ECLI:NL:RBMNE:2020:2567

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/4506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen besluit Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, woonachtig in de Verenigde Staten, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, genomen op 7 september 2019. Op 4 maart 2020 heeft de Belastingdienst medegedeeld dat zij terugkomt op het eerder genomen besluit en dit intrekt. Hierdoor heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoeker om vergoeding van de kosten die verband houden met het beroepschrift en de griffiekosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 525,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor van 1.

Daarnaast is bepaald dat verweerder ook het griffierecht aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 525,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4506

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , [woonplaats] , te Verenigde Staten, verzoeker

(gemachtigde: mr. J.W.H. Buiting),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 7 april 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 7 september 2019 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 4 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 7 september 2019 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de kosten aangaande het beroepschrift en de griffiekosten te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb
).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.