Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna te noemen: Vlasman
advocaat: mr. P.B.J. van den Oord
advocaat mr. B. van der Zijpp
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 4
- de akte wijziging eis met productie 5
- het schriftelijk verweer met producties 1 en 2 van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
- de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging van [bedrijf]
- de incidentele conclusie tot voeging aan de zijde van Dusseldorp van Vlasman
- de mondelinge behandeling van 30 juni 2020.
Vlasman heeft zich 24 uur voor de mondelinge behandeling aangediend, zodat Vlasman geen verweerschrift voor de mondelinge behandeling heeft ingediend.
3 juli 2020 vonnis zal worden gewezen.
2.Waar gaat het kort geding over?
Er zijn drie criteria met betrekking tot de kwaliteit, namelijk:
1. robuustheid van de planning
2. kwaliteit van het sloopplan
3. kwaliteit van projectbesturing door de inschrijver.
Een beoordelingsteam dat bestaat uit deskundige personen, is belast met de waardering van de meerwaarde van de inschrijvingen aan de hand van deze criteria. Het beoordelingsteam moet eerst individueel en daarna in consensus een cijfer (0, 1, 3, 7) toekennen aan de afzonderlijke criteria. Dit cijfer correspondeert dan weer met een fictieve korting. De maximale fictieve korting die voor deze drie criteria kan worden behaald is € 7.700.000.
8 mei 2020 aan alle inschrijvers laten weten dat [bedrijf] de winnaar is van de aanbesteding en dat zij daarom van plan is de opdracht aan [bedrijf] te gunnen. Dusseldorp en Vlasman zijn als derde en tweede geëindigd.
- het voorlopig gunningsvoornemen niet met inachtneming van artikel 2.130 Aanbestedingswet 2012 is gemotiveerd.
Dusseldorp vordert daarom in dit kort geding (na wijzigingen van eis):
a. intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing van 8 mei 2020
b. een verbod om de opdracht te gunnen aan [bedrijf] , althans een ander dan
Dusseldorp
c.
primairherbeoordeling van alle inschrijvingen door een nieuw beoordelingsteam
en
subsidiairstaking en gestaakt houden van de aanbestedingsprocedure.
a. de vorderingen van Dusseldorp worden afgewezen
de opdrachtverstrekking aan [bedrijf] .
3. Voeging Vlasman
4.De beoordeling
1. de beoordeling door het beoordelingsteam niet deugt
2. de voorlopige gunningsbeslissing niet met inachtneming van artikel 2.130
Aanbestedingswet 2012 is gemotiveerd.
gedeeltelijke meerwaarde”) heeft gekregen. Volgens haar had haar inschrijving hoger moeten worden gewaardeerd. Zij voert daarvoor verschillende argumenten aan.
De aanbestedende dienst (het beoordelingsteam) komt daarbij een ruime beoordelingsvrijheid toe. Zij moet daarbij wel blijven binnen het door haar vooraf bekend gemaakte beoordelingskader. Dit laatste is in dit kort geding echter geen punt van discussie, aangezien Dusseldorp niet aanvoert dat het beoordelingsteam bij de beoordeling van haar inschrijving buiten het vooraf bekend gemaakte toetsingskader is getreden.
Daarbij wordt benadrukt dat het niet aan de voorzieningenrechter is om op de stoel van de (de beoordelingscommissie van de) aanbestedende dienst te gaan zitten en te bepalen welk cijfer volgens hem had moeten worden gegeven. Dit is alleen al zo, omdat de voorzieningenrechter de deskundigheid die daarvoor nodig is niet heeft.
Het gaat alleen om de door het beoordelingsteam aan de inschrijving van Dusseldorp gegeven waardering, waarbij zoals gezegd het beoordelingsteam een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft.
Dit argument gaat niet op. Het is aan het beoordelingsteam om de inschrijvingen van de inschrijvers te beoordelen en te waarderen en niet aan de inschrijver zelf. Dat
Dusseldorp dus vindt dat zij een hogere waardering had moeten krijgen, maakt nog niet dat de beoordeling van het beoordelingsteam niet deugt. Er zijn geen aanknopingspunten dat de waardering door het beoordelingsteam van de inschrijving van Dusseldorp klaarblijkelijk niet goed is. De motivering die voor die waardering is gegeven sluit aan op het toegekende cijfer en de omschrijving daarvan in de inschrijvingsleidraad.
