ECLI:NL:RBMNE:2020:2542

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
16/041554-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op stiefzoon met mes

Op 14 februari 2020 heeft verdachte, de stiefvader van het slachtoffer, geprobeerd zijn stiefzoon te doden door hem meermalen met een mes te steken. De rechtbank heeft op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie had een lagere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, een zwaardere straf rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van de geweldshandelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 5.055,94, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de benadeelde partij. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/041554-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats] , [adres]
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat, mr. A.J. van der Velden, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
(primair)
op 14 februari 2020 in [woonplaats] heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, door hem met een mes (meerdere malen) in de rug en/of het (boven)been en/of in de hand te steken en/of te snijden;
(subsidiair)
Op 14 februari 2020 in [woonplaats] zijn stiefzoon [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe heeft gebracht, door hem met een mes (meerdere malen) in de rug en/of het (boven)been en/of in de hand te steken en/of te snijden;
(meer subsidiair)
Op 14 februari 2020 in [woonplaats] heeft geprobeerd zijn stiefzoon [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem met een mes (meerdere malen) in de rug en/of het (boven)been en/of in de hand te steken en/of te snijden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde, omdat het dossier onvoldoende informatie bevat over bijvoorbeeld de hoeveelheid kracht waarmee verdachte gestoken heeft en de diepte van de wond. Hierdoor kan niet vastgesteld worden of de handelingen van verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. De raadsman acht het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft op 15 februari 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan
opgemaakte proces-verbaal van aangifte,onder meer het volgende verklaard:
Ik woon samen met mijn stiefvader te [woonplaats] . Op 14 februari 2012 werd ik wakker. [2]
Ik hoorde dat hij
(de rechtbank begrijpt: verdachte)zei dat ik een slechte broer was waardoor ik boos werd. Ik sloeg mijn stiefvader met rechtervuist met kracht tegen zijn gezicht. Ik zag dat hij daarop naar de keuken rende, een lade opende en een vleesmes pakte. Ik weet zeker dat dit een vleesmes is door de brede structuur. Ik denk dat deze minimaal 15 centimeter lang was, zonder het handvat meegerekend. Ik zag dat het een stalen mes met zwart handvat was. Ik zag dat hij stekende bewegingen maakte naar mij. Ik zag dat mijn stiefvader bovenhands richting mijn hoofd stak over mijn moeder heen. Ik had echt het idee dat hij mij dood wilde maken omdat hij mijn hoofd probeerde te raken en de vastberaden blik waarmee hij naar mij keek. Ik raakte met mijn stiefvader in een worsteling waardoor wij samen op de grond kwamen. Hij bleef op mij in proberen te steken en ik zag dat hij mij in mijn rug raakte. Op een gegeven moment zag ik kans om op te staan en het huis uit te rennen via de voordeur. Daar bekeek ik mijn lichaam en zag dat ik bloedde. Ik zag dat ik ook was gestoken in mijn rechterbovenbeen. [3]
[getuige] is op 14 februari 2020
als getuige gehoorden heeft onder meer het volgende verklaard (zoals blijkt uit het van het verhoor opgemaakte
proces-verbaal):
