In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was tegen de Belastingdienst / Toeslagen. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst, genomen op 23 december 2019. Op 25 maart 2020 heeft de Belastingdienst medegedeeld dat het besluit werd ingetrokken, wat verzoekster wilde. Hierna trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, alleen kosten gemaakt door een professionele (juridische) hulpverlener komen voor vergoeding in aanmerking. Verzoekster heeft niet aangetoond dat zij een advocaat of beroepsmatig rechtsbijstandverlener heeft ingeschakeld, en de rechtbank concludeert dat er geen proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank beslist dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, maar dat de Belastingdienst wel het griffierecht aan verzoekster moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.