ECLI:NL:RBMNE:2020:2614

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
16-125610-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door TBS-er tijdens proefverlof met ernstige gevolgen voor slachtoffer

Op 23 mei 2019 heeft de verdachte, een TBS-er op proefverlof, in Utrecht een onbekende vrouw met een steen in een tas op het hoofd geslagen en geprobeerd haar nek te breken. De verdachte was onder invloed van verdovende middelen en werd door het Pieter Baan Centrum als verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van 5 jaar en opnieuw TBS opgelegd. Tijdens de zitting op 23 juni 2020 heeft de rechtbank de aangifte van het slachtoffer en de verklaringen van deskundigen in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de ernst van de handelingen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en zijn verleden met geweldsmisdrijven. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd toegewezen tot een bedrag van € 9.495,35, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft geen contactverbod opgelegd, omdat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte specifiek op het slachtoffer gericht was. De uitspraak werd gedaan op 7 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-125610-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
gedetineerd in de PI Nieuwegein te Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2020. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.J. Lieftink, advocaat te Huizen. Tevens waren aanwezig benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht en de deskundigen H.T.J. Boerboom, psychiater verbonden aan het Pieter Baan Centrum, F.H.A. Berkelbach van der Sprenkel, psycholoog verbonden aan het Pieter Baan Centrum en [A] , behandelaar van verdachte bij de Van der Hoevenkliniek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte, zijn raadsman, benadeelde partij [slachtoffer] en haar advocaat en de deskundigen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 23 mei 2019 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te
beroven (primair), dan wel heeft geprobeerd haar opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen (subsidiair), dan wel haar te mishandelen (meer subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Het eenmalig slaan met een steen op het hoofd van het slachtoffer kan niet gekwalificeerd worden als een poging doodslag, in verband met het ontbreken van de aanmerkelijke kans op de dood. Het subsidiair ten laste gelegde, poging zware mishandeling, kan wel wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte van [slachtoffer] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 23 mei 2019 was ik in de woning te [woonplaats] om de bewoonster te helpen met huishoudelijk werk. Terwijl ik bezig was met de afwas kwam er ineens een man vanuit de slaapkamer gelopen. Deze man kwam de keuken ingelopen en sloeg mij vervolgens met een tas met hierin een steen vol op mijn hoofd. Hij deed dit uit het niks. De klap was zo hard en deed zoveel pijn. Ik werd door de klap helemaal duizelig. Ik rende vervolgens gelijk naar de voordeur. In de hal voor de voordeur kreeg de man mij weer te pakken. Ik voelde dat de man mij meerdere malen in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat de man mij om mijn nek pakte. Ik ben de trap afgerend. [2] Toen ik naar buiten wilde vluchten ontstond er in de hal voor de voordeur een worsteling tussen mij en de man. Hierbij kwam de man boven op mij te liggen en gaf hij mij meerdere vuistslagen in mijn gezicht. Toen ik op wilde staan pakte de man mij bij mijn nek. Ook voelde ik dat de man aan mijn nek trok. Hij maakte een beweging alsof hij mijn nek wilde breken. Ik bedoel hiermee dat hij zo'n beweging maakte zoals je altijd ziet in films. Dus door je hoofd heel snel te draaien ten opzichte van je romp, in de hoop dat je nek breekt. Ik denk echt dat de man mij dood wilde maken. [3]
Proces-verbaal van verhoor van aangeefster, voor zover hier van belang, zakelijk inhoudende:‘Ik heb 1 hechting bovenop mijn hoofd in mijn haar, een wondje op mijn kin, striemen in mijn nek, krabwonden op mijn armen. [4] Hij stond opeens naast mij en sloeg hij mij met een stoffen zak met daarin een steen tegen mijn hoofd. Ik heb hem weggeduwd, ik ben gaan rennen, ik heb de deur gepakt, hij pakte mijn hoofd, hij pakte mijn keel, ik hoorde het knakken, hij probeerde mijn hoofd om te draaien en te breken. Ik was op een gegeven moment los gekomen uit zijn handen. Toen ik van de tweede trap af was toen kwam hij bovenop mij zitten en begon hij mij met vuisten te slaan. Ik denk dat hij mij hier 2 of 3 keer met vuisten geslagen heeft in mijn gezicht. Hij probeerde ook mijn mond dicht te houden.’ [5]
