Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJ
s, terwijl uit de onderbouwing op deze kostenpost blijkt dat het gaat om een combiset in een zogenaamde Mbox. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze Mbox uit het voertuig van de benadeelde partij is weggenomen en dat de boormachines zich niet langer in deze box bevonden. Zij is derhalve van oordeel dat de kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit, waardoor de kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzochte bedrag van
- € 60,30 voor de spijkerbroek (aanschafkosten € 90,00; datum aanschaf: eerder in 2019; afschrijvingspercentage 33% per jaar);
- € 15,00 voor het t-shirt (aanschafkosten € 30,00; datum aanschaf: het jaar voordat de overval plaatsvond; afschrijvingspercentage 50% per jaar); en
- € 148,00 voor de schoenen (aanschafkosten € 200,00; datum aanschaf: twee jaar voordat de overval plaatsvond; afschrijvingspercentage 13% per jaar).
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
8 maandenvan de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
€ 2.002,67, bestaande uit
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart de benadeelde partij in zijn vordering tot vergoeding van gemiste inkomsten niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor overige af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.002,67 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.