Ik zag dat mijn stiefvader boos werd. Ik zag dat mijn stiefvader naar de keuken liep en daar een mes pakte. Ik zag dat dit een vleesmes van ongeveer 20 à 30 centimeter was. Ik zag dat mijn stiefvader het mes in zijn hand had. Ik zag dat de punt van het mes naar ons toe wees. Ik zag dat de arm van mijn stiefvader gestrekt naar beneden was. Ik zag dat mijn stiefvader onze kant op liep. Ik zag dat mijn stiefvader probeerde naar mijn broer met het mes uit te halen. Ik zag dat mijn stiefvader dichter bij mijn broer kwam. Ik zag dat ze beide op de grond vielen. Ik zag dat het mes nog steeds in de hand van mijn stiefvader zat. Ik zag dat mijn broer gestoken werd. Ik zag dat mijn stiefvader mijn broer stak. Ik zag dat mijn broer vol in zijn rug door het mes gestoken werd. [4] Ik zag dat er een twijfel bij mijn stiefvader was om het mes te gebruiken. Ik zag namelijk mijn stiefvader eerst naar het mes kijken voor hij met het mes uithaalde in de richting van mijn broer. Ik zag dus dat het mes in de rug van mijn broer ging. [5]
In een op 14 februari 2020 opgemaakt
proces-verbaal van bevindingen, schrijft verbalisant [verbalisant 1] onder meer:
Ik zag dat de zwarte spijkerbroek aan het rechterbeen was gescheurd ter hoogte van de knie. Deze scheur was ongeveer 15 centimeter lang en deze liep verticaal. Ik zag dat er wond aan de binnenkant van zijn rechterknie zat, ik herken ambtshalve deze wond als een steekwond. Ik zag verder dat allemaal bloed rondom zijn rechterknie zat. Ik hoorde van het slachtoffer dat hij ook nog was gestoken op zijn rug. Ik zag dat hij zijn trui omhoog deed en ik zag een wond waar bloed uit kwam aan de rechterkant van zijn rug. Ik zag dit ongeveer een wond van 2 a 3 centimeter groot was, dit betrof een verticale wond waar ook bloed uit kwam. Ik heb van beide verwondingen een tweetal foto's gemaakt en die als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. [6]
Op een foto die als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen is gevoegd, is de blote rug van een persoon te zien met daarop een steekwond ter hoogte van de borstkas. [7]
In een op 14 februari 2020 opgemaakt proces-verbaal van bevindingen schrijft verbalisant [verbalisant 2] onder meer:
Op 14 februari 2020 kwam ik ter plaatse bij het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer 3 steekwonden had op zijn lichaam. Ik zag dat het slachtoffer gestoken was in zijn rug, zijn rechterbeen en aan zijn linkerhand. [8]
V.d. Werf, arts, verbonden aan Amsterdam UMC locatie AMC, heeft op 15 februari 2020 in
geneeskundige verklaring over [slachtoffer]onder meer geschreven:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
1. Steekwond thorax & been;
2. Pneumothorax;
3. Vocht in buik. [9]
Verdachte heeft
ter terechtzitting van 19 juni 2020onder meer het volgende verklaard:
Ik kreeg een klap van mijn stiefzoon en op dat moment had ik mijzelf niet meer onder controle. Ik bedoel daarmee dat ik mijzelf niet meer in de hand had. Ik heb uit blinde woede uit de keukenla een mes gepakt en ben toen schijnbaar op hem afgelopen. Het was een groot mes. Ik weet dat ik een beweging met het mes maakte. Ik weet dat ik mijn hand omhoog haalde en het mes neerhaalde. Het was een steekbeweging van bovenaf. Ik weet niet hoe vaak ik heb gestoken. We waren aan het trekken en aan het duwen.
In het dossier bevindt zich een schriftelijk bescheid in de vorm van een fotografische afbeelding. Op die afbeelding is het koksmes te zien dat verdachte bij de steekpartij heeft gebruikt, naast een liniaal. Te zien is dat dit mes een totale lengte heeft van ongeveer 34 centimeter en een lemmet heeft van ongeveer 20 centimeter. [10]
Bewijsoverwegingen
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de volgende gang van zaken:
  • Op 14 februari 2020 heeft er in het huis van verdachte in [woonplaats] tussen verdachte en aangever een incident plaatsgevonden;
  • Nadat verdachte door aangever éénmaal is geslagen, heeft verdachte woedend gereageerd. Hij is de keuken ingestapt en heeft een groot mes uit de keukenla gepakt en is vervolgens op aangever afgelopen;
  • Verdachte heeft daarna, onder andere tijdens een worsteling, met het mes meerdere stekende bewegingen gemaakt, waarbij verdachte aangever in zijn rug heeft gestoken ter hoogte van de borstkas van de aangever;
  • Na het incident voelde aangever dat hij bloedde en zag hij dat hij in rug en been gestoken was;
  • Uit de medische verklaring die is opgesteld door de arts blijkt dat aangever meerdere steekverwondingen en een klaplong heeft opgelopen.
