ECLI:NL:RBMNE:2020:2581

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3911
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw), welke aanvraag door verweerder op 21 maart 2019 werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft dit bezwaar op 23 augustus 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De zitting vond plaats op 29 juni 2020 via een Skypeverbinding, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank had eerder een verzoek van eiser om een fysieke zitting af te houden afgewezen, omdat eiser via zijn telefoon aan de Skype-zitting kon deelnemen. Tijdens de zitting was alleen de gemachtigde van verweerder aanwezig.

Eiser voerde aan dat hij in een financieel uitzichtloze situatie verkeert en dat er dringende redenen zijn om hem bijzondere bijstand toe te kennen. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden van beroep niet voldoende onderbouwd waren en dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. De rechtbank concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren die een toekenning van bijzondere bijstand rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De rechtbank adviseerde eiser om samen met de gemeente te werken aan een blijvende oplossing voor zijn huisvestingsprobleem, in plaats van herhaaldelijk aanvragen voor bijzondere bijstand in te dienen. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3911

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: J.C. de Roos).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor verschillende kostenposten afgewezen.
Bij besluit van 23 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting door middel van een Skypeverbinding op
29 juni 2020. De rechtbank heeft op 18 juni 2020 van eisers gemachtigde een verzoek om uitstel van de zitting ontvangen. Hij heeft de rechtbank verzocht om een fysieke zitting te houden, omdat eiser niet over de technische middelen beschikt om de zitting via Skype bij te wonen.
Bij brief van 22 juni 2020 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft eisers gemachtigde erop gewezen dat, zoals ook volgt uit de bijlage bij de uitnodiging van de Skype zitting, eiser via zijn telefoon kan deelnemen aan een Skype zitting. Eiser heeft dus geen technische middelen nodig om de zitting bij te kunnen wonen.
Bij brief van 26 juni 2020 heeft de gemachtigde van eiser wederom verzocht om een fysieke zitting te houden. Volgens de gemachtigde van eiser leidt een zitting via een telefoonverbinding ertoe dat eiser geen eerlijke behandeling krijgt. De gemachtigde van eiser heeft meegedeeld dat, als de rechtbank het verzoek tot het houden van een fysieke zitting afwijst, eiser en de gemachtigde niet zullen deelnemen aan de zitting via Skype.
Op 26 juni 2020 heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gemachtigde van eiser. Zij heeft via de secretaresse aan de gemachtigde meegedeeld dat het verzoek om een fysieke zitting te houden wordt afgewezen. Tevens heeft zij meegedeeld dat, als tijdens de behandeling ter zitting blijkt dat eiser op enigerlei wijze in zijn belang wordt geschaad, de rechter de behandeling ter zitting zal schorsen en hij ertoe zal overgaan om op een later moment de behandeling in fysieke vorm voort te zetten. Eiser en zijn gemachtigde hebben op deze laatste mededeling niet meer gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2020 via een Skypeverbinding. Eiser en zijn gemachtigde hebben niet deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat heeft verweerder besloten?
1. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van bijzondere bijstand als volgt gemotiveerd:
-de hond, het rijbewijs, de pasfoto’s, de ziektekostenverzekering: het betreffen algemene kosten van bestaan die eiser kan voldoen uit de bijstandsnorm [1] ;
-de ontheffing van restricties: deze kosten doen zich (nog) niet voor [2] ;
-de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de WA-verzekering: deze kosten zijn niet noodzakelijk voor het bestaan [3] ;
-medische kosten voor psychische hulp en reiskosten naar psychiater: er is een voorliggende voorziening in de vorm van de Zorgverzekeringswet [4] ;
-de huurschuld: er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor de aflossing van een huurschuld, omdat eiser bij het ontstaan daarvan of nadien beschikte over middelen om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien [5] .
Verweerder meent dat er geen zeer dringende redenen zijn die hem ertoe hadden moeten brengen om aan eiser alsnog bijzondere bijstand te verlenen. [6]
Wat vindt eiser ervan?
2. In beroep voert eiser aan dat er wel degelijk zeer dringende redenen zijn om hem alsnog bijzondere bijstand toe te kennen. Hij stelt in een financieel uitzichtloze situatie te verkeren: zijn huurlast gaat steeds omhoog, terwijl zijn bijstandsuitkering steeds daalt. Hierdoor is het voor hem onmogelijk om de gebruiksgoederen uit de draagkracht te voldoen. Eiser stelt voorts dat hij ook geen stofzuiger en koelkast kan betalen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De beroepsgrond over de stofzuiger en de koelkast slaagt niet. De aanvraag om bijzondere bijstand zag namelijk niet op deze kostenposten. De rechtbank stelt verder vast dat eiser de gronden voor de afwijzing van de andere kostenposten niet heeft bestreden.
4. De gronden van beroep spitsen zich toe op de gestelde omstandigheid dat eiser in structurele financiële problemen verkeert. Deze omstandigheid dient er volgens eiser toe te leiden dat ten aanzien van hem een zeer dringende reden dient te worden aangenomen, op basis waarvan aan hem alsnog bijzondere bijstand moet worden toegekend. De rechtbank is niet gebleken van enige nadere onderbouwing van die financiële situatie. Al om die reden heeft verweerder het beroep van eiser op de zeer dringende redenen terecht afgewezen. De beroepsgrond faalt dus. Eiser heeft veel nieuwsartikelen over de problematiek rondom bijstand en huur en de toelichtingen daarop ingebracht. Dit alles leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Deze artikelen en toelichtingen zien immers niet op de specifieke situatie van eiser.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank wil eiser verder nog het volgende in overweging geven. Van verweerder heeft de rechtbank begrepen dat de kern van het probleem is dat eiser in een huurwoning woont die, gelet op zijn bijstandsuitkering, te duur is. De gemeente is bereid om met eiser te zoeken naar een blijvende oplossing van zijn probleem. Een onderdeel van die oplossing kan zijn dat eiser door de gemeente wordt gefaciliteerd naar een andere, goedkopere woning. De rechtbank geeft eiser mee dat het wellicht verstandiger is om samen met de gemeente te werken aan zo’n blijvende oplossing, in plaats van steeds maar weer aanvragen voor bijzondere bijstand in te dienen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2020 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 35, eerste lid, van de Pw.
2.Idem.
3.Idem.
4.Artikel 15, eerste lid, van de Pw.
5.Artikel 13, eerste lid, onder g, van de Pw.
6.Op grond van artikel 16, eerste lid, dan wel artikel 49, aanhef en onder b, van de Pw.