Medische informatie, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
‘Kleine hoofdwond, ca 0,5 cm. Gesloten met 1 hechting. Contusie nek.’ [6]
Verklaring van verdachte, voor zover hier van belang, inhoudende:
‘Ik ben verantwoordelijk voor het slaan op het hoofd van het slachtoffer. Er is met een steen geslagen. De steen lag op de slaapkamer waar ik al een paar uur verbleef. Ik heb het slachtoffer één keer geraakt op haar hoofd.’ [7]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft het slachtoffer met een zak waarin een steen zat vanuit het niets hard op het hoofd geslagen. Daarnaast heeft hij haar bij haar hoofd gepakt en geprobeerd haar nek te draaien en te breken. De aangifte wordt daarbij ondersteund door het geconstateerde letsel aan het hoofd en de nek. Deze gedragingen van verdachte, zoals die blijken uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, kunnen - zonder andersluidende, aannemelijke verklaring van verdachte, die ontbreekt - naar hun uiterlijke verschijningsvormen worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood, dat het niet anders kan dan dat verdachte opzet op haar dood had. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een poging tot doodslag.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het verwijt dat hij het slachtoffer heeft proberen te wurgen, nu uit de latere verklaringen van aangeefster dit wordt ontkracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 mei 2019 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een stoffen tas met daarin een steen, met kracht heeft geslagen op het hoofd van die [slachtoffer] en
- het hoofd en de keel en de nek van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes beide handen, heeft vastgepakt en vervolgens de nek en het hoofd met kracht heeft omgedraaid naar links of naar rechts (met het kennelijke doel haar nek te breken) en
- de mond van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en
- die [slachtoffer] aan het hoofd heeft vastgepakt en vastgehouden en en
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en
- die [slachtoffer] meermalen met zijn, verdachtes, vuist heeft geslagen/gestompt in haar gezicht, , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in een psychotische toestand verkeerde, veroorzaakt door zijn persoonlijkheidsstoornis. Zijn middelengebruik moet steeds gezien worden in het kader van de tekort schietende coping, waarbij een psychotische overschrijding op basis van het middelengebruik en stress niet uit te sluiten is, aldus de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Dit moet ertoe leiden dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verdachte is in het Pieter Baan Centrum geobserveerd en onderzocht. In het rapport hierover zijn de deskundigen tot de conclusie gekomen dat verdachte tenminste verminderd ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard (zie hierna onder 8.3). Ter terechtzitting zijn de deskundigen bij deze conclusie gebleven en hebben aangevoerd dat vanuit de persoonlijkheidsstoornis van verdachte kortdurende overschrijdingen tot de mogelijkheden behoren. In het onderzoek was het echter niet mogelijk een duidelijke delictanalyse op te stellen. Met de psychische opmaak van verdachte is het onwaarschijnlijk dat sprake is van een situatie, waarbij hij volledige keuzevrijheid heeft over adequate gedragsalternatieven. Dat bij verdachte sprake was van een psychose hebben de deskundigen echter niet kunnen vaststellen, zoals zij ook op zitting hebben bevestigd. Zij hebben niet kunnen vaststellen dat sprake was van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Zij blijven bij hun advies verdachte tenminste verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: de tbs-maatregel) met dwangverpleging zal worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Verdachte zal in het kader van de nog lopende tbs-maatregel nog een jarenlange behandeling moeten ondergaan. Het is onwenselijk hem voorafgaand hieraan langdurig in detentie te laten verblijven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte liep ten tijde van het delict in een TBS maatregel. Tijdens een kortdurend onbegeleid verlof is verdachte niet teruggekeerd naar de kliniek en is blijven slapen in de woning van een ander, terwijl hij drugs en drank had genuttigd. Het slachtoffer deed die ochtend huishoudelijk werk in de woning en was er niet van op de hoogte dat verdachte in één van de slaapkamers was. Zij kende verdachte niet.