Conclusie
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met een mes richting de borstkas van aangever heeft gestoken. Daarbij heeft hij aangever ter hoogte van zijn borstkas in zijn rug en in zijn bovenbeen geraakt en daardoor heeft aangever letsel opgelopen.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm – opzet had op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte vol opzet had op de dood van aangever, maar wel dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier primair ten laste gelegd de dood van aangever – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
In het licht van bovenstaand kader wordt het volgende overwogen. Zowel aangever als getuige [getuige] hebben verklaard dat verdachte met een mes van minimaal vijftien centimeter meerdere keren richting aangever heeft gestoken, waardoor aangever onder andere in zijn borstkas is geraakt. Uit het dossier blijkt dat het mes nog groter was en een lemmet had van 20 centimeter. Verdachte heeft bekend dat hij met dit grote mes richting aangever heeft gestoken. Het steken gebeurde volgens verdachte uit pure woede. Verdachte heeft aangever meerdere keren geraakt, waardoor aangever gewond is geraakt. Als gevolg van een van deze steekverwondingen heeft aangever een klaplong opgelopen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat zijn stiefvader twijfelde om het mes te gebruiken, maar uiteindelijk heeft uitgehaald richting aangever. Daarnaast zag aangever dat verdachte tijdens het steken een vastberaden blik had in zijn ogen. De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaringen van aangever en getuige [getuige] te twijfelen, omdat de verklaring van getuige [getuige] steun vindt in de verklaring van aangever, en zowel aangever als getuige [getuige] bij de politie helder en consistent hebben verklaard.
De geweldshandelingen van verdachte, waaronder het met een groot en scherp mes steken ter hoogte van de borstkas van aangever levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer op. Het behoeft geen betoog dat de borstkas - door de zich daar bevindende vitale organen - een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Deze geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt. Daarbij is van belang dat het een gerichte actie van verdachte was tegen aangever, zo blijkt onder meer uit de verklaring van getuige [getuige] . Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, namelijk het pakken van een groot mes en daarmee tijdens een worsteling steken richting de borstkas van aangever, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever dodelijk zou kunnen verwonden.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hierna onder 5 omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 14 februari 2020 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes meermalen, in de rug en in het bovenbeen en in de hand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het advies van Reclassering Nederland van 10 juni 2020. Daarnaast vordert de officier van justitie als bijzondere voorwaarde primair dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in het centrum van Almere, subsidiair dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 300 meter van de woning van aangever.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het verzocht een taakstraf voor de duur van 240 uren op te leggen en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf straf met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn stiefzoon. Hij heeft hem meerdere malen met een groot en scherp mes gestoken, en zich daarmee zo agressief gedragen dat zijn stiefzoon het leven had kunnen verliezen. Het opzettelijk benemen van iemands leven dan wel de poging daartoe, is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het hoogste rechtsgoed, het recht op leven.
Dat het slachtoffer niet dodelijk gewond is geraakt, is niet aan verdachte te danken. Aan het geweld kwam pas een einde nadat het slachtoffer de woning wisten te ontvluchten en zichzelf in veiligheid wist te brengen.
De rechtbank overweegt dat het incident zich af heeft gespeeld in de woning van het slachtoffer. Dit is bij uitstek een omgeving waar het slachtoffer zich juist veilig zou moeten kunnen voelen. Bovendien is de poging tot doodslag gepleegd door zijn stiefvader, een van de personen waarmee hij een gezin vormde zodat verdachte juist zorg en veiligheid had moeten bieden. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Dat het handelen van verdachte grote impact heeft op het slachtoffer, die nog steeds met de (traumatische) gevolgen daarvan wordt geconfronteerd, blijkt uit het ter zitting door hem uitgeoefende spreekrecht.
Persoon van verdachte
Uit de stukken in het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt dat verdachte al lange tijd onder grote spanning stond als gevolg van een complexe gezinssituatie en zijn drukke baan. Verdachte had de neiging om met harde hand te reageren op conflicten die zich binnen de gezinssituatie voordeden. De rechtbank heeft op basis van hetgeen verdachte heeft verklaard echter niet kunnen vaststellen wat zich precies in het hoofd van verdachte heeft afgespeeld op het moment dat hij besloot zijn stiefzoon met een groot mes meerdere malen te steken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een uittreksel uit het op naam van verdachte gestelde Justitieel Documentatieregister van 12 mei 2020, waaruit blijkt dat hij in 2004 voor een mishandeling is veroordeeld. Dit feit heeft echter lang geleden plaatsgevonden, waardoor de rechtbank daarop niet in het nadeel van de verdachte acht zal slaan.
