ECLI:NL:RBMNE:2020:2570

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 20/620
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.L. Brandsma, had een beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen, dat op 20 januari 2020 was genomen. Na een herziening van dit besluit door de verweerder op 27 maart 2020, trok verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder stelde dat de zaak enkel betrekking had op de proceskosten en dat er een wegingsfactor van 0,5 van toepassing moest zijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder gelijk had en stelde de proceskosten vast op € 262,50, waarbij rekening werd gehouden met de wegingsfactor. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. De rechtbank heeft aangegeven dat de uitspraak alsnog openbaar zal worden uitgesproken zodra dit weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/620

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I.L. Brandsma),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 24 april 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 20 januari 2020 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 27 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 20 januari 2020 en dat hij dit besluit met een aanvulling herziet. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven dat hij een lager bedrag aan proceskosten aan verzoeker wil betalen. Volgens verweerder heeft de zaak enkel betrekking op de proceskosten, zodat een wegingsfactor 0,5 (licht) dient te gelden.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk. Verweerder zal de proceskosten van verzoeker moeten betalen. Omdat de zaak enkel betrekking heeft op de hoogte van de vergoeding van de kosten die verzoeker gemaakt heeft in bezwaar, zal de rechtbank een wegingsfactor 0,5 hanteren.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 262,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5).
6. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.