ECLI:NL:RBMNE:2020:2611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
16/242090-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met vrijspraak voor poging tot afpersing

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Nieuwegein. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld in vereniging en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De feiten vonden plaats op 15 augustus 2019 in Veenendaal, waar de verdachte samen met anderen twee slachtoffers heeft beroofd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, maar sprak hem vrij van de poging tot afpersing, omdat niet bewezen kon worden dat hij een significante rol had gespeeld in die zaak. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder DNA-onderzoek. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden bij het bepalen van de straf. De benadeelde partij, slachtoffer 1, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor gemiste inkomsten afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/242090-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2020
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [2000] in [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020, 2 april 2020 en 23 juni 2020. Verdachte was bij de behandeling van de zaak aanwezig, waardoor sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De zaak is op 23 juni 2020 inhoudelijk behandeld. Op deze zitting waren aanwezig:
- verdachte zelf;
- de advocaat van verdachte: mr. J. van Elk, advocaat te Woerden;
- de officier van justitie: mr. D.C. Smits;
- de benadeelde partij: [slachtoffer 1] .

2.TENLASTELEGGING

De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. De officier van justitie verdenkt verdachte er samengevat weergegeven van dat hij:
1. zich op 15 augustus 2019 in Veenendaal samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , dan wel dat hij medeplichtig is aan deze diefstal met geweld;;
2. zich op 15 augustus 2019 in Veenendaal samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 2] , dan wel dat hij medeplichtig is aan deze poging tot afpersing;
3. zich op 15 augustus 2019 in Veenendaal samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen die toebehoorden aan [slachtoffer 1] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , dan wel dat hij medeplichtig is aan deze diefstal met geweld;
4. zich op 7 oktober 2019 in Veenendaal schuldig heeft gemaakt aan het bezit van cocaïne.
De tenlastelegging is zo opgebouwd dat de rechtbank bij feit 1 tot en met feit 3 eerst moet nagaan of kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstallen en de poging tot afpersing. Indien dat niet het geval is, moet zij kijken of wel kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan deze feiten.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kunnen alle feiten wettig en overtuigend worden bewezen. Hij wijst hierbij op de aangiftes, de verklaringen van de beide verdachten en de rapportages van het NFI. De officier van justitie is van oordeel dat bij de feiten 1 tot en met 3 sprake is van medeplegen. Hij heeft daartoe aangegeven dat verdachte in beide berovingen een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gezamenlijke uitvoering, door met de mededaders de slachtoffers op te wachten, te besluipen en in het nauw te drijven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de advocaat van verdachte kan niet worden vastgesteld dat verdachte een grotere rol heeft gehad dan die van chauffeur, waardoor ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 niet kan worden bewezen dat sprake was van medeplegen. De onder 1 en 3 tenlastegelegde medeplichtigheid aan de diefstallen kan volgens haar wel worden bewezen, met uitzondering van de onderdelen dat er een wapen zou zijn gebruikt (feit 1) en dat er een boormachine zou zijn weggenomen (feit 3). Voor die onderdelen bevat het dossier volgens de advocaat namelijk te weinig bewijs. Dit geldt ook voor de onder 2 tenlastegelegde medeplichtigheid aan de poging tot afpersing, nu volgens de advocaat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat sprake was van een poging tot afpersing. Feit 4 kan naar het oordeel van de advocaat wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair en 2 subsidiair
