niet gesteld dat hij zelf contact met de Rabobank heeft opgenomen of op een andere manier invulling heeft gegeven aan zijn verplichting om medewerking te geven aan het op naam van [gedaagde] zetten van de hypotheken.
3) Uit niets blijkt dat [eiser] contact heeft opgenomen met de transporterende notaris. De notaris heeft [eiser] in een brief van 30 oktober 2017 uitgenodigd om te zijner tijd bij het passeren van de verdelingsakte aanwezig te zijn en hem verzocht te reageren als hij aanwezig wilde zijn. [eiser] heeft niet op deze brief gereageerd. Bij aangetekende brief van 6 november 2017 heeft de notaris [eiser] bericht dat de akte op 17 november 2017 zou worden gepasseerd en nogmaals verzocht aan te geven of hij daarbij wilde zijn. Ook daar heeft [eiser] niet op gereageerd. Dat [eiser] de brief niet heeft ontvangen, doet hier niet aan af. Daarvoor is redengevend dat [gedaagde] in het kader van deze voorzieningenprocedure voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de brief wel is aangeboden en dat [eiser] de brief niet heeft opgehaald. [eiser] wist op 16 november 2017 dat de levering op 17 november 2017 zou plaatsvinden. Desondanks is hij die dag niet bij de notaris verschenen om zijn handtekening onder de akte te zetten. Daardoor moest gebruik worden gemaakt van de volmacht met de extra kosten van dien.
4) [eiser] heeft nagelaten de vordering van [A] te betalen. Daarop heeft [A] beslag gelegd op de onverdeelde helft van [eiser] van het registergoed. Dit stond aan de geplande levering in de weg. [eiser] heeft niets gedaan om dit op te lossen, maar het aan [gedaagde] overgelaten. Die heeft de vordering van [A] moeten overnemen tegen betaling van de hoofdsom en kosten. Anders was het transport niet doorgegaan.
5) Het had op de weg gelegen van [eiser] om het aan [gedaagde] verschuldigde bedrag van € 60.085,15 uiterlijk bij de levering via de notaris te betalen. Op dat moment werd hij immers ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. Dat heeft [eiser] echter niet geregeld. Ook na de levering van het perceel en de inschrijving daarvan heeft [eiser] niet direct aan de veroordeling tot betaling voldaan.
Kortom, feitelijk heeft [eiser] geen enkele meewerkende handeling verricht. Gelet daarop kan in het kader van de beoordeling in deze voorzieningenprocedure worden aangenomen dat de aangezegde dwangsommen door hem zijn verbeurd.