- een rapport van Reclassering Nederland van 10 juni 2020, waarin de reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op voorgaande overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van een aanzienlijke duur recht doet aan het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld. De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke zin op te leggen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is passend en geboden en strekt bovendien als duidelijk signaal naar anderen. In het licht van wat omtrent de persoon van verdachte naar voren is gebracht, heeft te gelden dat aan de door de reclassering benoemde aandachtsgebieden in het kader van verdachtes eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling te zijner tijd aandacht kan worden besteed.
Al met al acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- Mes, vleesmes, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582881.
De officier van justitie heeft gevorderd tot teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- Apple iPhone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582880.
- trui, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582887;
- spijkerbroek, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582919.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd tot teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- trui, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ25895;
- iPhone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2583006;
- broek, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582896;
- schoenen, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582889;
- Honor smartphone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ258300.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslagen genomen voorwerpen, zoals hierboven bij 9.1 is vermeld, verbeurd te verklaren of terug te geven aan de rechthebbende conform de eis van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten: het mes, vleesmes, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582881, verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezenverklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave aan verdachte gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- Apple iPhone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582880.
- trui, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582887;
- spijkerbroek, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582919.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- trui, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ25895;
- Iphone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2583006;
- broek, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582896;
- schoenen, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582889;
- Honor smartphone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ258300;
aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.055,94. Dit bedrag bestaat uit € 55,94 materiële schade en € 10.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding met betrekking tot de immateriële schade slechts voor de helft kan worden toegewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering met betrekking tot de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 55,94.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat de advocaat van de benadeelde partij tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft aangevoerd dat de genezing van het letsel niet binnen de verwachte vier weken heeft plaatsgevonden en aangever pas op 26 juni 2020 een afspraak heeft bij de longpoli in het ziekenhuis voor nader onderzoek. Het is voor de advocaat van de benadeelde partij om die reden niet mogelijk een nadere onderbouwing van de geleden immateriële schade te geven. De rechtbank overweegt dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de vraag wat de uiteindelijke immateriële gevolgen van het strafbare feit voor het slachtoffer zullen zijn. De rechtbank stelt vast dat echter duidelijk is geworden dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden en schat deze immateriële schade op ten minste € 5.000,00 euro. De rechtbank zal daarom de vordering met betrekking tot de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00. De rechtbank zal de benadeelde partij in de rest van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren, zodat de benadeelde partij de mogelijkheid heeft het overige deel bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
Conclusie
Dit brengt de door verdachte te vergoeden schade in totaal op € 5.055,94, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag van volledige betaling. De benadeelde partij wordt voor het overige niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 600,00.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.055,94 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
-verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 mes, vleesmes, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582881;
-gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • Apple iPhone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582880;
  • trui, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582887;
  • spijkerbroek, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582919;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • trui, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ25895;
  • iPhone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2583006;
  • broek, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582896;
  • schoenen, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ2582889;
  • Honor smartphone, voorwerpnummer: PL0900-2020047125-GZ258300;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag van € 5.055,94, bestaande voor een bedrag van € 55,94 uit materiële schade en voor een bedrag van € 5.000 uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering zoals omschreven in rubriek 8 en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 600,00;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.055,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. de Weijer, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.M. Weyers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2020.
Mrs. De Weijer en Weyers zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de rug en/of in het (boven)been en/of in de hand, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, aan [slachtoffer] , een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een klaplong en/of een steekwond en/of een snijwond en/of letsel waarvoor meerdere hechtingen nodig waren om de wond te dichten en/of een blijvend litteken op de rug en/of het (boven)been, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of in het (boven)been en/of in de hand, in elk geval in het lichaam, te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of in het (boven)been en/of in de hand, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 februari 2020, genummerd 2020047125, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 94. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 68.
3.Pagina 69.
4.Pagina 49.
5.Pagina 50.
6.Pagina 36.
7.Pagina 37.
8.Pagina 39.
9.Pagina 79.
10.Pagina 75.