Vervolgens heeft verdachte zonder enige aanleiding het slachtoffer vanuit het niets met een zak waarin een steen zat hard op haar hoofd geslagen. Zij probeerde de woning te ontvluchten, waarna verdachte haar meerdere malen opnieuw aanviel en heeft geprobeerd haar nek te breken. Ook sloeg hij haar meermalen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer – een jonge vrouw die gewoon haar werk deed – en haar zonder enige reden leed toegebracht. Het slachtoffer verkeerde gedurende dit hele incident in doodsangst. De ingrijpende gevolgen die het handelen van verdachte heeft gehad zijn onder meer gebleken uit de slachtofferverklaring zoals die is voorgelezen ter
terechtzitting.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte op het moment dat hij het feit beging -niet teruggekeerd was van onbegeleid verlof en zich te goed had gedaan aan drank en drugs. Door dit feit in zo’n situatie te plegen heeft verdachte bijgedragen aan gevoelens van angst en onrust in de maatschappij .
Persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor ernstige geweldsmisdrijven en daarvoor langdurige gevangenisstraffen heeft gehad. Ook heeft hij een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd gekregen die al meerdere keren is verlengd. Dit weegt in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum van 28 januari 2020, opgesteld door H.T.J. Boerboom (psychiater) en F.H.A. Berkelbach van der Sprenkel (psycholoog).
Zij komen tot de volgende bevindingen en conclusies.
Bij verdachte is sprake van een moeilijk te veranderen patroon van gedrag dat verankerd is in de persoonlijkheid en daarmee disfunctioneert hij op verschillende levensgebieden, zodat gesproken kan worden van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (in de DSM-IV-TR een persoonlijkheidsstoornis NAO). Verdachte is meermalen in problemen gekomen door het gebruik van drugs, medicatie en mogelijk ook alcohol. Al met al wordt er een stoornis in het gebruik van stimulantia (cocaïne en amfetamine), opioïde en cannabis, matig van ernst, vastgesteld. Er is zodoende sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De persoonlijkheidsstoornis is een moeilijk te veranderen patroon van gedrag en emoties dat verankerd is in de persoonlijkheid. Behandeling in de tbs heeft hierop maar weinig grip gekregen, zodat er ten tijde van het ten laste gelegde nog steeds sprake van was. De stoornis in het middelengebruik speelt bij betrokkene steeds weer op en ten tijde van het ten laste gelegde had hij verschillende middelen gebruikt, en werden die ook aangetoond, zodat van deze diagnose ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake was.
Betrokkene heeft zich ontwikkeld tot een kwetsbare en beperkte man bij wie de persoonlijk-
heidsontwikkeling niet goed is verlopen, wat heeft geresulteerd in een persoonlijkheids-stoornis. De dynamiek die gedurende zijn leven en de tbs-behandeling(en) heeft gespeeld is als volgt. Betrokkene functioneert, qua objectrelaties (hoe iemand zich verhoudt tot anderen), zonder externe structuur en controle vooral op het primitieve fragmentatieniveau en, wanneer hij voldoende externe structuur, begeleiding en controle krijgt, op het iets rijpere narcistische niveau. Dit laatste wordt meer gezien in de kliniek, waarbij betrokkene zich kan handhaven. Echter, wanneer stress bij hem oploopt schiet zijn coping tekort. Als betrokkene voldoende structuur heeft hanteert hij de coping van externaliseren, somatiseren, splitsen, loochenen, devalueren, idealiseren, maar ook projectieve identificatie en het gebruik van omnipotente fantasie (wat als typisch narcistisch kan worden ervaren, en vaak als dusdanig geïnterpreteerd wordt in de klinische praktijk). Wanneer hij geconfronteerd wordt met langer durend, een cumulatie van, of plotselinge stress, dan schiet de al onrijpe coping (die voor hem het maximaal haalbare is) tekort en komt het bij hem tot coping die nog minder afgestemd is op zijn omgeving, dus tot acting out en/of zich terugtrekken in middelengebruik. Daarnaast kan zijn realiteitstoetsing tekortschieten, en is hij uit het contact. Ook het gebruik van middelen moet steeds gezien worden in het kader van de tekort schietende coping, waarbij een psychotische overschrijding op basis van het middelen-gebruik en stress niet uit te sluiten is.
