ECLI:NL:RBMNE:2020:2572

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 20/682
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was tegen de Belastingdienst / Toeslagen. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst, genomen op 23 december 2019. Op 25 maart 2020 heeft de Belastingdienst medegedeeld dat het besluit werd ingetrokken, wat verzoekster wilde. Hierna trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, alleen kosten gemaakt door een professionele (juridische) hulpverlener komen voor vergoeding in aanmerking. Verzoekster heeft niet aangetoond dat zij een advocaat of beroepsmatig rechtsbijstandverlener heeft ingeschakeld, en de rechtbank concludeert dat er geen proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank beslist dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, maar dat de Belastingdienst wel het griffierecht aan verzoekster moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/682

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 14 april 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 23 december 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 25 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 23 december 2019 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Door verzoekster is niet aannemelijk gemaakt dat verzoekster een advocaat of een beroepsmatig rechtsbijstandverlener heeft aan wie zij een vergoeding verschuldigd is voor hulp in deze procedure. De rechtbank stelt vast dat geen van de proceshandelingen in beroep is verricht door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat verzoekster in beroep proceskosten heeft gemaakt die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
4. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.