ECLI:NL:RBMNE:2020:2582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1537
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van scholingsvoucher door het Uwv wegens onterecht gebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had een scholingsvoucher van € 2.500,- ontvangen voor het volgen van een opleiding tot vrachtwagenchauffeur. Echter, de eiser heeft deze voucher gebruikt voor een andere opleiding, namelijk tot matroos voor de binnenvaart, zonder toestemming van het Uwv. Het Uwv heeft daarop besloten het bedrag van de scholingsvoucher terug te vorderen, omdat de eiser niet de opleiding heeft gevolgd waarvoor de voucher was bedoeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in de veronderstelling verkeerde dat hij de scholingsvoucher ook voor de opleiding tot matroos mocht gebruiken, omdat het Uwv hem succes had gewenst met deze nieuwe opleiding. De rechtbank oordeelde echter dat deze veronderstelling niet terecht was, aangezien de scholingsvoucher specifiek was toegekend voor de opleiding tot vrachtwagenchauffeur. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser niet tijdig een nieuwe aanvraag voor een scholingsvoucher had ingediend voor de opleiding tot matroos, wat ook een reden was voor de terugvordering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de terugvordering van het Uwv terecht was. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, en mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv een bedrag van
€ 2.500,- van eiser teruggevorderd, omdat hij ten onrechte een scholingsvoucher ter waarde van dit bedrag heeft ontvangen.
Bij besluit van 20 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om uitspraak te doen zonder dat zij gehoord zijn op een zitting. De rechtbank heeft bepaald dat de zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 22 april 2020 gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiser heeft vanaf augustus 2016 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan heeft eiser een scholingsvoucher aangevraagd voor het volgen van een opleiding tot vrachtwachtenchauffeur. Bij besluit van 19 december 2016 heeft het Uwv aan eiser een scholingsvoucher ter waarde van € 2.500,- toegekend voor het volgen van deze opleiding. Het Uwv heeft dit bedrag aan eiser overgemaakt. Naar aanleiding van een onderzoek naar besteding van de scholingsvoucher, heeft eiser aan het Uwv laten weten dat hij de opleiding tot beroepschauffeur heeft gestaakt in verband met lichamelijke klachten. In plaats van een opleiding tot beroepschauffeur heeft hij een opleiding tot matroos voor de binnenvaart gevolgd en afgerond. Eiser heeft een vaste baan gevonden in de binnenvaart en heeft zich per 5 februari 2018 bij het Uwv uitgeschreven als werkzoekende. Vervolgens heeft het Uwv het primaire en het bestreden besluit genomen. Eiser heeft een betalingsregeling met het Uwv van € 70,- per maand getroffen in afwachting van het resultaat van dit beroep.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Het Uwv heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser de scholingsvoucher voor een andere opleiding heeft gebruikt dan waarvoor deze is aangevraagd. Het Uwv heeft eiser hiervoor geen toestemming gegeven. Een nieuwe aanvraag van eiser voor een scholingsvoucher kan volgens het Uwv niet leiden tot het opnieuw toekennen van een scholingsvoucher, omdat een nieuwe aanvraag binnen twee weken na de start van de scholing moet zijn aangevraagd. Het Uwv verwijst daarbij naar de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep (Regeling).
Wettelijk kader
3. Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de subsidieaanvraag voor scholing aan een persoon die als werkzoekende bij het Uwv is geregistreerd uiterlijk twee weken na aanvang van de scholing bij het Uwv wordt ingediend. Op grond van artikel 6, eerste lid, onder a, van de Regeling wordt de subsidie geweigerd als de volledige aanvraag is ontvangen na de hiervoor genoemde termijn. De subsidie wordt ook geweigerd indien ten behoeve van dezelfde rechthebbende al eerder subsidie voor scholing op grond van de Regeling is verleend (artikel 6, eerste lid, onder b, van de Regeling). Artikel 13 van de Regeling bepaalt dat de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk wordt teruggevorderd indien deze ten onrechte is verstrekt. Dit betekent dat de schuldenaar verplicht is om een onverschuldigde betaling terug te betalen.
Standpunt van eiser
4. Eiser voert aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij de scholingsvoucher mocht gebruiken voor het volgen van de opleiding tot matroos voor de binnenvaart. Het Uwv heeft hem namelijk in reactie op zijn melding dat hij een andere opleiding dan de opleiding tot vrachtwagenchauffeur ging volgen, succes gewenst met de nieuwe opleiding.
Oordeel van de rechtbank
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht het aan eiser verstrekte bedrag van
€ 2.500,- heeft teruggevorderd.
5.2.
Op 19 december 2016 heeft het Uwv de scholingsvoucher voor het volgen van een opleiding tot vrachtwagenchauffeur aan eiser toegekend. Eiser is echter medio april/mei 2017 met de opleiding tot matroos voor de binnenvaart gestart. Dit is dus een andere opleiding dan die waarvoor de voucher bedoeld was. Omdat eiser niet de opleiding tot vrachtwagenchauffeur heeft gevolgd, had hij achteraf gezien dus geen recht op de scholingsvoucher. Verweerder is daarom verplicht om het uitgekeerde bedrag terug te vorderen van eiser. De rechtbank is verder van oordeel dat eiser uit de omstandigheid dat het Uwv hem succes heeft gewenst met zijn opleiding tot matroos voor de binnenvaart niet mocht afleiden dat de verleende voucher ook gebruikt mocht worden voor deze opleiding.
5.3.
Voor zover eisers melding dat hij de opleiding tot matroos voor de binnenvaart ging volgen, zou moeten worden opgevat als een nieuwe aanvraag voor een scholingsvoucher, stelt de rechtbank vast dat die aanvraag niet uiterlijk twee weken nadat de scholing tot matroos voor de binnenvaart is gestart, is ingediend. Dus ook in dat geval zou eiser geen recht hebben op een scholingsvoucher. Daarnaast had het Uwv een aanvraag voor een scholingsvoucher ten behoeve van de opleiding tot matroos voor de binnenvaart niet kunnen toekennen, omdat het Uwv al eerder een subsidie voor scholing op grond van de Regeling aan eiser had verleend voor het volgen van de opleiding tot vrachtwagenchauffeur.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 juni 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.