Er kan geen duidelijke delictanalyse worden gemaakt, maar het is onwaarschijnlijk dat met de psychische opmaak van betrokkene er sprake is van een 'gezond' delictscenario waarbij hij volledige keuzevrijheid heeft over adequate gedragsalternatieven.
Derhalve wordt geadviseerd het ten laste gelegde betrokkene tenminste verminderd toe te rekenen.
Wanneer de stress is verminderd en betrokkene de controle weer heeft hervonden is het voor hem door zijn dichotome denken, de narcistische en toch nog steeds onrijpe coping, het niet verdragen van ambivalenties, het gebrek aan probleeminzicht en mentaliserend vermogen, nauwelijks tot niet mogelijk zijn falen onder ogen te zien. Hij vervalt dan weer in externaliseren, hulpafwijzend klagen (slachtofferrol aannemen), en de eerder beschreven coping om zijn zelfbeeld te bestendigen. Dat maakt dat hij weinig leerbaar is, wat de kans op recidive eveneens hoog houdt.
Gezien de ernstige problematiek van betrokkene en aangezien er sprake is van een hoog recidiverisico, dat er al sprake is van een escalatie in geweld en de ernst daarvan, maar ook dat betrokkene gewelddadige opvattingen heeft ten opzichte van zijn hoofdbehandelaar en dat er weinig beschermende factoren zijn, is een tbs-kader de enige optie die mogelijk is om het gevaar op recidive te beperken.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van deze deskundigen over.
Gevangenisstraf
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, passend en geboden is. Een gevangenisstraf zoals door de raadsman voorgesteld zou geen recht doen aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.
Tbs-maatregel
Daarnaast is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte opnieuw ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege moet worden verpleegd.
Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en, zoals hiervoor is overwogen, was er ten tijde van dat delict sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel vereist. Er is sprake van een lange geschiedenis met geweldsfeiten en het risico op soortgelijke delicten wordt als hoog ingeschat. Gelet op de ernst van het feit en hetgeen is gebleken omtrent de persoon van verdachte acht de rechtbank het niet verantwoord verdachte zonder dat het gevaar voor recidive is weggenomen of in belangrijke mate is gereduceerd – waartoe behandeling een bijdrage zou kunnen leveren – te laten terugkeren in de maatschappij. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de behandeling plaats zal moeten vinden binnen een gedwongen kader, zoals ook door beide deskundigen is geadviseerd. Zij verwijst hierbij naar de ernstige diepgaande problematiek van verdachte en de verwachte lange behandelduur.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.495,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Dit bedrag bestaat uit € 2.495,35 materiële schade en € 7.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Tevens heeft benadeelde partij verzocht aan verdachte een contactverbod met haar op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, zowel het materiële als het immateriële deel. Het contactverbod hoeft echter niet opgelegd te worden. De agressie van verdachte was niet specifiek tegen benadeelde bedoeld, zodat benadeelde niet hoeft te vrezen dat verdachte contact met haar zal zoeken. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting spijt betuigd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen ten aanzien van het materiële deel van de vordering. De immateriële schade dient gematigd te worden tot ca. € 5000,--. Verdachte heeft onvoldoende financiële draagkracht om zo’n groot bedrag als gevorderd is, te betalen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 9.495,35 (zegge negenduizend vierhonderdvijfennegentig euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 mei 2019 tot de dag van volledige betaling. Dit bedrag bestaat uit € 2.495,35 materiële schade en € 7.000,-- immateriële schade. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten de immateriële vordering te matigen, mede gelet op de omstandigheid dat het feit diepe sporen bij het slachtoffer heeft achtergelaten en zij bovendien nog een intramurale behandeling zal dienen te ondergaan voor het aan haar aangedane leed. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De rechtbank zal aan verdachte geen contactverbod met het slachtoffer opleggen, zoals door het slachtoffer is verzocht. Uit niets blijkt dat verdachte zijn agressie specifiek op haar als persoon richtte. Verdachte heeft ter terechtzitting ook spijt betuigd en zal zich bovendien jarenlang niet vrij op straat kunnen begeven.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
-Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 jaren.
