ECLI:NL:RBMNE:2020:2551

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/556
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Belastingdienst / Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 2 april 2020, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 12 januari 2020 was genomen, maar het bezwaarschrift was pas op 22 oktober 2018 door de Belastingdienst ontvangen. Dit was te laat, aangezien het bezwaarschrift uiterlijk op 15 september 2017 ingediend had moeten worden. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn is, die niet kan worden verlengd zonder verschoonbare omstandigheden.

Eiser voerde aan dat hij tijdig bezwaar had gemaakt en dat er bij de verzending iets fout was gegaan. Daarnaast gaf hij aan dat hij geopereerd was, wat hem zou hebben belet om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiser, maar oordeelt dat dit geen geldige reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. De verantwoordelijkheid om op tijd bezwaar te maken ligt bij eiser, en hij heeft geen bewijs geleverd dat het bezwaarschrift wel tijdig was ingediend.

De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 12 januari 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 35 van de Awir).
3. In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 4 augustus 2017. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 15 september 2017 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 22 oktober 2018. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Verweerder heeft aan eiser gevraagd waarom hij het bezwaarschrift na de termijn heeft ingediend. Eiser zegt dat hij niet te laat is, omdat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat er bij de verzending waarschijnlijk iets fout is gegaan. Daarnaast geeft eiser aan dat hij geopereerd is en daarom te laat is.
5. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, is de rechtbank van oordeel dat dit geen geldige reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd bezwaar te maken, of dat voor hem te laten doen. Daarnaast heeft eiser geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat het bezwaarschrift wel tijdig is ingediend. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn van openbare orde is, die ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het bezwaar zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier, op 2 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.