Uitspraak
1.[eiser sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[eiseres sub 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,eisers, hierna samen te noemen: Eiser (en afzonderlijk: [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] B.V.),advocaat M.J. Hoogendoorn,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna te noemen: Gedaagde,
advocaat H. Loonstein.
1.De procedure
- de procesinleiding
- het verweerschrift
- de conclusie van Eiser
- de conclusie van Gedaagde.
2.Inleiding
3.De beoordeling
[naam] / [naam]; HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230,
Endemol en SBS/A).
Falzon/Malta).
Mijn broers [A] en [B] , en daar hebben we het hier over, dat zijn uitstekende juristen (…) Dat geldt overigens niet voor m'n neefje [eiser sub 1] want die is die achternaam niet waard. De interviewer wijst erop dat eiser nog wel advocaat is, waarop gedaagde zegt:
Dat is waar maar dat heeft te maken met z'n achternaam en niet met z’n kunde. Dit laatste kan niet anders worden opgevat dan als feitelijke bewering; het is objectief toetsbaar. Dat wordt nog versterkt door de reactie die volgt. De interviewer vraagt:
O ja?Reactie:
Ja, je hoort het me toch zeggen?Dat is een stellige bevestiging van de eerdere feitelijke bewering en geen nuancering waaruit de kijker zou moeten afleiden dat het niet gaat om een feit maar om een opvatting, waar je ook anders tegenaan zou kunnen kijken.
Anders dan [B] en [A] waar ik mijn problemen mee heb daar zeg ik je, je kent me ook wel lang genoeg dat ik open en eerlijk ben, dat zijn uitstekende juristen. Dat is met m'n neefje niet het geval.(…). Juist door de inleiding dat gedaagde op persoonlijk vlak problemen heeft met de genoemde [B] en [A] , wordt de mededeling
dat zijn uitstekende juristen. Dat is met m’n neefje niet het gevaldes te nadrukkelijker gepresenteerd als een feit. Het is geformuleerd als een zakelijke constatering die juist los staat van de persoonlijke gevoelens die kennelijk niet altijd even warm zijn. Dat wordt nog benadrukt door de woordkeuze:
datzijnuitstekende juristen(en niet:
ik vindof
naar mijn mening zijn dat).
Nou ja maar dat is weetje dat is eigenlijk een niemendal, maar waar het om gaat is-. De term waar Eiser zich aan stoort is ‘niemendal’. Het op die manier iemand beschrijven is naar zijn aard een mening en geen feit. Of iets of iemand niets of weinig waard is, dat is in het algemeen vrijwel altijd subjectief en zo ook hier. Drie feitelijke beweringen, kortom, en een waardeoordeel. De rechtbank komt tot de slotsom dat alle vier de uitlatingen onrechtmatig zijn, en legt nu uit waarom.
4.De beslissing
- ‘Mijn broers [A] en [B] , en daar hebben we het hier over, dat zijn uitstekende juristen, die de praktijk nog hebben en ik kan ook als je het me vraagt alleen maar de mensen aanraden daar vooral naar toe te gaan…Dat geldt overigens niet voor m'n neefje [eiser sub 1] want die is die achternaam niet waard’
- ‘Nou ja maar dat is weetje dat is eigenlijk een niemendal’
- ‘Anders dan [B] en [A] waar ik mijn problemen mee heb daar zeg ik je, je kent me ook wel lang genoeg dat ik open en eerlijk ben, dat zijn uitstekende juristen. Dat is met m'n neefje niet het geval’,
19 februari 2015 tot de dag van voldoening,