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot € 9.495,35 (zegge negenduizend vierhonderdvijfennegentig euro en vijfendertig eurocent);
- - - veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 9.495,35 (zegge negenduizend vierhonderdvijfennegentig euro en vijfendertig eurocent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2019 tot de dag van volledige betaling, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 82 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 mei 2019 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het
leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, met een (stoffen) tas/zak met daarin een
(bak/sier)steen, althans met een zwaar voorwerp (met kracht) heeft
geslagen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het hoofd en/of de keel en/of de nek van die [slachtoffer] met zijn,
verdachtes beide handen, heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de nek
en/of het hoofd (met kracht) heeft (om)gedraaid naar links en/of naar
rechts (met het kennelijke doel haar nek te breken) en/of
- de mond van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/gehouden en/of
- die [slachtoffer] bij/aan het haar en/of de kaak en/of het hoofd heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en/of getrokken en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgeduwd (gehouden)
en/of een verwurging heeft toegepast en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met zijn,
verdachtes, vuist en/of vlakke hand, althans met zijn hand heeft
geslagen/gestompt in haar gezicht, althans tegen haar hoofd en/of
(telkens) tegen haar lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2019 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal, met een (stoffen) tas/zak met daarin een
(bak/sier)steen, althans met een zwaar voorwerp (met kracht) heeft
geslagen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het hoofd en/of de keel en/of de nek van die [slachtoffer] met zijn,
verdachtes beide handen, heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de nek
en/of het hoofd (met kracht) heeft (om)gedraaid naar links en/of naar
rechts (met het kennelijke doel haar nek te breken) en/of
- de mond van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/gehouden en/of
- die [slachtoffer] bij/aan het haar en/of de kaak en/of het hoofd heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en/of getrokken en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgeduwd (gehouden)
en/of een verwurging heeft toegepast en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met zijn,
verdachtes, vuist en/of vlakke hand, althans met zijn hand heeft
geslagen/gestompt in haar gezicht, althans tegen haar hoofd en/of
(telkens) tegen haar lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2019 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld
door
- meermalen, althans eenmaal, met een (stoffen) tas/zak met daarin een
(bak/sier)steen, althans met een zwaar voorwerp (met kracht) te slaan
op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het hoofd en/of de keel en/of de nek van die [slachtoffer] met zijn,
verdachtes beide handen, vast te pakken en/of (vervolgens) de nek en/of
het hoofd (met kracht) (om) te draaien naar links en/of naar rechts (met
het kennelijke doel haar nek te breken) en/of
- de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken/houden en/of
- die [slachtoffer] bij/aan het haar en/of de kaak en/of het hoofd vast te
pakken en/of vast te houden en/of te trekken en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen/duwen/houden en/of een
verwurging toe te passen en/of
- op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of liggen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met zijn,
verdachtes, vuist en/of vlakke hand, althans met zijn hand te
slaan/stompen in haar gezicht, althans tegen haar hoofd en/of (telkens)
tegen haar lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 augustus 2019, genummerd 31Run19/MD4R019077, opgemaakt door het Politie Midden-Nederland, districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 7.
3.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 8.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 15.
5.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 16.
6.Een geschrift, te weten een medische verklaring van [B] , arts-ass, pagina 39.
7.Proces-verbaal terechtzitting 12 november 2019, pagina 2.