8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten, waaronder een poging tot afpersing in vereniging. Bij dit feit is [slachtoffer 1] onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek gelokt, waar hij werd opgewacht door onder meer verdachte die een masker droeg. Vervolgens is [slachtoffer 1] door verdachte op de grond gegooid, is verdachte bovenop [slachtoffer 1] gaan liggen en heeft hij een arm om de hals van [slachtoffer 1] geklemd. [slachtoffer 1] diende de tas met wapens die hij bij zich had, af te geven. [slachtoffer 1] heeft kans gezien te ontkomen en zijn spullen te behouden. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat hij enorm bang was. Het is algemeen bekend dat een dergelijke ingrijpende gebeurtenis nog geruime tijd negatieve effecten kan hebben op het psychisch welbevinden van het slachtoffer. Ook zorgt een feit als dit voor angst en onrust in de maatschappij. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging. Ook dit is een kwalijk feit. Hiermee hebben verdachte en zijn mededader schade en overlast veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er met dit handelen blijk van heeft gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 maart 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van de psychiater in het hiervoor onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport. De psychiater schat het risico op recidive ten aanzien van de diefstal als gemiddeld in. Verdachte woont in een buurt in Almere met veel delinquente leeftijdsgenoten, tegen wie hij zichzelf niet gemakkelijk kan verzetten. Ten aanzien van de mishandeling van zijn moeder moet het risico op recidive als gemiddeld tot hoog worden ingeschat als verdachte zonder psychiatrische behandeling teruggeplaatst wordt in de thuissituatie, gezien de bij hem bestaande psychotische stoornis en de psychiatrisch kwetsbare toestand van zijn moeder. Beschermende factoren zijn geheel afwezig. De eerste doelen zijn het behandelen van de psychotische stoornis en voorkomen dat verdachte op korte termijn weer terugkeert naar zijn thuissituatie. Het psychiatrisch herstel dient bij voorkeur plaats te vinden binnen de afdeling jongvolwassenen van een regulier psychiatrisch ziekenhuis (bijvoorbeeld GGZ Centraal in Almere of UMC Utrecht te Utrecht). De psychiater adviseert de afgifte van een zorgmachtiging. Indien dat niet mogelijk is, wordt geadviseerd om verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te nemen in een regulier psychiatrisch ziekenhuis. Na en tijdens psychiatrisch herstel kan onderzocht worden of verdachte, bij voorkeur met instemming van zijn moeder, kan herstellen en resocialiseren bij zijn tante in Engeland. Verder zal betrokkene ondersteund moeten worden bij het vinden van school/daginvulling, zodat er minder risico is op beïnvloeding door delinquente leeftijdsgenoten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het advies van de psycholoog in het hiervoor onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport. De psycholoog concludeert dat met betrekking tot de gebrekkige ontwikkeling van de sociale vaardigheden van verdachte en zijn gebrek aan assertiviteit, de kans op recidive hoog is wanneer hij, zonder ondersteuning en het vergroten van zijn vaardigheden om zich in zijn thuisomgeving staande te houden, terugkeert in de bestaande thuissituatie. Met betrekking tot de psychotische stoornis en het huidige functioneren van verdachte is er een groot risico op recidive, indien verdachte in omstandigheden komt waarin de angsten en achterdocht de overhand krijgen en hij meent te moeten ingrijpen. Zijn moeder zou zijn problematiek kunnen versterken vanuit haar eigen psychiatrische kwetsbaarheid. Op dit moment is het primair van belang dat verdachte gestabiliseerd wordt en hij behandeld wordt voor de psychotische stoornis, bij voorkeur binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg. De psycholoog adviseert de afgifte van een zorgmachtiging. Indien dat niet mogelijk is, adviseert zij dat verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel wordt opgenomen binnen een klinische behandelsetting bij een instelling als GGZ-Centraal of de afdeling psychiatrie van het UMC. Tevens zou als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel kunnen worden opgenomen dat verdachte zal deelnemen aan de interventie Tools4U. Een leerstraf in de vorm van Tools4U kan de sociale vaardigheden van verdachte vergroten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een rapport van SAVE van 12 juni 2020 en hetgeen de deskundige daarover ter terechtzitting heeft toegelicht. Daarin staat onder meer het volgende. Verdachte heeft een belaste thuissituatie die hij graag ontvlucht. Er is dan geen zicht op met wie en waar hij verblijft. De kans dat verdachte opnieuw in de problemen komt of zich bezig houdt met criminele activiteiten wordt hierdoor vergroot. Er komen zorgen naar voren op de domeinen ‘vrije tijd’ en ‘attitude’. Verdachte heeft een psychiatrische diagnose. Op dit moment is hij instabiel, weigert bijvoorbeeld soms zijn HIV-medicatie en laat een wisselend beeld zien in zijn gedrag (onder meer achterdochtig en wantrouwend). Als het niet lukt om anders met conflictsituaties om te gaan, verdachte geen positieve dagbesteding heeft of hier niet naartoe gaat en er geen zicht op hem buitenshuis bestaat met wie hij omgaat, bestaat er een grote kans op recidive. SAVE adviseert:
- een verplichte opname/behandeling middels een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz);
- een deels onvoorwaardelijke - en deels voorwaardelijke jeugddetentie;
- een jeugdreclasseringsmaatregel Toezicht & Begeleiding (verplicht) voor de duur van twee jaar;
- het laten meewerken aan een gedragsinterventie, na de opname/behandeling in het kader van de Wvggz, indien dat door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 juni 2020. Daarin staat het volgende. De Raad meent dat een Tools4U op dit moment niet passend is en vraagt zich af of deze interventie op termijn wel passend zal zijn. Prioriteit is in eerste instantie de stabilisatie en behandeling middels een zorgmachtiging. Mocht verdachte te zijner tijd weer bij moeder gaan wonen, dan lijkt een systemische behandeling meer voor de hand liggen. De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden het meewerken
aan een plaatsing in een GGZ-instelling/psychiatrisch ziekenhuis dan wel ambulante behandeling middels een zorgmachtiging en de maatregel Toezicht en Begeleiding. De Raad ziet geen meerwaarde in een aanvullende werkstraf.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in jeugdzaken, geven als uitgangspunt voor een (poging) afpersing – bij een first offender – een taakstraf van 60 uren dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie. In strafverzwarende zin weegt mee dat verdachte het feit met anderen heeft gepleegd en dat verdachte en zijn mededaders het slachtoffer naar een afgelegen plek hebben gelokt.
Voor de diefstal in vereniging wordt in de genoemde oriëntatiepunten van het LOVS een uitgangspunt een taakstraf van 30 uren dan wel een geldboete van € 150,00 genoemd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank verder rekening met de omstandigheid dat aan verdachte in de zaak met rekestnummer C/16/504356/FL RK 20/1066, welk rekest tegelijkertijd met de onderhavige strafzaak is behandeld, met ingang van 24 juni 2020 een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wvggz is verleend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 151 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte heeft vastgezeten voor de feiten waarvoor aan hem een straf wordt opgelegd, passend en geboden is. Hiervan zal een gedeelte van 14 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en om verdachte de behandeling en begeleiding te bieden die hij nodig heeft. Aan het voorwaardelijke deel, waarvoor een proeftijd geldt van twee jaren, zal de rechtbank een bijzondere voorwaarde verbinden, namelijk de maatregel Toezicht en Begeleiding. In het kader van deze maatregel dient verdachte mee te werken aan een gedragsinterventie, na de opname/behandeling in het kader van de Wvggz, indien dat door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht.
Bij het bepalen van de voormelde straf is rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.