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat geprobeerd is aangever [slachtoffer 2] af te persen, maar niet dat verdachte hier een significante rol in heeft gehad of dit heeft gefaciliteerd. Uit het dossier kan ook niet worden afgeleid dat verdachte, toen hij met de medeverdachten naar de parkeerplaats toe reed en de auto van aangever [slachtoffer 2] klemreed, wist dat het de bedoeling was om aangever [slachtoffer 2] af te persen. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van of medeplichtigheid aan poging tot afpersing. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat er in de auto van verdachte ponypacks met poeder zijn aangetroffen. Ook stelt zij vast dat er door het NFI poeder is getest, waaruit is gebleken dat dit poeder cocaïne betreft. De rechtbank kan echter niet met zekerheid vaststellen dat het geteste poeder het poeder uit de auto van verdachte betreft. Het dossier bevat namelijk geen kennisgeving van inbeslagneming, waarin het goednummer van het inbeslaggenomen poeder is vermeld. Hierdoor kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte 1,13 gram cocaïne voorhanden heeft gehad. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 3 [1]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij via de app KIK is gaan chatten met een dame, genaamd [naam] . Zij hadden een afspraak gemaakt op 15 augustus 2019, bij de parkeerplaats bij de 3 Zussen. [naam] appte toen dat zij bij een andere parkeerplaats wilde afspreken, omdat zij teveel mensen kende bij de 3 zussen. Kort daarna kreeg hij een appje of hij naar het VV in Veenendaal wilde komen. Daar aangekomen, is hij rechts de parkeerplaats opgereden. Omdat er niemand was, besloot hij weer weg te gaan. Toen hij de parkeerplaats afreed, kwam vanuit tegenovergestelde richting een auto aangereden. Dit was een zwart klein autootje. Deze auto parkeerde overdwars op de weg, waardoor hij geen kant op kon. Voordat hij het besefte, was de deur aan zijn kant van de auto al open en kreeg hij een trap tegen zijn borst. Meteen daarna kreeg hij een harde klap in zijn gezicht op zijn linker jukbeen. Hij zag dat dat met een hand met daarin een pistool gebeurde. Hij is toen met de man in een worsteling geraakt. Daarbij heeft [slachtoffer 2] op een gegeven moment het pistool weten af te pakken en toen zag hij dat het pistool geen magazijn bevatte. Hij dacht toen dat het mogelijk geen echt pistool was. De man liep daarna voor de auto langs en stapte naast hem in de auto. De andere twee mannen stonden buiten de auto. De man pakte vervolgens de autosleutels uit het contact. [2] Toen hij zijn auto achteruit moest zetten, is een van de andere personen ook bij hem in de auto geweest. Die persoon heeft zijn telefoon gepakt. Naast de autosleutel en de telefoon hebben de daders volgens [slachtoffer 2] ook een sleutel meegenomen van zijn werk met een toegangsbadge om de deur te openen. [3]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij via de app KIK is gaan chatten met een meisje genaamd [naam] . Op 15 augustus 2019 had hij een afspraak met haar gemaakt. Hij had afgesproken op een parkeerplaats in de buurt van het restaurant 3 Zussen te Rhenen. Hij kon die parkeerplaats niet vinden en heeft daar app verkeer over gehad met [naam] . Hij kreeg toen een foto geappt waar hij moest zijn. Toen hij op de parkeerplaats, genaamd Prattenburg, kwam, zag hij in de hoek een auto met drie personen erin. Er stapten drie jongens uit deze auto. Hij wilde in zijn auto stappen, maar dit werd verhinderd door één van de jongens. Deze jongen had een blanke huidskleur. [4] De jongen duwde met zijn handen tegen zijn borst, zodat hij zijn auto niet in kon stappen. [slachtoffer 1] zag dat een Marokkaanse jongen het bijrijdersportier opentrok en de autosleutels uit het contact trok. Vervolgens zag hij dat de jongen de schuifdeur van zijn auto open wilde maken. Hij wilde daar ook heenlopen, maar werd verhinderd door de jongen die voor hem stond en de jongen die achter hem stond. Hij was als het ware ingesloten. Hij zag dat de Marokkaanse jongen een koffer van een Makita boormachine uit zijn auto had gehaald. Hij pakte deze koffer beet om te voorkomen dat de jongen deze mee zou nemen. Meteen voelde hij dat hij hard getrapt of geslagen werd van achteren in zijn rug. Door de Marokkaanse jongen werd hij hard op zijn kaak geslagen. De autosleutel en de boormachine zijn volgens [slachtoffer 1] door de daders weggenomen. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] is na de melding van een beroving/overval ter plaatse gegaan op de parkeerplaats ter hoogte van landgoed Prattenburg. Hij zag dat er meerdere goederen op de grond vlakbij de bestelauto van het slachtoffer lagen. Hij zag dat er een blauwe gereedschapskist lag. Er zat geen deksel op de gereedschapskist. Iets verderop zag hij een handvat van gereedschap liggen. Dit handvat was vermoedelijk van iets afgebroken. Dit handvat was van het merk Makita. Even verderop zag hij de deksel van een gereedschapskist liggen. Ook op deze deksel was het merk Makita te lezen. [6]
Van de telefoonnummers van [medeverdachte] ( [telefoonnummer] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer] ) zijn de historische gegevens opgevraagd. [7] Op donderdag 15 augustus 2019 tussen 08:15:13 uur en 10:57:36 uur heeft het telefoonnummer van [medeverdachte] (* [telefoonnummer] ) vier keer contact met het telefoonnummer van [verdachte] (* [telefoonnummer] ). [8]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zagen rechts achterop het parkeerterrein, waar volgens slachtoffer [slachtoffer 1] het voertuig van de daders had gestaan, een telefoonhoes liggen [9] . De telefoonhoes was, naar later bleek, van aangever [slachtoffer 2] [10] . het slachtoffer van de beroving op de plaats delict aan de Groeneveldselaan te Veenendaal (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 2] ). De telefoonhoes is veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAJP6693NL. Object: telefoonhoes [11] .
De onder- en bovenrand van de telefoonhoes zijn bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn als respectievelijk AAJP6693NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA onderzoek. [12] Het DNA met SIN AAJP6693NL#01 kan afkomstig zijn van [medeverdachte] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. Het DNA met SIN AAJP6693NL#02 kan ook afkomstig zijn van [medeverdachte] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard [13] .
Op 7 oktober 2019 is verdachte [medeverdachte] aangehouden in zijn woning in [woonplaats] . In het kastje naast het bed is een vuurwapen aangetroffen. [14] Verbalisant [verbalisant 4] heeft een onderzoek aan dit voorwerp ingesteld. Het bleek te gaan om een nabootsing van een vuurwapen (gasdrukpistool, merk/model Colt M1911). [15]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat iemand hem foto’s en teksten op een telefoon liet zien waaruit bleek dat twee mannen seks wilden hebben met een minderjarig meisje. [16] Hij heeft vervolgens met die jongen afgesproken dat zij die mannen in elkaar zouden slaan en hun autosleutels zouden afpakken. Er heeft een dag of drie tussen het zien van de telefoon en de afspraak met beide mannen gezeten. Op de dag zelf is hij opgehaald en zijn ze met de auto naar een voetbalvereniging in Veenendaal gereden. Hij heeft de deur van auto van het eerste slachtoffer (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 2] ) opengetrokken en de man gelijk een stomp op zijn neus gegeven. Hij heeft de man meerdere malen geslagen en getrapt. Hij heeft hem op zijn neus en zijn borst geslagen en getrapt. Daarna heeft hij zijn autosleutels afgepakt. [17] Daarna zijn ze naar de parkeerplaats Prattenburg gegaan. Daar stond een man (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1] ) te plassen. Hij is naar de auto van de man gelopen. Hij heeft toen de sleutels uit de auto gehaald. Hij zag dat de man naar hem toe kwam. Hij heeft de man toen een klap op zijn kaak gegeven. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn auto heeft bestuurd. Hij zou daar geld voor krijgen. Ze zijn eerst naar parkeerplaats Prattenburg gereden. Daarna zijn ze naar de voetbalvereniging in Veenendaal gereden. Daar heeft hij een andere auto klemgereden en heeft de beroving plaatsgevonden. Daarna zijn ze weer naar Prattenburg gereden. Daar kwam een busje aanrijden. Ook daar heeft vervolgens een beroving plaatsgevonden. [19]