Ook dit argument gaat niet op. In de voorlopige gunningsbeslissing die aan Dusseldorp is gezonden zijn de scores die aan Dusseldorp voor de drie subgunningscriteria voor kwaliteit zijn gegeven gemotiveerd onder het kopje “
Argumentatie bij de waardering op hoofdlijnen”.
Aan Dusseldorp kan worden toegegeven dat dit geen volledige motivering is en dat de motivering ten aanzien van sommige punten beter had gekund, maar dit betekent nog niet dat de beoordeling van de inschrijving van Dusseldorp door het beoordelingsteam onjuist is en dus niet deugt. Daarvoor is meer nodig.
aan de gestelde eisen.
• De benoemde risico’s zijn goed uitgewerkt maar bieden inhoudelijk geen meerwaarde
voor de verlaging van het risicoprofiel
• De planning is niet bruikbaar voor voortgangsanalyse vanwege het niet op orde zijn van
het netwerk.
het ontbreken van een analyse wordt bedoeld”. Dat dit misschien onduidelijk is, betekent nog niet dat de beoordeling door het beoordelingsteam onjuist is. Daarbij moet worden betrokken dat dit slechts een uitgelicht onderdeel betreft en dat dit oordeel niet alleen bepalend is voor de waardering van het gunningscriterium. Het gaat om de beoordeling van het plan van aanpak in zijn geheel.
kwaliteit van het sloopplan” en “
kwaliteit van projectsturing door de inschrijver” anders dan het beoordelingsteam heeft geoordeeld wel SMART is ingeschreven. Volgens haar heeft het beoordelingsteam onvoldoende acht geslagen op wat zij in haar plan van aanpak heeft vermeld.
Ook dit argument gaat, zoals hierna in 4.12. tot en met 4.14. wordt uitgelegd, niet op.
kwaliteit van het sloopplan”:
U zet een geluidswal in die volgens de leverancier 33 dB reduceert. Omdat niet is aangegeven welke geluidswaarde wordt gecreëerd door de sloopmethode is niet SMART of deze maatregel een voordeel of een verslechtering veroorzaakt ten opzichte van de gestelde eisen.
2.3 “Door slimme inrichting van de werkvolgorde beperken we het aantal verplaatsingen”.
Hierbij is geen invulling gegeven wat deze slimme inrichting inhoudt.
kwaliteit van projectsturing door de inschrijver”:
gedeeltelijke meerwaarde” en daarom conform het bepaalde in de inschrijvingsleidraad een 1 heeft gegeven voor deze gunningscriteria. Dit is niet onbegrijpelijk, omdat door het ontbreken van het SMART uitwerken de meerwaarde en daarmee de mate van innovativiteit niet goed kan worden beoordeeld.
kwaliteit van het sloopplan” wordt gegeven ten aanzien van het onderdeel “geluidswal” onnavolgbaar is, omdat het voor zichzelf spreekt dat de geluidswal tot reductie van geluidsoverlast leidt.
Dusseldorp wordt daarin niet gevolgd. Het beoordelingsteam heeft gevonden dat dit onderdeel niet of onvoldoende SMART is uitgewerkt. Dusseldorp had concreter moeten maken welke effecten het inzetten van de geluidswal zouden hebben, en heeft dit naar het oordeel van het beoordelingsteam niet/onvoldoende gedaan. Dat is iets waar het beoordelingsteam over gaat. Alleen als zij daarbij onjuiste informatie betrekt dan is er mogelijk reden voor ingrijpen. Dat dit zo is, is echter niet gebleken.
Ook dit argument gaat niet op omdat daaraan in wezen uitsluitend de opvatting van Dusseldorp ten grondslag ligt dat de sturing vooraf hetzelfde is als de planning. De juistheid van dit uitgangspunt is door Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden gemotiveerd weersproken door er op te wijzen dat de sturing vooraf betrekking heeft op de projectbesturing, te weten de wijze waarop processen worden ingericht en het management wordt georganiseerd. Het SMART weergeven van de projectbesturing was hetgeen het beoordelingsteam miste in de inschrijving van Dusseldorp. Dat oordeel is in het licht van het beoordelingskader “kwaliteit van de projectbesturing door de inschrijver” niet onbegrijpelijk en evenmin onjuist.
tot een integrale herbeoordeling en subsidiair tot staking en gestaakt houden van de aanbetstedingsprocedure zullen worden afgewezen.
€ 980 voor salaris advocaat.
5.De beslissing
5.13. veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van Vlasman tot op heden begroot op € 980, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling