ECLI:NL:RBMNE:2020:256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
8135890
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling arbeidsovereenkomst en loondoorbetalingsverplichting tussen verzoekster en verweerster

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als verweerster. De verzoekster heeft verzocht om vast te stellen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen tussen haar en de verweerster, en om de verweerster te veroordelen tot betaling van het overeengekomen salaris van € 6.800 bruto per maand, alsook om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. De verweerster heeft betwist dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en heeft een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend om de verzoekster te veroordelen tot betaling van de proceskosten indien de kantonrechter oordeelt dat er geen arbeidsovereenkomst is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, gebaseerd op de communicatie tussen partijen en de gemaakte afspraken over de arbeidsvoorwaarden. De rechter oordeelde dat de verzoekster er op mocht vertrouwen dat zij in dienst zou treden bij de verweerster, en dat de verweerster niet duidelijk had gemaakt dat de arbeidsovereenkomst niet via haar zou lopen. De kantonrechter heeft de verzoeken van de verzoekster grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van het salaris en de verstrekking van salarisspecificaties. De verweerster is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoekster. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken in arbeidsrelaties, en bevestigt dat een arbeidsovereenkomst kan ontstaan door aanbod en aanvaarding, zelfs als de formele contractuele afspraken nog niet zijn vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8135890 UE VERZ 19-321 JD/40888
Beschikking van 17 januari 2020
in de zaak van
[verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. C.M. Dreef,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J. Rosendahl.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] ;
  • het verweerschrift tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerster] ;
  • een brief van [verzoekster] met als bijlage productie 31;
  • een brief van [verweerster] met als bijlagen producties 24 tot en met 26.
1.2.
De zaak is met partijen besproken op de zitting van 6 december 2019. Daarbij was [verzoekster] met haar gemachtigde aanwezig. Namens [verweerster] was haar bestuurder de heer [A] met de gemachtigde aanwezig. Partijen hebben over en weer op elkaars stellingen kunnen reageren. De griffier heeft van de zitting aantekeningen gemaakt. Op de zitting is afgesproken dat partijen alsnog zouden proberen om samen tot een oplossing te komen. Op 13 december 2019 heeft de gemachtigde van [verzoekster] laten weten dat dit niet is gelukt.
1.3.
Hierna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is een onderneming die actief is op het gebied van werving, selectie en detachering van (sales)personeel.
2.2.
In mei 2019 heeft [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1969, kennisgemaakt met [B] en [A] van [verweerster] .
2.3.
Op 6 juni 2019 heeft het bedrijf [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] ) aan [verweerster] opdracht gegeven om kandidaten aan te dragen voor twee vacatures op haar salesafdeling. [A] (hierna: [A] ) heeft in juni 2019 [verzoekster] benaderd in verband met één van deze vacatures bij [bedrijfsnaam] .
2.4.
Op 5 juli 2019 is er een gesprek geweest tussen [verzoekster] , [A] en [C] , werkzaam bij [bedrijfsnaam] . Bij dit gesprek heeft [C] namens [bedrijfsnaam] voorgesteld dat [verzoekster] op 1 september 2019 bij [bedrijfsnaam] aan de slag kon. [verzoekster] heeft toen bedenktijd gevraagd.
2.5.
Ongeveer een week na het gesprek op 5 juli 2019 heeft [verzoekster] de functie aanvaard per 1 oktober 2019. Deze latere ingangsdatum was voor zowel [verweerster] als [bedrijfsnaam] geen probleem.
2.6.
Op 16 juli 2019 heeft [verzoekster] de arbeidsvoorwaarden met [A] afgestemd.
2.7.
Op 23 juli 209 heeft [A] aan [verzoekster] een pro forma loonberekening gestuurd. Op diezelfde dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en [C] over de inhoud en de invulling van de functie. [C] liet bij dit gesprek weten dat hij nog geen keuze had gemaakt of [verzoekster] via [verweerster] zou gaan werken of rechtstreeks in dienst zou treden bij [bedrijfsnaam] .
2.8.
Op 24 juli 2019 heeft [A] aan [verzoekster] een formulier ‘eerstedagsmelding’ op briefpapier van [verweerster] gestuurd. Bovenaan dit formulier staat: ‘persoonlijke gegevens van de nieuwe werknemer’. [verzoekster] heeft dit formulier dezelfde dag nog ingevuld en retour gestuurd aan [verweerster] . Ook heeft [A] haar die dag via WhatsApp een foto gestuurd van een auto uit de BMW 1-serie die aan haar ter beschikking zou worden gesteld.
2.9.
Op 12 augustus 2019 stuurt [A] het volgende WhatsAppbericht aan [verzoekster] :
‘Het staat op papier zoals iedereen het wil, nog even akkoord van [voornaam van C] en dan is het rond. Ga er vanuit dat we morgen de inschrijving kunnen doen en dat je het contract krijgt.’.
2.10.
Op 14 augustus 2019 heeft [bedrijfsnaam] aan [verweerster] laten weten dat zij nog geen beslissing heeft genomen over de manier waarop [verzoekster] in dienst zou treden. Wel mogen de voorwaarden met [verzoekster] gedeeld worden. [A] stuurt diezelfde dag nog een e‑mailbericht aan [verzoekster] :
‘Beste [voornaam van verzoekster] ,
Hierbij de bevestiging dat je per 01-10-2019 bij [bedrijfsnaam] aan de slag gaat tegen onderstaande voorwaarden:
€ 6800,- bruto p/mnd op basis van 40 uur per week.
Auto van de zaak (BMW 1-serie)
Telefoon van de zaak
25 vakantiedagen
13 ADV-dagen in tijd of salaris
8% vakantiegeld
Onkostenvergoeding
(…)’
[verzoekster] reageert meteen op dit bericht:
‘(…)Klein detail ; pensioen staat niet in het rijtje vermeld en notitie voor ons allen dat wij de commissie regeling nog als bijlage bij het contract moeten stoppen. (…)’.
[A] antwoordt daarna als volgt:
‘Klopt. Pensioen komt zit er ook bij.
De bonus stem je met [voornaam van C] definitief af en kan apart getekend worden. (…)’.
2.11.
Op 20 augustus 2019 stuurt [D] , medewerkster bij [verweerster] , een e‑mailbericht aan [verzoekster] waarin staat dat [verzoekster] als werknemer staat ingeschreven.
2.12.
Op 9 september 2019 heeft [verzoekster] aan [A] het volgende e-mailbericht gestuurd:
‘Hoi [voornaam van A] ,
Laten we van het positieve uitgaan!
Morgen wordt het contract afgerond, [verweerster] of rechtstreeks [bedrijfsnaam] . De details, de onderdelen van het contract moeten dan wel volledig zijn, in jouw opsomming (…) ontbreekt nog dat het gaat om een 1-jarig contract. Daar we hebben besloten dat 6 maanden werkelijk te kort is om het doel (ons allen bekend) vanuit deze functie te kunnen behalen.
(…)’.
2.13.
Op 9 september 2019 heeft [bedrijfsnaam] aan [A] laten weten dat zij [verzoekster] en nog een andere kandidaat hadden gekozen om bij haar in dienst te treden. [bedrijfsnaam] moest dit alleen nog kortsluiten met de accountant.
2.14.
Op 16 september 2019 laat [C] telefonisch aan [verzoekster] weten dat hij van de deal afziet. Er is geen toestemming van de aandeelhouder van [bedrijfsnaam] .
2.15.
Op 19 september 2019 ontdekt [A] dat [C] op 16 augustus 2019 een e‑mailbericht heeft gestuurd dat hij niet eerder had gelezen omdat dit bericht in de spam-inbox van [D] terecht was gekomen. In dit bericht staat onder meer:
‘- V.w.b. tot totstandkoming contract heb ik een voorbehoud gemaakt m.b.t. instemming/akkoord aandeelhouder’.

3.De verzoeken

3.1.
[verzoekster] heeft de kantonrechter verzocht om, kort samengevat:
primair:
  • voor recht te verklaren dat tussen [verzoekster] en [verweerster] een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar tot stand is gekomen;
  • de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerster] te vernietigen;
  • [verweerster] te veroordelen tot betaling van:
  • het overeengekomen salaris van € 6.800 (bruto) per maand, vanaf 1 oktober 2019, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
  • de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [verweerster] te veroordelen om aan [verzoekster] salarisspecificaties te verstrekken vanaf 1 oktober 2019, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag met een maximum van € 10.000;
  • [verweerster] te veroordelen om aan [verzoekster] een telefoon en de overeengekomen auto (BMW 1‑serie) ter beschikking te stellen tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
subsidiair:
  • voor recht te verklaren dat tussen [verzoekster] en [verweerster] een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar tot stand is gekomen;
  • voor recht te verklaren dat het gegeven ontslag op staande voet onterecht c.q. niet rechtsgeldig is gegeven;
  • [verweerster] te veroordelen tot betaling van:
  • een gefixeerde schadevergoeding van € 88.128 bruto;
  • een billijke vergoeding van € 20.000;
  • de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[verweerster] heeft een (voorwaardelijk) tegenverzoek ingediend. Indien de kantonrechter oordeelt dat geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen verzoekt [verweerster] [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten.

