ECLI:NL:RBMNE:2020:2618

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
8073226 UC EXPL 19-10656
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrechten op foto door plaatsing op website zonder toestemming

In deze zaak vordert eiser, een professioneel fotograaf, schadevergoeding van gedaagde, een besloten vennootschap, wegens inbreuk op zijn auteursrechten. Eiser heeft een luchtfoto gemaakt, die zonder zijn toestemming in bewerkte vorm op de website van gedaagde is geplaatst. Ondanks herhaalde verzoeken van eiser om de foto te verwijderen en schadevergoeding te betalen, heeft gedaagde hieraan geen gehoor gegeven. Eiser vordert een verklaring voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten, alsook schadevergoeding van € 730,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de foto zonder toestemming en zonder naamsvermelding te plaatsen. De rechter bevestigt dat de foto auteursrechtelijk beschermd is en dat eiser als maker de auteursrechthebbende is. Gedaagde had vooraf toestemming moeten vragen voor het gebruik van de foto. De kantonrechter kent eiser een schadevergoeding toe die gelijk is aan de gemiste licentievergoeding, plus een opslag voor het ontbreken van naamsvermelding. De rechter wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Het vonnis wordt uitgesproken op 4 maart 2020 door kantonrechter F.C. Burgers. Gedaagde wordt in het ongelijk gesteld en moet de gevorderde bedragen aan eiser betalen, terwijl de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8073226 UC EXPL 19-10656 ID/963
Vonnis van 4 maart 2020
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L. de Vries,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door de heer [A] , bestuurder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11,
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
- de conclusie van repliek met producties 12 tot en met 14.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser] is professioneel fotograaf. Hij heeft de luchtfoto ‘ [plaatsnaam] ’ (hierna: de foto) gemaakt.
2.2.
[gedaagde] heeft de foto in bewerkte vorm op haar website geplaatst, zonder dat [eiser] daarvoor toestemming heeft gegeven en een vergoeding heeft ontvangen.
2.3.
[eiser] en zijn gemachtigde hebben [gedaagde] vanaf mei 2018 meerdere malen verzocht de foto van haar website te verwijderen en schadevergoeding aan [eiser] te betalen vanwege auteursrechtinbreuk. [gedaagde] heeft de foto verwijderd, maar niets betaald.
2.4.
[eiser] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten. Verder vordert hij veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 730,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, € 369,08 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten ex artikel 1019h Rv dan wel € 219,99 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten ex artikel 6:96 lid 2 BW, de proceskosten ex artikel 1019h Rv, waaronder € 1.142,47 aan salaris gemachtigde, en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
2.5.
[gedaagde] voert verweer en verzoekt de kantonrechter om de vorderingen af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] jegens [eiser] schadeplichtig is op grond van een aan haar toe te rekenen inbreuk op auteursrechten op de foto. De kantonrechter vindt van wel en zal dat hierna toelichten.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de foto auteursrechtelijk beschermd is en dat [eiser] als maker de auteursrechthebbende is. Op grond van artikel 1 Auteurswet heeft de auteursrechthebbende van een foto als enige het recht om die foto openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dat alleen met voorafgaande toestemming, een licentie dus. De in de Auteurswet genoemde uitzonderingen daarop doen zich in dit geval niet voor. Verder komen aan de maker van een foto op grond van artikel 25 Auteurswet persoonlijkheidsrechten toe, waaronder het recht op naamsvermelding bij de foto en het recht om zich te verzetten tegen wijziging van de foto, bijvoorbeeld door bijsnijden.
3.3.
[gedaagde] heeft de foto zonder toestemming van [eiser] in gewijzigde vorm en zonder naamsvermelding op haar website geplaatst. Door zo te handelen heeft zij inbreuk gemaakt op de hiervoor genoemde auteurs- en persoonlijkheidsrechten en dat is onrechtmatig. Daarom kan zij worden aangesproken voor schadevergoeding. Dat [gedaagde] niet te kwader trouw zou hebben gehandeld, doet hier niets aan af. Ook het onbewust schenden van auteursrechten komt voor rekening en risico van de inbreukmaker. [gedaagde] had onderzoek behoren te doen naar de herkomst van de door haar op internet gevonden afbeelding en vervolgens toestemming moeten verkrijgen van de rechthebbende voor het gebruik daarvan. Dit heeft zij nagelaten.
