4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft op 15 februari 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan
opgemaakte proces-verbaal van aangifte,onder meer het volgende verklaard:
Ik woon samen met mijn stiefvader te [woonplaats] . Op 14 februari 2012 werd ik wakker.
Ik hoorde dat hij
(de rechtbank begrijpt: verdachte)zei dat ik een slechte broer was waardoor ik boos werd. Ik sloeg mijn stiefvader met rechtervuist met kracht tegen zijn gezicht. Ik zag dat hij daarop naar de keuken rende, een lade opende en een vleesmes pakte. Ik weet zeker dat dit een vleesmes is door de brede structuur. Ik denk dat deze minimaal 15 centimeter lang was, zonder het handvat meegerekend. Ik zag dat het een stalen mes met zwart handvat was. Ik zag dat hij stekende bewegingen maakte naar mij. Ik zag dat mijn stiefvader bovenhands richting mijn hoofd stak over mijn moeder heen. Ik had echt het idee dat hij mij dood wilde maken omdat hij mijn hoofd probeerde te raken en de vastberaden blik waarmee hij naar mij keek. Ik raakte met mijn stiefvader in een worsteling waardoor wij samen op de grond kwamen. Hij bleef op mij in proberen te steken en ik zag dat hij mij in mijn rug raakte. Op een gegeven moment zag ik kans om op te staan en het huis uit te rennen via de voordeur. Daar bekeek ik mijn lichaam en zag dat ik bloedde. Ik zag dat ik ook was gestoken in mijn rechterbovenbeen.
[getuige] is op 14 februari 2020
als getuige gehoorden heeft onder meer het volgende verklaard (zoals blijkt uit het van het verhoor opgemaakte
proces-verbaal):
Ik zag dat mijn stiefvader boos werd. Ik zag dat mijn stiefvader naar de keuken liep en daar een mes pakte. Ik zag dat dit een vleesmes van ongeveer 20 à 30 centimeter was. Ik zag dat mijn stiefvader het mes in zijn hand had. Ik zag dat de punt van het mes naar ons toe wees. Ik zag dat de arm van mijn stiefvader gestrekt naar beneden was. Ik zag dat mijn stiefvader onze kant op liep. Ik zag dat mijn stiefvader probeerde naar mijn broer met het mes uit te halen. Ik zag dat mijn stiefvader dichter bij mijn broer kwam. Ik zag dat ze beide op de grond vielen. Ik zag dat het mes nog steeds in de hand van mijn stiefvader zat. Ik zag dat mijn broer gestoken werd. Ik zag dat mijn stiefvader mijn broer stak. Ik zag dat mijn broer vol in zijn rug door het mes gestoken werd.Ik zag dat er een twijfel bij mijn stiefvader was om het mes te gebruiken. Ik zag namelijk mijn stiefvader eerst naar het mes kijken voor hij met het mes uithaalde in de richting van mijn broer. Ik zag dus dat het mes in de rug van mijn broer ging.
In een op 14 februari 2020 opgemaakt
proces-verbaal van bevindingen, schrijft verbalisant [verbalisant 1] onder meer:
Ik zag dat de zwarte spijkerbroek aan het rechterbeen was gescheurd ter hoogte van de knie. Deze scheur was ongeveer 15 centimeter lang en deze liep verticaal. Ik zag dat er wond aan de binnenkant van zijn rechterknie zat, ik herken ambtshalve deze wond als een steekwond. Ik zag verder dat allemaal bloed rondom zijn rechterknie zat. Ik hoorde van het slachtoffer dat hij ook nog was gestoken op zijn rug. Ik zag dat hij zijn trui omhoog deed en ik zag een wond waar bloed uit kwam aan de rechterkant van zijn rug. Ik zag dit ongeveer een wond van 2 a 3 centimeter groot was, dit betrof een verticale wond waar ook bloed uit kwam. Ik heb van beide verwondingen een tweetal foto's gemaakt en die als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Op een foto die als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen is gevoegd, is de blote rug van een persoon te zien met daarop een steekwond ter hoogte van de borstkas.
In een op 14 februari 2020 opgemaakt proces-verbaal van bevindingen schrijft verbalisant [verbalisant 2] onder meer:
Op 14 februari 2020 kwam ik ter plaatse bij het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer 3 steekwonden had op zijn lichaam. Ik zag dat het slachtoffer gestoken was in zijn rug, zijn rechterbeen en aan zijn linkerhand.