4.De beoordeling

Arbeidsovereenkomst tot stand gekomen?
4.1.
[verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat [verzoekster] niet ontvankelijk is in haar verzoeken omdat niet [verweerster] , maar [bedrijfsnaam] had moeten worden betrokken in de procedure. Subsidiair stelt [verweerster] dat tussen haar en [verzoekster] nooit een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. [verweerster] is door [bedrijfsnaam] gevraagd om te voorzien in werving en selectie van twee vacatures. Het uitgangspunt was dat [verweerster] vraag en aanbod bij elkaar zou brengen en [verzoekster] direct bij [bedrijfsnaam] in dienst zou treden.
4.2.
Dit standpunt van [verweerster] wordt niet gevolgd. De kantonrechter oordeelt dat tussen [verweerster] en [verzoekster] wel een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Het aanbod van [verweerster] blijkt uit de e-mailberichten en WhatsAppberichten. Dat aanbod hield in dat [verzoekster] per 1 oktober 2019 bij [bedrijfsnaam] zou gaan werken en dat [bedrijfsnaam] zou mogen kiezen of [verzoekster] dat via [verweerster] zou gaan doen of rechtstreeks bij [bedrijfsnaam] in dienst zou treden. [verzoekster] heeft vanaf het begin af aan laten weten dat zij geen voorkeur had en beide opties aanvaardde. [verweerster] heeft geen voorbehoud gemaakt. Daarom mocht [verzoekster] er van uit gaan dat zij ofwel rechtstreeks bij [bedrijfsnaam] ofwel bij [verweerster] in dienst zou treden om gedetacheerd te worden. [verweerster] heeft aan [verzoekster] niet duidelijk gemaakt wat de gevolgen zouden zijn als [bedrijfsnaam] de stekker eruit zou trekken en ook niet dat ‘via [verweerster] ’ in haar visie betekende dat [verzoekster] formeel bij een gelieerde payrollonderneming in dienst zou komen. Daarnaast is van belang dat [verweerster] met [verzoekster] afspraken heeft gemaakt over de arbeidsvoorwaarden, niet alleen over het salaris, maar ook over bijkomende voorwaarden zoals de auto. [A] heeft foto’s van de specifieke BMW-1 die voor [verzoekster] was bestemd naar haar geappt. Ook heeft [verzoekster] feitelijk bij [verweerster] ingeschreven gestaan als werknemer en heeft [verzoekster] als nieuwe werknemer op verzoek van [verweerster] een formulier eerstedagsmelding ingevuld.
4.3.
Gelet op deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen door middel van aanbod en aanvaarding. Het beroep van [verweerster] dat het ongebruikelijk is dat zij als ‘doorgeefluik’ een aanbod zou hebben gedaan, gaat in dit geval niet op. Dat [verweerster] in de regel van andere constructies gebruik maakt om personeel te kunnen leveren, neemt niet weg dat [verzoekster] in dit geval het aanbod heeft mogen begrijpen als een aanbod om bij [verweerster] in dienst te treden. Dat betekent dat [verzoekster] terecht [verweerster] als haar contractspartij heeft aangemerkt en dat de verklaring voor recht dat tussen [verzoekster] en [verweerster] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen daarom wordt toegewezen.
Vernietiging opzegging?
4.4.
[verzoekster] verzoekt in deze procedure om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft betwist dat zij een opzegging heeft gedaan. De kantonrechter zal dit verzoek afwijzen omdat niet is gebleken dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst wel heeft opgezegd. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst op dit moment nog steeds bestaat.
Betaling salaris, wettelijke rente en salarisspecificaties
4.5.