Bewijsoverwegingen feiten 1 en 3.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat medeverdachte [medeverdachte] het plan had om de slachtoffers in elkaar te slaan en hun autosleutels af te pakken. Met beide slachtoffers is er op 15 augustus 2019 een afspraak gemaakt. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben die ochtend meermaals telefonisch contact met elkaar gehad en zijn daarna met een derde, onbekend gebleven persoon in de auto van verdachte naar deze afspraken toegereden. Met beide slachtoffers is vlak voor de afgesproken tijd nog gechat om de locatie te veranderen of om de precieze locatie aan te geven. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het niet anders kan dan dat verdachte, op het moment dat hij naar de afgesproken plekken toereed in aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte] , moet hebben geweten dat het plan was om de slachtoffers in elkaar te slaan en daarbij de autosleutels af te pakken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Er was bij beide berovingen sprake van een wezenlijke bijdrage van verdachte en een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Bij de beroving van [slachtoffer 2] heeft verdachte [slachtoffer 2] klemgereden waardoor [slachtoffer 2] de parkeerplaats niet kon verlaten en de beroving uitgevoerd kon worden. Bij de beroving van [slachtoffer 1] is verdachte samen met de onbekend gebleven medeverdachte uit de auto gestapt en hebben zij [slachtoffer 1] in het nauw gedreven en verhinderd dat hij naar zijn auto kon teruglopen. Daarbij hebben zij [slachtoffer 1] eerst geduwd en daarna tegen zijn onderrug aan getrapt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er nog een vierde persoon in de auto zou hebben gezeten bij de beroving van [slachtoffer 1] en dat het deze vierde persoon zou zijn geweest die uit de auto zou zijn gestapt (en niet verdachte). De verklaring van verdachte dat er op een gegeven moment nog een vierde persoon bij hem in de auto heeft gezeten, is echter niet concreet en verifieerbaar en wordt bovendien weersproken door de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , zodat de verklaring van verdachte door de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde wordt geschoven. Bij dit oordeel speelt ook mee dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich vrijwel niets meer van die ochtend kon herinneren, behalve enkele ontlastende aspecten, zoals de plotselinge aanwezigheid van een vierde persoon bij de tweede beroving. Hij heeft desgevraagd geen herinnering meer van het moment waarop en de plek waar deze vierde persoon in de auto zou zijn gestapt.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Dit geldt ook voor de door de advocaat betwiste onderdelen over het gebruik van een (nep)wapen en de diefstal van een boormachine. Ten aanzien van het gebruik van een wapen bij de overval op [slachtoffer 2] wijst de rechtbank op de gedetailleerde en consistente verklaring die aangever [slachtoffer 2] hierover heeft afgelegd. [slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat hij in eerste instantie dacht dat de dader een pistool in zijn hand had, maar dat hij later - nadat hij het pistool wist te bemachtigen - zag dat het magazijn ontbrak en toen bij hem het vermoeden rees dat het om een nepwapen ging. De rechtbank acht deze verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar en gaat dan ook uit van de juistheid hiervan. Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer 2] op dit onderdeel wordt ondersteund door het aantreffen van een neppistool in de woning van medeverdachte [medeverdachte] .
Ten aanzien van de diefstal van de boormachine wijst de rechtbank op de verklaring van verbalisant Boerendans, waaruit blijkt dat hij kort na de beroving in de nabijheid van de auto van [slachtoffer 1] een (kennelijk lege) gereedschapskist van Makita en de deksel van deze gereedschapskist heeft gevonden. De boormachine zelf is niet aangetroffen. Gelet hierop, neemt de rechtbank aan dat de boormachine is weggenomen door verdachte en zijn medeverdachten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 15 augustus 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een autosleutel en een toegangssleutel van een bedrijfspand en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door
- die [slachtoffer 2] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem, verdachte en/of zijn medeverdachten bepaalde locatie te laten komen en
- die [slachtoffer 2] te trappen en te slaan en
- die [slachtoffer 2] een nabootsing van een vuurwapen te tonen.