V.d. Werf, arts, verbonden aan Amsterdam UMC locatie AMC, heeft op 15 februari 2020 in
geneeskundige verklaring over [slachtoffer]onder meer geschreven:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
1. Steekwond thorax & been;
2. Pneumothorax;
3. Vocht in buik.
Verdachte heeft
ter terechtzitting van 19 juni 2020onder meer het volgende verklaard:
Ik kreeg een klap van mijn stiefzoon en op dat moment had ik mijzelf niet meer onder controle. Ik bedoel daarmee dat ik mijzelf niet meer in de hand had. Ik heb uit blinde woede uit de keukenla een mes gepakt en ben toen schijnbaar op hem afgelopen. Het was een groot mes. Ik weet dat ik een beweging met het mes maakte. Ik weet dat ik mijn hand omhoog haalde en het mes neerhaalde. Het was een steekbeweging van bovenaf. Ik weet niet hoe vaak ik heb gestoken. We waren aan het trekken en aan het duwen.
In het dossier bevindt zich een schriftelijk bescheid in de vorm van een fotografische afbeelding. Op die afbeelding is het koksmes te zien dat verdachte bij de steekpartij heeft gebruikt, naast een liniaal. Te zien is dat dit mes een totale lengte heeft van ongeveer 34 centimeter en een lemmet heeft van ongeveer 20 centimeter.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de volgende gang van zaken:
- Op 14 februari 2020 heeft er in het huis van verdachte in [woonplaats] tussen verdachte en aangever een incident plaatsgevonden;
- Nadat verdachte door aangever éénmaal is geslagen, heeft verdachte woedend gereageerd. Hij is de keuken ingestapt en heeft een groot mes uit de keukenla gepakt en is vervolgens op aangever afgelopen;
- Verdachte heeft daarna, onder andere tijdens een worsteling, met het mes meerdere stekende bewegingen gemaakt, waarbij verdachte aangever in zijn rug heeft gestoken ter hoogte van de borstkas van de aangever;
- Na het incident voelde aangever dat hij bloedde en zag hij dat hij in rug en been gestoken was;
- Uit de medische verklaring die is opgesteld door de arts blijkt dat aangever meerdere steekverwondingen en een klaplong heeft opgelopen.
Conclusie
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met een mes richting de borstkas van aangever heeft gestoken. Daarbij heeft hij aangever ter hoogte van zijn borstkas in zijn rug en in zijn bovenbeen geraakt en daardoor heeft aangever letsel opgelopen.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm – opzet had op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte vol opzet had op de dood van aangever, maar wel dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier primair ten laste gelegd de dood van aangever – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
In het licht van bovenstaand kader wordt het volgende overwogen. Zowel aangever als getuige [getuige] hebben verklaard dat verdachte met een mes van minimaal vijftien centimeter meerdere keren richting aangever heeft gestoken, waardoor aangever onder andere in zijn borstkas is geraakt. Uit het dossier blijkt dat het mes nog groter was en een lemmet had van 20 centimeter. Verdachte heeft bekend dat hij met dit grote mes richting aangever heeft gestoken. Het steken gebeurde volgens verdachte uit pure woede. Verdachte heeft aangever meerdere keren geraakt, waardoor aangever gewond is geraakt. Als gevolg van een van deze steekverwondingen heeft aangever een klaplong opgelopen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat zijn stiefvader twijfelde om het mes te gebruiken, maar uiteindelijk heeft uitgehaald richting aangever. Daarnaast zag aangever dat verdachte tijdens het steken een vastberaden blik had in zijn ogen. De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaringen van aangever en getuige [getuige] te twijfelen, omdat de verklaring van getuige [getuige] steun vindt in de verklaring van aangever, en zowel aangever als getuige [getuige] bij de politie helder en consistent hebben verklaard.
De geweldshandelingen van verdachte, waaronder het met een groot en scherp mes steken ter hoogte van de borstkas van aangever levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer op. Het behoeft geen betoog dat de borstkas - door de zich daar bevindende vitale organen - een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Deze geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt. Daarbij is van belang dat het een gerichte actie van verdachte was tegen aangever, zo blijkt onder meer uit de verklaring van getuige [getuige] . Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, namelijk het pakken van een groot mes en daarmee tijdens een worsteling steken richting de borstkas van aangever, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever dodelijk zou kunnen verwonden.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hierna onder 5 omschreven.