[verzoekster] verzoekt in deze procedure ook om [verweerster] te veroordelen tot betaling van het overeengekomen salaris van € 6.500 per maand vanaf 1 oktober 2019 tot de einddatum. In dit geval is sprake van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar, waarbij tussen partijen is afgesproken dat deze niet tussentijds opzegbaar is. De omstandigheid dat [verweerster] geen werk heeft voor [verzoekster] en dat zij noodgedwongen ‘op de bank moet zitten’ is een omstandigheid die voor risico van [verweerster] is. Het loon kan daarom worden toegewezen voor zover dit opeisbaar is. Dat is op dit moment het loon over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019. De verzochte wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen vanaf de dag van opeisbaarheid van de bedragen. Daarnaast wordt [verweerster] ook veroordeeld om de salarisspecificaties over deze maanden aan [verzoekster] te verstrekken. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een dwangsom op te leggen omdat aangenomen kan worden dat [verweerster] de specificaties zal verstrekken. [verweerster] zal ook veroordeeld worden loon te betalen over de maanden tot 1 oktober 2020 voor zover de arbeidsovereenkomst voor die tijd niet geëindigd is.
4.6.
Namens [verweerster] is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de loonvordering waarschijnlijk niet volledig tot 1 oktober 2020 zal kunnen voldoen vanwege haar slechte financiële situatie. De kantonrechter realiseert zich dat [verweerster] geen rekening heeft gehouden met het niet doorgaan van de detachering bij [bedrijfsnaam] . Dat bedrijfsrisico kan zij echter niet afwentelen op [verzoekster] . [verweerster] zal haar uiterste best moeten doen om ander werk voor [verzoekster] te vinden. En [verzoekster] zal, uiteraard binnen de grenzen van het redelijke, tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst werk bij een andere klant van [verweerster] moeten aanvaarden.
Wettelijke verhoging
4.7.
Omdat de salarisbetalingen vanaf 1 oktober 2019 niet op tijd zijn betaald heeft [verzoekster] in principe recht op de wettelijke verhoging. In dit geval ziet de kantonrechter aanleiding om deze verhoging te matigen tot 10%. [verweerster] heeft in haar verweerschrift toegezegd dat in het geval zij gehouden is het salaris te betalen zij dat terstond en (indien nodig) met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2019 zal doen.
Ter beschikking stellen van telefoon en auto
4.8.
[verzoekster] heeft verzocht om de terbeschikkingstelling van de telefoon en de auto uit de BMW 1‑serie. Deze zaken moet [verweerster] ter beschikking stellen voor het verrichten van werkzaamheden. Het staat vast dat tussen partijen vanaf 1 oktober 2019 een arbeidsovereenkomst bestaat en dat [verzoekster] sindsdien geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten. Hoewel [verzoekster] in haar verzoekschrift heeft toegezegd dat zij zich voor werkzaamheden beschikbaar zal houden, ligt het niet in de rede dat [verweerster] op korte termijn werk voor haar zal vinden. Rekening houdend met de redelijkheid en billijkheid zal dit verzoek daarom worden afgewezen.
Subsidiaire verzoeken van [verzoekster]
4.9.
Omdat geen sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst en de primaire verzoeken voor het grootste gedeelte kunnen worden toegewezen komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de subsidiaire verzoeken van [verzoekster] .
Voorwaardelijk tegenverzoek
4.10.
Omdat de kantonrechter oordeelt dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, wordt niet toegekomen aan het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verweerster] tot betaling van de volledige proceskosten.
Proceskosten
4.11.
Omdat [verweerster] in de verzoeken van [verzoekster] voor het grootste gedeelte ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [verzoekster] . De kosten van [verzoekster] worden begroot op:
- griffierecht € 486,00
- salaris gemachtigde €
1.442,00(2 punten x tarief € 721,00)
Totaal € 1.928,00
De wettelijke rente wordt ook toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat er tussen [verzoekster] en [verweerster] een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar tot stand is gekomen;
5.2.
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoekster] te voldoen het overeengekomen salaris van € 6.800,00 (bruto) per maand, vanaf 1 oktober 2019 tot de dag dat de dienstbetrekking geëindigd zal zijn;
5.3.
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoekster] te verstrekken de salarisspecificaties vanaf 1 oktober 2019, waarin de betalingen, zoals toegewezen in 5.2, zijn verwerkt;
5.4.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente over het onder 5.2 toegewezen aan [verzoekster] toekomende salaris over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019, alsmede tot betaling van verdere wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van verdere loontermijnen tot de betaling;
5.5.
veroordeelt [verweerster] om de proceskosten van [verzoekster] te betalen, tot deze beschikking begroot op € 1.928,00, waarvan € 1.442,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking tot de betaling;
5.6.
verklaart de onderdelen 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2020.