feit 3 primair
op 15 augustus 2019 te Rhenen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel en een boormachine (merk Makita), toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem, verdachte en/of zijn medeverdachten bepaalde locatie te laten komen en
- die [slachtoffer 1] te stompen en te trappen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
feit 1 primair
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 primair
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van verdachte sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hij heeft gevorderd daarbij als (dadelijk uitvoerbare) bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, inclusief het meewerken aan diagnostiek, en een contactverbod met de medeverdachte en de slachtoffers op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft aangegeven dat verdachte bereid is zich aan de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee berovingen. Zij meenden dat de slachtoffers zich verwerpelijk gedroegen en wilden hen daarom een lesje leren. Zij hebben de slachtoffers onder valse voorwendselen naar afgelegen plekken gelokt en hebben hen daar mishandeld, beroofd en zonder autosleutels en in het geval van [slachtoffer 2] ook zonder telefoon achtergelaten. Feiten als deze leveren pijn, overlast en gevoelens van onveiligheid op voor de slachtoffers. Daarnaast leiden dergelijke feiten ook tot onrust in de maatschappij. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op deze manier voor eigen rechter heeft gespeeld.
Persoonlijke omstandigheden
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 2 december 2019 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank merkt dit niet aan als strafmatigende omstandigheid.
Verdachte is onderzocht door de reclassering. Uit het reclasseringsadvies van 7 januari 2020 volgt dat de betrokkenheid van verdachte, bij wie ADD en dyslexie is vastgesteld, bij de bewezenverklaarde feiten vragen oproept over zijn probleembesef en zijn gewetensontwikkeling. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, zijn problematiek en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, acht de reclassering een psychologisch onderzoek met aansluitend een behandelverplichting en reclasseringstoezicht geïndiceerd om het recidiverisico te verlagen.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank houdt bij het bepalen van een passende straf altijd rekening met wat er in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Hiervoor zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Voor een straatroof met licht geweld geeft het LOVS als oriëntatiepunt voor iemand die niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Strafverzwarende aspecten zijn daarbij onder meer dat sprake was van een samenwerkingsverband, een vooropgezet plan, fors geweld en het gebruik van een wapen.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een lange gevangenisstraf in deze zaak passend is. In dit geval is sprake van twee berovingen die zijn gepleegd in een samenwerkingsverband en waarbij aanzienlijk geweld is gebruikt. Gelet op deze strafverzwarende omstandigheden, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden aan verdachte opleggen. Gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte en het advies van de reclassering wordt een gedeelte van 8 maanden hiervan voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, inclusief het meewerken aan diagnostiek, en een contactverbod met de medeverdachte en de slachtoffers.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de inhoud van het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank beveelt daarom dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

Benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 11.333,37. Dit bedrag bestaat uit € 10.397,37 aan materiële schade (te weten € 383,99 aan boormachines, € 120,00 aan een spijkerbroek, € 30,00 aan een
t-shirt, € 174,00 aan schoenen, € 9.230,00 aan gemiste inkomsten, € 435,90 aan autosleutels en € 23,48 aan tandartskosten) en € 936,00 aan immateriële schade.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de kosten voor de boormachine, de autosleutels en de tandarts en de immateriële schade geheel toe te wijzen. Hij heeft ten aanzien van de kleding gevorderd een bedrag van in totaal € 200,00 toe te kennen, de kleding zich in gebruikte staat bevond en dus op de nieuwwaarde een afschrijving dient plaats te vinden. Hij heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de gemiste inkomsten, nu de behandeling van dit gedeelte van de vordering - gelet op de onderbouwing daarvan - een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, aangezien verdachte volgens de verdediging slechts medeplichtig was en derhalve niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de veroorzaakte schade. Subsidiair heeft zij wat betreft de gemiste inkomsten aangevoerd dat de behandeling van deze kostenpost te ingewikkeld is voor het strafproces. Ten aanzien van de boormachines heeft zij aangevoerd dat wordt ontkend dat er een boormachine is weggenomen. Als dit echter wel wordt bewezenverklaard, kan slechts de helft van de factuur worden toegewezen, nu er telkens maar over één boormachine is gesproken. Wat betreft de weggenomen kleding heeft de advocaat aangevoerd dat hiervan geen aankoopbonnen zijn overgelegd. Zij heeft daarom verzocht een bedrag van maximaal
€ 50,00 voor de kleding toe te wijzen. Zij heeft daarnaast verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de schoenen, of de vordering op dit punt af te wijzen, omdat uit het dossier niet blijkt dat de benadeelde partij deze schoenen aan de politie heeft moeten afstaan. De kosten voor de autosleutel kunnen worden toegewezen, maar de kosten voor een reservesleutel niet. Deze kosten staan namelijk niet in causaal verband met het strafbare feit. De advocaat heeft zich wat betreft de tandartskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft tot slot verzocht de gevraagde vergoeding voor de immateriële schade te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade heeft opgelopen en waardeert deze schade als volgt.