3.4.
[eiser] heeft voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat hij schade heeft geleden. Die schade is niet exact vast te stellen, maar kan als volgt worden begroot.
3.5.
Uitgangspunt bij de begroting is dat [eiser] ten minste aanspraak kan maken op een bedrag dat gelijk is aan de gemiste licentievergoeding. [eiser] stelt dat hij voor gebruik van zulke foto’s op commerciële websites een tarief hanteert van € 365,00, exclusief btw, per foto, ongeacht de duur van het gebruik. Hij heeft geanonimiseerde facturen overgelegd (productie 7) waaruit dat blijkt. Het op zijn website genoemde tarief van € 25,00 per foto geldt volgens [eiser] voor persoonlijk, niet commercieel gebruik. Voor dat tarief krijgt de licentienemer een klein digitaal bestand om de foto zelf te kunnen (laten) afdrukken en het recht om die foto op een persoonlijke website of blog te plaatsen. Dit staat ook zo vermeld op de overgelegde screenshot van zijn website (productie 2 [gedaagde] ). In dit geval heeft [gedaagde] de foto op een commerciële website openbaar gemaakt. Voor dat gebruik hanteert [eiser] een vast tarief van € 365,00, dat niet afhangt van de duur van het gebruik en de plaats van de foto op de website. Het bedrag van € 365,00 zal daarom worden toegewezen.
3.6.
De kantonrechter acht het in dit geval redelijk om naast het bedrag aan gederfde licentievergoeding een opslag van 25% toe te wijzen als schadevergoeding vanwege het ontbreken van de naamsvermelding bij de vertoonde foto en het gebruik in bewerkte vorm. Dat komt neer op een bedrag van € 91,25.
3.7.
Aan de algemene voorwaarden van DuPho. (Dutch Professional Photographers) kan in dit geval geen betekenis worden toegekend. [gedaagde] is daar als derde niet aan gebonden. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de daarin genoemde vergoedingen zijn gebaseerd op een berekening van de schade die een auteursrechthebbende lijdt als een foto zonder toestemming en zonder naamsvermelding en/of in bewerkte vorm op een website openbaar wordt gemaakt.
3.8.
De kantonrechter ziet verder geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen vanwege de gestelde afbreuk aan het zelfbeschikkingsrecht oftewel het recht om zelf te bepalen waar en hoe de foto wordt gebruikt. Dit omdat aangenomen kan worden dat de waarde van de exclusiviteit van de foto is verwerkt in de licentievergoeding.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over het bedrag aan schadevergoeding zal worden toegewezen.
3.10.
De gevorderde verklaring voor recht zal bij gebrek aan belang worden afgewezen.
3.11.
[eiser] heeft recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat hij heeft laten zien dat hij die kosten in redelijkheid heeft gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is. De gevorderde kosten zullen worden toegewezen tot het bedrag van de wettelijke staffel van het Rapport BGK-integraal. Dat komt neer op een bedrag van € 68,44 (15% van de hoofdsom van € 456,25). De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen.
3.12.
[gedaagde] krijgt ongelijk en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Omdat het in deze zaak gaat om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten is artikel 1019h Rv van toepassing. [eiser] kon in redelijkheid overgaan tot dagvaarden, nadat een regeling buiten de rechter om niet mogelijk bleek. Bij de vaststelling van de redelijke en evenredige kosten ex artikel 1019h Rv gaat de kantonrechter uit van de Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017. Het gaat hier om een eenvoudige inbreukkwestie met een beperkt feitencomplex, waarin geen uitgebreid inhoudelijk verweer is gevoerd. Voor zo’n zeer eenvoudige, niet bewerkelijke bodemzaak geldt het liquidatietarief.
3.13.
De proceskosten aan de zijde van [eiser] komen daarmee op:
- dagvaarding € 86,40 (inclusief informatiekosten)
- griffierecht 231,00
- salaris gemachtigde
240,00(2,0 punten × tarief € 120,00)
Totaal € 557,40
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de in 4.3. genoemde datum.
3.14.
De nakosten zullen in 4.4. worden begroot. Daar staat ook hoe de gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 456,25 te betalen aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang van 1 mei 2018 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 68,44 te betalen aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang van de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 557,40, waarin begrepen € 240,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van volledige betaling en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.