Boormachine(s)
De rechtbank constateert dat op het verzoek tot schadevergoeding is vermeld dat er een vergoeding wordt gevraagd voor boormachine
s, terwijl uit de onderbouwing op deze kostenpost blijkt dat het gaat om een combiset in een zogenaamde Mbox. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze Mbox uit het voertuig van de benadeelde partij is weggenomen en dat de boormachines zich niet langer in deze box bevonden. Zij is derhalve van oordeel dat de kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit, waardoor de kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzochte bedrag van
€ 383,99 zal daarom worden toegewezen.
Kleding: spijkerbroek, t-shirt en schoenen
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek (pagina 287-292 van het einddossier) blijkt dat de spijkerbroek, het t-shirt en de schoenen van de benadeelde partij ten behoeve van een sporenonderzoek in beslag zijn genomen. De benadeelde partij heeft deze goederen niet meer teruggekregen. De rechtbank is van oordeel dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde feit, waardoor de schade voor vergoeding in aanmerking komt. Omdat de kleding zich in gebruikte toestand bevonden op het moment van inbeslagname, zal de rechtbank op de gevorderde nieuwprijs wel een bedrag in mindering brengen. Bij deze afschrijving zal de rechtbank uitgaan van de afschrijvingspercentages die door Slachtofferhulp Nederland worden gehanteerd. Rekening houdend hiermee, zal de rechtbank de volgende bedragen toewijzen:
  • € 60,30 voor de spijkerbroek (aanschafkosten € 90,00; datum aanschaf: eerder in 2019; afschrijvingspercentage 33% per jaar);
  • € 15,00 voor het t-shirt (aanschafkosten € 30,00; datum aanschaf: het jaar voordat de overval plaatsvond; afschrijvingspercentage 50% per jaar); en
  • € 148,00 voor de schoenen (aanschafkosten € 200,00; datum aanschaf: twee jaar voordat de overval plaatsvond; afschrijvingspercentage 13% per jaar).
Het totaal toe te wijzen bedrag aan kleding komt daarmee uit op € 223,30.
Gemiste inkomsten
De benadeelde partij stelt dat hij ten gevolge van het bewezenverklaarde niet heeft kunnen werken en daardoor inkomsten heeft gemist. Zijn totale inkomstenderving komt naar eigen zeggen uit op € 9.230,00. Ter onderbouwing is een verklaring van zijn administratiekantoor toegevoegd, waarin wordt gesproken over twee maanden omzetderving tegen een gemiddeld tarief en tegen een gemiddelde werkweek. Op basis van deze summiere onderbouwing kan de rechtbank niet vaststellen of en zo ja, hoeveel inkomsten de benadeelde partij heeft misgelopen als gevolg van het strafbare feit. Zo geldt dat omzetverlies niet hetzelfde is als winstverlies. Ook heeft de benadeelde partij niet nader onderbouwd (bijvoorbeeld aan de hand van verkregen opdrachten) wat zijn daadwerkelijke inkomsten waren in de periode voorafgaand aan het strafbare feit en welke opdrachten hij niet heeft kunnen verrichten als gevolg van het strafbare feit. Nu nader onderzoek hiernaar tot aanhouding van de zaak zou leiden, levert de behandeling van deze vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaart in dit gedeelte van de vordering. Hij kan dit gedeelte van de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Autosleutels
De rechtbank stelt vast dat de autosleutels van de benadeelde partij zijn weggenomen, ten gevolge waarvan de auto moest worden opgehaald door een garage en er nieuwe sleutels moesten worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten, waaronder de kosten voor een reservesleutel, in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit en dus voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzochte bedrag van € 435,90 zal daarom worden toegewezen.
Tandartskosten
De rechtbank stelt vast dat de voortand van de benadeelde partij door het toegepaste geweld is afgebroken en moest worden hersteld. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit en dus voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzochte bedrag van € 23,48 zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Op grond van de wet (artikel 6:106 aanhef en onder b BW) heeft een benadeelde recht op een naar billijkheid te bepalen immateriële schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daar is hier zonder meer sprake van. Mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en de specifieke omstandigheden van het voorliggende geval, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 936,00 billijk.
Conclusie
De rechtbank wijst de vonnis aldus toe tot een bedrag van € 1.066,67 aan materiële schade en € 936,00 aan immateriële schade. Deze bedragen zullen hoofdelijk worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 en de schadevergoedingsmaatregel.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal verdachte ook worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil (conform ook het door de benadeelde partij ingediende verzoek).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde:
14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair, 2 subsidiair en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
8 maandenvan de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen vijf werkdagen na zijn invrijheidsstelling zal melden bij Reclassering Nederland (Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht). Verdachte zal zich daarna blijven melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* mee zal werken aan diagnostiek en (daaruit voortvloeiende) behandeling door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft. ;
* zich zal onthouden van - direct of indirect - contact met [slachtoffer 2] (geboren op [1963] ), [slachtoffer 1] (geboren op [1967] ) en [medeverdachte] (geboren op [1999] ). De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- geeft Reclassering Nederland de opdracht om toe te zien op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijk uitvoerbaar
- bepaalt dat de opgelegde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel voorlopige hechtenis op het moment dat de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk is aan het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 3 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 2.002,67, bestaande uit
€ 1.066,67 aan materiële schade en € 936,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in zijn vordering tot vergoeding van gemiste inkomsten niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor overige af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.002,67 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter,
mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en H.J. ter Meulen, rechters,
bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
hebben/heeft weggenomen een autosleutel en/of een toegangssleutel van een bedrijfspand
en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem,
verdachte en/of zijn medeverdachte(s) bepaalde locatie te laten komen en/of
- die [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 2] een (nabootsing van een) vuurwapen te tonen, althans een (nabootsing van
een) vuurwapen zichtbaar voor de [slachtoffer 2] vast te houden;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer nog onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 15 augustus
2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft weggenomen een autosleutel en/of een
toegangssleutel van een bedrijfspand en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of die een of meer nog onbekende
personen en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem,
verdachte en/of zijn medeverdachte(s) bepaalde locatie te laten komen en/of
- die [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 2] een (nabootsing van een) vuurwapen te tonen, althans een (nabootsing van
een) vuurwapen zichtbaar voor de [slachtoffer 2] vast te houden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte bij welk misdrijf, verdachte, op of omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte]
en/of die een of meer nog onbekende personen per auto naar en/of vanaf de plaats des
misdrijfs te vervoeren en/of met zijn auto de doorgang voor (de auto van) die [slachtoffer 2] te
blokkeren,
althans door zijn auto ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte] en/of die nog
onbekende personen teneinde deze te kunnen gebruiken bij de uitvoering van dit misdrijf;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub
2 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
te dwingen tot de afgifte van een horloge en/of een geldbedrag van 10.000 euro, althans
een geldbedrag en/of een bankpas , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die
[slachtoffer 2] of aan een derde, toebehoorde
- door gebruik te maken van de naam " [naam] " met die [slachtoffer 2] hebben/heeft
afgesproken dat die [slachtoffer 2] naar een door hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(s)
bepaalde locatie zou komen en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt te
trappen en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer 2] een (nabootsing van een) vuurwapen hebben/heeft getoond, althans een
(nabootsing van een) vuurwapen zichtbaar voor de [slachtoffer 2] hebben/heeeft vast gehouden
en/of
- tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat zij/hij zijn horloge wilde(n) hebben en/of dat
die [slachtoffer 2] 10.000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, moest betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer nog onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 15 augustus
2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van
een horloge en/of een geldbedrag van 10.000 euro, althans een geldbedrag en/of een
bankpas , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een derde,
toebehoorde
- door gebruik te maken van de naam " [naam] " met die [slachtoffer 2] hebben/heeft
afgesproken dat die [slachtoffer 2] naar een door hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(s)
bepaalde locatie zou komen en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt te
trappen en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer 2] een (nabootsing van een) vuurwapen hebben/heeft getoond, althans een
(nabootsing van een) vuurwapen zichtbaar voor de [slachtoffer 2] hebben/heeeft vast gehouden
en/of
- tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat zij/hij zijn horloge wilde(n) hebben en/of dat
die [slachtoffer 2] 10.000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, moest betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte bij welk misdrijf, verdachte, op of
omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte]
en/of die een of meer nog onbekende personen per auto naar en/of vanaf de plaats des
misdrijfs te vervoeren en/of met zijn auto de doorgang voor (de auto van) die [slachtoffer 2] te
blokkeren, althans door zijn auto ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte] en/of die
nog onbekende personen teneinde deze te kunnen gebruiken bij de uitvoering van dit
misdrijf;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal en/of te Rhenen, in elk geval in het
arrondissment Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft
weggenomen een autosleutel en/of een boormachine (merk Makita), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem,
verdachte en/of zijn medeverdachte(s) bepaalde locatie te laten komen en/of
- die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen (waardoor die
[slachtoffer 1] een korte tijd buiten bewustzijn is geweest, althans een verminderd bewustzijn
heeft gehad);
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer nog onbekende perso(on(en) op of omstreeks 15 augustus
2019 te Veenendaal en/of te Rhenen tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft weggenomen
een autosleutel en/of een boormachine (merk Makita), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) en/of verdachte
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem,
verdachte en/of zijn medeverdachte(s) bepaalde locatie te laten komen en/of
- die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen (waardoor die
[slachtoffer 1] een korte tijd buiten bewustzijn is geweest, althans een verminderd bewustzijn
heeft gehad),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte bij welk misdrijf, verdachte, op of
omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal en/of te Rhenen opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die
[medeverdachte] en/of die een of meer nog onbekende personen per auto naar en/of vanaf de
plaats des misdrijfs te vervoeren en/of met zijn auto de doorgang voor (de auto van) die
[slachtoffer 1] te blokkeren,
althans door zijn auto ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte] en/of die nog
onbeonbekende personen teneinde deze te kunnen gebruiken bij de uitvoering van dit
misdrijf;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub
2 Wetboek van Strafrecht )Dient te worden aangevuld als volgt:
Feit 4.
Hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Veenendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 1,13 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne ,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2C jo 10 OW)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 februari 2020, genummerd 2019244440 (034RTKick), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 371. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 104.
3.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 105.
4.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 135.
5.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 136.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 149.
7.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , p. 204.
8.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , p. 205.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [woonplaats] ), opgemaakt door [verbalisant 2] en J. [verbalisant 3] , p. 157.
10.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [woonplaats] ), opgemaakt door [verbalisant 2] en J. [verbalisant 3] , p. 158.
11.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [woonplaats] ), opgemaakt door [verbalisant 2] en J. [verbalisant 3] , p. 160.
12.Een geschrift, te weten het NFI rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van diefstal met geweld gepleegd in Rhenen op 15 augustus 2019’, p. 208.
13.Een geschrift, te weten het NFI rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van diefstal met geweld gepleegd in Rhenen op 15 augustus 2019’, p. 210.
14.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 30.
15.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 56.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 364.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 365.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 366.
19.Proces-verbaal ter terechtzitting van 23 juni 2020.